Inhoudsopgave Inleiding 3 De context 4 Het probleem 5 De theorie 6 Het advies 9 Bronvermelding 11
Inleiding
In dit adviesrapport wordt een advies gegeven aan een persoon die een cultuurprobleem ervaart. Aan de hand van de dimensies gebaseerd op Hofstede zal er een advies worden gevormd voor het ervaren probleem in een culturele setting. Dit advies zal gegeven worden, na de toelichting van de theorie van de passende dimensie van Hofstede bij het desbetreffende culturele probleem. Op deze manier wordt de cultuur verklaard en zou deze beter begrepen kunnen worden. Alvorens de cultuur begrepen te hebben, kan een onderbouwend advies de geinterviewde helpen omgaan met het probleem.
De opdracht en het advies bestaan uit een filmpje van 10 minuten. In dit filmpje wordt een interview gehouden met iemand die een cultureel probleem ervaart. In het begin van het filmpje wordt duidelijk gemaakt wat het doel is van het gesprek; het uitbrengen van een advies. Eerst stelt de geinterviewde zichzelf voor. Vervolgens vraagt de interviewer naar het probleem. De geinterviewde ligt het probleem toe. De interviewer vat het probleem samen en verheldert dit zonodig door middel van doorvragen. Vervolgens verklaart de interviewer het probleem aan de hand van, in dit geval, de theorie van Hofstede. Dit verheldert de situatie voor de geinterviewde. Aan de hand daarvan wordt een manier besproken om met het probleem om te gaan, ookwel een advies genoemd.
Dit adviesrapport is een aanvulling op het filmpje. De toegepaste theorie wordt hierin nader toegelicht. Er zal één dimensie van Hofstede uitgelicht worden om het probleem in te kunnen plaatsen en te kunnen verklaren.
De volgende onderwerpen komen in de hoofdstukken opeenvolgend aan de orde: context van het probleem, het ervaren probleem, de theorie van Hofstede en het gegeven advies voor de betrokkenen om met het probleem om te kunnen gaan.
De context
In dit hoofdstuk wordt de geinterviewde voorgesteld en de context omschreven waarin het probleem zich bevindt.
De geïnterviewde is Richard van Daalen, 61 jaar, woonachtig in Den Haag. Hij werkt bij de stichting ‘Ouder en school plus’ als vrijwilliger. Richard is gepensioneerd en heeft 40 jaar bij de verzekeringsmaatschappij de ‘Nationale Nederlanden’ gewerkt. Hij vindt het belangrijk zijn steentje bij te dragen aan de maatschappij wat hij doet door het ondersteunen van allochtone moeders bij het leren van de Nederlandse taal. Deze moeders zijn afkomstig uit verschillende landen: Roemenië, Turkije, China en Indonesië. Richard geeft twee ochtenden in de week les. Hij ondersteunt de moeders ook in het begrijpend lezen. Echter ervaart Richard een aantal problemen in zijn werk. Een probleem is het trage leerproces en de lage leercurve van de moeders. Dit probleem wordt verderop nader toegelicht.
De stichting Ouder en school plus beoogt : ‘Een Nieuwe Formule voor Ouderparticipatie en Ouderbetrokkenheid. Een cursus voor moeders die aan hun eigen ontwikkeling willen werken; tegelijk bouwen zij aan een goede toekomst van hun kinderen’ (Ouder en school plus, z.d.).
‘Ouder en school plus: * ondersteunt allochtone moeders in hun dagelijkse strijd met hetNederlands. Ze voelen zich meer vrij om naar buiten te treden. * genereert ouderbetrokkenheid waardoor de prestaties van de kinderen bewezen positief worden beïnvloed. * stimuleert ouderparticipatie. De cursisten zijn nu actief betrokken bij het wel en wee van hun kinderen op school. * behandelt problemen en geeft antwoord op vragen waarmee moeders op het gebied van de opvoeding en gezondheid van hun kinderen en henzelf geconfronteerd worden. * is een opstapcursus voor de officiële inburgeringcursussen. Training voor de examens ‘Kennis van de Nederlandse Samenleving’ (KNS) en ‘Onderwijs, Gezondheid en Opvoeding’ (OGO). * verbetert het zelfbeeld van de deelnemende moeders, wat leidt tot hunempowerment en emancipatie en daarmee tot vergroting van hun kansen op de arbeidsmarkt. Cursisten stromen door naar een opleiding of naar een cursus richting werk, bijvoorbeeld een cursus van Stichting Jasmin. * genereert maatschappelijke participatie. Sociale cohesie is van essentieel belang voor de toekomst van de kinderen. * is gratis voor de doelgroep (Ouder en school plus, z.d.).
Op de officiële website van Ouder en school plus (z.d.) wordt omschreven dat de stichting het doel heeft om de cursisten zelfverzekerder te laten voelen over het opvoeden van hun kinderen. Als tweede heeft de stichting als doel om de cursisten ondersteund te laten voelen op het gebied van een gezondere levenswijze met betrekking tot henzelf en hun kinderen. Tot slot is het maken van connecties een belangrijk doel . De cursisten komen bijvoorbeeld bij elkaar thuis en doen dingen samen.
Het probleem
In dit Hoofdstuk wordt het probleem beschreven dat de geinterviewde ervaart in zijn werk. Dit probleem vindt plaats in een culturele setting.
Het probleem dat zich voordoet is het vertraagde leerproces van de cursisten. De cursisten zijn moeders afkomstig uit verschillende landen en zullen de Nederlandse taal moeten beheersen als een vereiste voor een verblijfsvergunning. Zij moeten een toets voltooien die afgenomen wordt doormiddel van een automatisch spraakgestuurde computer. De uitslag van deze toets bepaalt of zij de Nederlandse taal voldoende beheersen.
Het probleem dat Richard ervaart is het lage resultaat die de lessen opleveren. Dit wordt volgens hem veroorzaakt doordat de cursisten thuis het geleerde niet toepassen, maar in hun moedertaal spreken tegen hun kinderen en hun man. De reden heeft hij met hen besproken. De moeders zijn erg druk in het huishouden en met het verzorgen van de kinderen. Zij hebben geen tijd en energie om daarnaast in alle drukte Nederlands te gaan praten tegen hun man en kinderen. Ook hun man ziet het belang niet in van het Nederlands spreken thuis. Dit komt doordat zij vaak geen cursus Nederlands volgen, omdat zij zich soms schamen tegenover hun vrouw en vrienden. Dit resulteert in een lage leercurve onder de moeders, omdat zij de Nederlandse taal op deze manier niet eigen kunnen maken.
Uit het bovenstaande probleem vloeien veel andere problemen voort. De overheid stuurt regelmatig brieven waar belangrijke informatie in staat over hun verblijf. De moeders kunnen dit niet lezen. Zelfs als deze brief vertaald wordt ontbreekt het alsnog aan het begrijpend lezen.
Een volgende probleem is het voltooien van de toets als vereiste voor een verblijfsvergunning. Doordat het een automatisch spraakgestuurde toets is, is er geen flexibiliteit in het interpreteren van de cursisten. Vooral de Chinese moeders in de les van Richard hebben last van het uitspreken van bepaalde klanken. Als zij de toets afleggen weten zij het goede antwoord wel, maar herkent de computer het niet als een goed antwoord, vanwege het accent van de cursist. Dit is heel kwalijk, omdat een computer dit niet herkent. Zo zakken ze keer op keer voor de toets (Van Daalen, 2014).
De theorie
In dit hoofdstuk wordt de relevante theorie toegelicht die van toepassing is op het probleem dat Van Daalen (2014) omschrijft. De theorie is gebaseerd op het boek: ‘Allemaal andersdenkenden’ van Hofstede & Hofstede (2009). De dimensie masculiniteit- femininiteit die van toepassing is op het probleem, wordt nader toegelicht.
‘Het uitgangspunt voor het oplossen van problemen die uit cultuurverschillen ontstaan is volgens Hofstede & Hofstede (2009) het onderkennen en begrijpen van verschillen in denkwijzen (blz. 18).
Zij omschrijven in hun boek wat cultuurverschillen betekenen voor onze persoonlijkheid, onze gezondheid, ons gezinsleven, ons onderwijs, ons werk, onze overheid en voor de dingen waar we in geloven. Iets aanleren is makkelijker dan iets afleren. Het gedrag en de manier van denken van een mens worden aangeleerd in de loop van zijn/ haar leven. Een mens leert het makkelijkst in de kindertijd. Wel heeft de mens het vermogen om zich zelf te veranderen en aan te passen aan iets nieuws en onverwachtst. Het verleden van die persoon speelt een grote rol in het handelen van die persoon in toekomstige situaties (p. 18).
Hofstede & Hofstede (2009) onderscheiden twee soorten cultuur; cultuur één en cultuur twee. Volgens hun is cultuur één: ‘beschaving’ en ‘cultuur twee’:
‘… omvat ook alledaagse zaken zoals groeten, eten, het al dan niet tonen van gevoelens, het bewaren van een zekere fysieke afstand tot de anderen, het bedrijven van de liefde en het verzorgen van het lichaam’ (p.19).
Cultuur is aangeleerd en niet aangeboren en wordt onderling overgedragen aan elkaar. De manier waarop je uiting geeft aan je persoonlijkheid wordt beïnvloed door de cultuur (zie figuur 1.1). Cultuur wordt door Hofstede & Hofstede (2009) omschreven als:
‘…de collectieve mentale programmering die de leden van één groep of categorie mensen onderscheidt van die van de andere’ (p.19).
Figuur 1.1 Drie niveaus van mentale programmering (Hofstede & Hofstede, 2009, p.20)
Cultuurrelativisme laat ons zien dat er geen vaste normen zijn betreffende de cultuur van een land. Er is geen cultuur ‘hoogstaand’ of ‘laagstaand’ te noemen ten opzichte van elkaar. Dit wordt het ‘neutrale uitgangspunt’ genoemd. Ook kan er pas een oordeel over een andere cultuur uitgesproken worden als men zich in de verschillende culturen heeft verdiept.
De dimensie masculiniteit- femininiteit is één van de vijf dimensies van nationale culturen. Een land wordt masculiener beschouwd als het land: inkomen, erkenning, promotie en uitdaging relatief belangrijk vindt. Een land wordt feminiener beschouwd als men deze onderwerpen relatief onbelangrijk vindt en juist: chef (goede werkrelatie met de directe chef), samenwerking, woonomgeving en zekerheid relatief belangrijker vindt. Dit is de enige dimensie waarop mannen en vrouwen consequent verschillend scoren. Bij de dimensies: machtafstand, individualisme en onzekerheidsvermijding was tussen de antwoorden van mannen en vrouwen namelijk geen verschil te zien (Hofstede & Hofstede, 2009, p. 124).
Hofstede & Hofstede (2009) hanteren de volgende definities voor ‘masculien’ en ‘feminien’:
‘Een samenleving is masculien als emotionele sekserollen duidelijk gescheiden zijn: mannen worden geacht assertief en hard te zijn en gericht op materieel succes; vrouwen horen bescheiden en teder te zijn en vooral gericht op de kwaliteit van het bestaan.
Een samenleving is feminien als emotionele sekserollen elkaar overlappen: zowel mannen als vrouwen worden geacht bescheiden en teder te zijn en gericht op de kwaliteit van het bestaan’ (p. 128).
Er bestaat een masculiniteitsindex (MAS). Dit berekent de mate van masculiniteit binnen een land. Roemenië, Turkije, China en Indonesië scoren hierop relatief hoog vergeleken met Nederland. Voor een beeldvorming; Nederland heeft een MAS van 14, wat inhoudt dat de Nederlandse samenleving relatief gezien niet masculien is tegenover de hoogste MAS score van 110 van Slowakije. Roemenië heeft een score van 42, Turkije heeft een score van 45, Indonesië heeft een score van 46 en China heeft een score van 66 tegenover de score van Nederland. Nederland behoort tot de drie minst masculiene landen van de 74 gemeten landen en regio’s over de hele wereld (Hofstede & Hofstede, 2009, p. 129).
In dit adviesrapport wordt de focus gelegd op masculiniteit en femininiteit in het gezin. Opvallend is dat dit bepaald wordt door socialisatie. Dit houdt in dat meisjes en jongens geboren worden in een bepaalde samenleving en hun aangeleerde rol aannemen als vanzelfsprekend. Zij zijn gewend aan deze rol en de meeste willen geen andere rol. Dit verschil in rollen wordt pas zichtbaar als deze met andere landen vergeleken wordt. Het gezin bestaat uit twee ongelijke maar complementaire rollenparen: ouder- kind en man- vrouw. De verhouding ouder- kind behoort tot de dimensie ‘machtafstand’. Echter, de verhouding man- vrouw behoort tot de dimensie masculien- femininien. De machtafstand kan afgezet worden tegen masculiniteit. Er is hierin een groot verschil te zien tussen Nederland en Turkije, Indonesië en Roemenië. Nederland heeft een lage masculiniteit en een hoge femininiteit. Ook heeft Nederland een kleine machtafstand. Dat betekent dat vrouwen en mannen elkaar overlappen en er weinig sprake is van hiërarchie in Nederland. Ondanks het feit dat de andere drie landen hoger scoren op femininiteit dan op masculiniteit, is dit alsnog relatief erg laag vergelen met Nederland. Wel kennen deze drie landen een grote machtafstand. Er is veel meer sprake van een hiërarchise verhouding in deze landen. China staat lijnrecht tegenover Nederland en kent een grote machtafstand en heeft een hoge masculiniteit (Hofstede & Hofstede, 2009, p. 135).
Als we het onderwerp feminiene en masculiene samenlevingen; normen en gezin, verder uitwerken, dan duidt dit op de volgende verschillen:
Feminien:
* Relaties en levenskwaliteit belangrijk * Vrouwen en mannen moeten bescheiden zijn * Mannen en vrouwen mogen zacht zijn en gericht op relaties * In het gezin gaan zowel vader ska moeder over feiten en gevoelens * Jongens en meisjes mogen allebei huilen, maar geen van beiden mag vechten * Jongens en meisjes kiezen hun spelen om dezelfde redenen * Zelfde normen gelden voor bruiden en bruidegoms * Echtgenoten moeten net als vriendjes zijn
Masculien
* Uitdaging, salaris, erkenning en promotie belangrijk * Mannen moeten assertief, ambitieus en hard zijn * Vrouwen worden geacht zacht te zijn en gericht op relaties * In het gezin gaat vader over de feiten en moeder overde gevoelens * Meisjes huilen, jongens niet; jongens moeten terugvechten, meisjes moeten helemaal niet vechten * Jongens spelen om te wedijveren, meisjes om bij elkaar te zijn * Bruiden moeten kuis en ijverig zijn, bruidegoms niet * Echtgenoten moeten gezond, rijk en begripvol zijn; vriendjes moeten leuk zijn (Hofstede & Hofstede, 2009, p. 143)
Het advies
In dit hoofdstuk wordt een advies gegeven aan Richard van Daalen met als doel het beter om kunnen gaan met het probleem, door middel van het begrijpen van de cultuur. Het advies heeft betrekking op het probleem van de lage leercurve van de cursisten waar Richard Nederlandse taal aan doceert. Indirect is dit advies ook een advies aan zijn cursisten om zich te redden in de Nederlandse cultuur. Het advies is gebaseerd op de theorie van Hofman & Hofman (2009); masculiniteit en femininiteit in het gezin.
Geadviseerd wordt om de cursisten mee te nemen naar een Nederlandse thuissituatie door middel van ze thuis uit te nodigen. De allochtone vrouwen trekken veel met elkaar op, maar hebben hierdoor een minder goed beeld bij een Nederlandse thuissituatie.
Vanuit hun eigen cultuur is er sprake van een grotere masculiniteit. Dit uit zich in een moeder die het gehele huishouden en de verzorging van haar man en kinderen op zich neemt. Richard geeft aan dat de man voor het inkomen en onderdak zorgt en de vrouw voor een schoon huis en een gekookte maaltijd. De echtgenoot is in dit geval het symbool van het gezinsleven. De kinderen zijn gehoorzaam aan de ouders. De man heeft zijn reputatie hoog te houden in een masculien gezin en zou zich sneller kunnen schamen voor het volgen van een cursus Nederlands. De allochtone moeders zijn opgegroeid in deze rol en zien zichzelf als onderdanig aan hun man in de mannengeleide samenleving waar zij vandaan komen. Zij heeft het druk met haar rol. Het bovenstaande zorgt ervoor dat het Nederlands dat zij leert in de les bij Richard, niet thuis toegepast wordt. Samengevat; zij heeft het te druk met haar werkzaamheden thuis en haar man zal niet begrijpen en misschien niet accepteren dat er Nederlands gesproken gaat worden in huis, omdat hij deze taal zelf niet beheerst. Dit wordt door hem als een zwakte gezien in zijn harde en mannelijke karakter. De moeder ziet deze rolverdeling echter als vanzelfsprekend en accepteert dat thuis de moedertaal gesproken wordt. Het zou zelfs kunnen vanuit de theorie van Hofstede dat zij niet eens heeft voorgesteld om de moedertaal te veranderen naar het spreken van de Nederlandse taal thuis. Dit komt misschien niet in haar op, omdar haar cultuur en de daarbij behorende rolverdeling zo vanzelfsprekend is.
Door een kijkje te nemen bij Richard thuis, ervaren zij hoe het anders kan. Er wordt niks opgelegd en/ of veranderd. Het referentiekader van de allochtonen moeders wordt enkel verbreed. Door zich meer te integreren in de Nederlandse cultuur zouden zij de Nederlandse taal sneller eigen kunnen maken en dit zou kunnen resulteren in een positieve leercurve. Ook Richard krijgt op deze manier voldoening voor zijn input.
Ook wordt geadviseerd om de brieven die de cursisten ontvangen van de overheid mee te nemen naar de les. De brieven kunnen samen vertaald worden met de docent en daarnaast kan de brief inhoudelijk uitgelegd worden. Dit zou bij kunnen bijdragen aan het begrijpend lezen van de allochtone moeders.
Tot slot wordt geadviseerd om een klachtenbrief te schrijven naar de instantie die de automatische spraakgestuurde Nederlands toetsen afneemt bij allochtonen. Het feit dat de computer het accent van de cursisten niet herkend heeft niks te maken met het beheersen en begrijpen van de Nederlandse taal. Een (fysiek) persoon kan in dit geval veel beter inschatten of het terecht of onterecht is dat de cursist is gezakt. Door een klachtenbrief te schrijven wordt dit probleem aan de orde gesteld en dit vergroot de kans dat hier iets aan gedaan wordt. Als dit probleem zich niet meer voordoet zou het slagingspercentage kunnen stijgen onder de cursisten.
Op de volgende pagina heeft Richard het eerste advies opgevolgd en de allochtone moeders circa één week na mijn gegeven advies bij hem thuis uitgenodigd.
Figuur 1.2 Overgenomen van Richard van Daalen (2014). De allochtone moeders bij Richard van Daalen thuis in een voor hun nog onbekende culturele context. Ouder en school plus (2014)
Bronvermelding
Hofstede, G. & Hofstede, G.J. (2009). Allemaal andersdenkenden. Omgaan met cultuurverschillen. Amsterdam/ Antwerpen: Contact.
Ouder en school plus. (z.j.). Homepage. Geraadpleegd op 18 juni 2014, van http://www.ouderenschoolplus.nl/modx/