Free Essay

Familale Vermogensplanning

In:

Submitted By blackoutjos
Words 5707
Pages 23
Wettelijk erfrecht:
Bloedverwanten van de decuius:

* Bij bloedverwanten sluit de dichtste orde de verdere uit. Binnen elke orde sluit de dichtste graad de verdere uit. Meerdere erfgenamen binnen dezelfde graad erven een gelijk deel. Bloedverwanten erven tot de vierde graad, tenzij bij plaatsvervulling. * Binnen de tweede orde krijgen de ouders elk een vast ¼ van de nalatenschap. * Plaatsvervulling gebeurt bij vooroverlijden, gelijktijdig overlijden, verwerping en onwaardigheid. Afstammelingen van decuius, (half)broers/zussen en nonkels/tantes. * Bij kloving wordt de nalatenschap in twee gelijke delen verdeeld. Vanaf de derde orde ¼ voor elk van de ouderlijke lijnen. Milderen wanneer in één lijn een ouder erft en in de andere een zijverwant: vruchtgebruik op 1/3 van de goederen in de andere lijn. * Kleine kloving bij broers en halfbroers. Elk van de ouders krijgt helft. Volledige broers erven van beide ouders, halfbroers van hun enige ouder. * Recht van wettelijke terugkeer (art. 747): wanneer men overlijdt zonder afstammelingen gaan schenkingen van levende ascendenten terug naar de schenker, wanneer ze nog aanwezig zijn in natura. Dit heeft ook invloed op het passief. * Bij volle adoptie wordt de geadopteerde volledig gelijkgeschakeld met een natuurlijk geboren kind van de adoptant. Alle banden met vroegere familie worden verbroken. * Bij gewone adoptie erft men enkel van de adoptant (niet van zijn familieleden) en behoudt men alle erfrechten in hun oorspronkelijke familie. Wanneer het kind sterft: * Het geadopteerd kind laat afstammelingen na: deze erven alles. * Geadopteerd kind laat geen afstammelingen of echtgenoot na: recht van terugkeer voor ascendenten en adoptanten bij schenking of erfenis wanneer goederen nog in natura aanwezig zijn. De rest wordt bij helften verdeeld tussen oorspronkelijke familie (de bloedverwanten) en adoptieve familie (helft aan elk der adoptanten, of erfgenamen in dalende lijn).

Het wettelijk erfrecht van de langstlevende echtgenoot:

* Men mag niet van tafel en bed gescheiden zijn, tenzij na verzoening. * Wanneer LLE opkomt met afstammelingen: VG over volledige nalatenschap voor LLE en blote eigendom voor afstammelingen. * Wanneer LLE opkomt met andere bloedverwanten: VE over deel in gemeenschappelijk vermogen en VG op eigen goederen van eerst gestorvene. Bloedverwanten krijgen blote eigendom over eigen goederen. Dit geldt ook t.a.v. goederen die onderworpen zijn aan wettelijke terugkeer, tenzij anders bepaald in testament. * Wanneer LLE opkomt zonder bloedverwanten: volle eigendom over volledige erfenis. * Omzetting van VG van LLE: in volle eigendom (staat VG af in ruil voor BE op andere goederen), in een som geld of in een rente. Dit recht kan zowel op het geheel als een deel van de goederen worden uitgeoefend.

* Initiatiefrecht (art. 747quater) * LLE komt op samen met afstammelingen: zowel door LLE als afstammelingen. Kan niet gebeuren t.a.v. gezinswoning en huisraad tegen de wil van de LLE. * LLE komt op met andere personen: LLE binnen 5 jaar na openvallen erfenis, LLE altijd m.b.t. BE van gezinswoning en huisraad (tegen betaling met eigen middelen), LLE na meer dan vijf jaar (met toestemming rechter o.b.v. billijkheid), andere blote eigenaars ten allen tijde (ook o.b.v. billijkheid). * Uitzonderingen: * Bij wettelijke terugkeer: niet door de LLE maar enkel door degene die het recht van wettelijke terugkeer bezit. * LLE kan recht niet ontnomen worden t.a.v. gezinswoning en huisraad, noch t.a.v. de inkoop van de BE. * Afstammelingen uit vorige relaties kunnen recht om omzetting te vragen niet worden ontnomen.

Wettelijk erfrecht van de wettelijk samenwonende:

* Men heeft wel een erfrecht maar er is geen voorbehouden deel voorzien: men kan dus via testament elk erfrecht ontnemen. Voorwaarden om erfgenaam te zijn: * Verklaring van wettelijke samenwoning, en samenwoning nog niet beëindigd. * Samenwonende mag geen afstammeling zijn. * Niet bij feitelijke scheiding * Men erft het recht van VG op woning (voornaamste verblijfplaats) en huisraad en op de huur ervan. * Men moet bijdragen in de schulden en lasten van de nalatenschap.

De reserve (voorbehouden erfdeel):

Begrip en kenmerken:

* Het deel van nalatenschap waarover de decuius niet ten kosteloze titel mag beschikken. * Kenmerken: * Geen vordering in geld, wel een zakelijke vordering tot inkorting in natura. * Reservatair moet ab intestato tot nalatenschap komen (o.g.v. erfopvolging). * Kan enkel worden ingeroepen tegen beschikkingen onder kosteloze titel. * Reserve is eigen recht van de reservatair. Men kan er afstand van nemen. * Titularissen van de reserve: * Afstammelingen: ½ bij 1 kind, ⅓ bij twee kinderen, ¼ bij 3 kinderen,…per kind. Hierbij wordt geen rekening gehouden met verwerping of onwaardigheid. * Ascendenten: ab intestato. Elk van beiden lijnen krijgt ¼ van de nalatenschap. * LLE: zo lang men niet gescheiden is, kiest men vrij tussen de abstracte (VG over helft van nalatenschap) en concrete (minstens VG van gezinswoning en huisraad). * Onterving (art. 915): * Onterving moet gebeuren bij testament op duidelijke wijze. * Men moet op de dag van overlijden min. 6 maanden gescheiden leven (+bewijs). * Men moet een afzonderlijk verblijf gevorderd hebben bij gerechtelijke akte. Na die akte mag men niet opnieuw gaan samenwonen. * Onterving strekt zich niet uit tot de huwelijksvoorwaarden en contractuele erfstellingen, vervat in een huwelijkscontract of wijzigingsakte (art. 915bis).

Verschillende stappen bij de uitoefening van de reservataire aanspraken:

Samenstelling van fictieve massa: * Dit is wat de erfenis zou zijn geweest zonder de schenkingen (art. 922). Het betreft de bestaande goederen, plus de schenkingen die de overledene tijdens zijn leven heeft gedaan, min de schulden. * De bestaande goederen: alle goederen die de decuius had op het ogenblik van zijn overlijden, welke ook de aard van de goederen. Het omvat niet de rechten die door het overlijden teniet gaan, noch deze die tot het vermogen van de decuius behoorden onder ontbindende voorwaarde van vooroverlijden. * De schenkingen: * Alle schenkingen, ongeacht de vorm of het tijdstip van de schenking. Niet de gewone kosten van uitrusting, kosten van bruiloft of gelegenheidsgeschenken. * Art. 918: bijzonderheid die vaak wordt gebruikt voor het omzeilen van de reserve bij rechtstreekse schenking. Verkopen met voorbehoud van VG worden beschouwd als schenkingen tenzij andere kinderen tussenkomen en toestemmen. * Bedrag voor levensverzekering wordt beschouwd als schenking. * Schenking van geld voor bouwgrond: het oorspronkelijke geld wordt in aanmerking genomen, niet de waarde van de bouwgrond. * Art. 1478, lid 3 i.v.m. wettelijk samenwonenden. * Art. 922, lid 1: men bekijkt de waarde bij het openvallen van de nalatenschap en de staat ten tijde van de schenking. Uitz.: m.b.t. art. 140bis W.Reg. geldt de waarde op het ogenblik van de schenking. * Huwelijksvoordelen: * Wanneer men trouwt onder wettelijk stelsel heeft men drie vermogens: EV man, EV vrouw en GV. Dit kan volledig worden toegekend aan LLE, met uitsluiting van het erfdeel van de kinderen. * Het beding van vooruitmaking is niet vatbaar voor inkorting tenzij art. 1458, lid 2 en 1465 BW. * Het verblijvingsbeding is niet vatbaar voor inkorting tenzij art. 1464, lid 2 en 1465 * Schulden: * Alle schulden die de decuius heeft bij zijn overlijden. * Ook lasten vallen hieronder: begrafeniskosten en kosten i.v.m. nalatenschap. * Volgorde van optelling is belangrijk wanneer er meer passiva zijn dan activa. * Schuldeisers van de decuius kunnen geen inkorting vorderen of voordeel halen.
Aanrekening van de giften op het beschikbaar deel: * Vaak worden giften gedaan als voorschot op het erfdeel. Is het voorbehouden deel niet aangetast en heeft de decuius zijn beschikkingsrecht niet te buiten gegaan? Wanneer de giften het BD overschreden hebben, moet deze worden ingekort. * Niet alle giften moeten op het BD worden aangerekend: men kan het beschouwen als voorschot op het erfdeel van de begiftigde, of als schenking met vrijstelling van inbreng aan de begiftigde buiten zijn erfdeel. Dit is steeds het geval bij niet-erfgenamen. Art. 843 en 919 BW: het principe is het voorschot op erfdeel, tenzij uitdrukkelijke vrijstelling. * Inbreng bij roerende goederen gebeurt door mindere ontvangst: men zal zelf minder ontvangen of anderen zullen een zelfde deel vooraf nemen. Men gaat uit van de waarde op het ogenblik van de schenking. * Bij onroerende goederen gebeurt de inbreng in natura. Uitzonderlijk gebeurt dit ook door mindere ontvangst (waarde op ogenblik van overlijden, staat op ogenblik van schending). * Aan te rekenen giften: * Aan niet-erfgenamen: altijd met vrijstelling van inbreng, binnen BD blijven. * Aan erfgenamen die nalatenschap verwerpen: moet men niet inbrengen, maar binnen BD blijven. * Aan erfgenamen met vrijstelling van inbreng: binnen BD blijven. * Aan erfgenamen als voorschot op erfdeel van RG die meerwaarde hebben ondergaan: meerwaarde ook aanrekenen op BD. * Aan erfgenaam waarbij reserve wordt overschreden. * Volgorde van de aanrekening: * Eerst schenkingen, te beginnen bij de oudste. * Dan de legaten. * Datum van de schenkingen is hierbij van belang. * Als het BD ontoereikend is voor de uitvoering van de alle legaten zal men op evenredige wijze verdelen, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald.
Vordering tot inkorting: * Als uit de aanrekening van de giften op het BD blijkt dat het is overschreden zal men de vermindering van de gift moeten vorderen. * Dit gebeurt niet automatisch: * Bij schenking moet de erfgenaam de vordering tot inkorting instellen end e begiftigde dagvaarden voor de RvEA. * Bij legaten ligt dit anders: willen zij dat het wordt uitgevoerd moeten ze de vordering tot uitvoering instellen, dus uitgaande van de legatarissen. * De vordering kan enkel na het voerlijden van de schenker. * Kenmerken van de vordering: * Persoonlijke vordering van de reservataire erfgenamen, hun erfgenamen en rechtverkrijgenden en van de schuldeisers van een reservataire erfgenaam (via zijdelingse vordering). Niet: begiftigden, legatarissen en schuldeisers van decuius. * Bewijs van de schenkingen en hun datum door reservataire erfgenaam. * De vordering is individueel en deelbaar. * In principe: inkorting in natura: men moet geschonken goederen zelf teruggeven. * Uitzonderingen: inkorting in waarde: * Art. 866: betreft gift van specifiek aangeduid OG met vrijstelling van inbreng gedaan aan erfgenaam. Drie situaties: * Als deel dat BD overschrijdt kan worden afgescheiden, wordt dit in natura ingekort. * Als afscheiding niet mogelijk is en deel dat BD overschrijdt niet groter is dan helft van waarde van OG, kan men OG in geheel behouden en zal men dan minder ontvangen of de andere erfgenamen vergoeden. * Als afscheiding niet mogelijk is en deel dat BD overschrijdt groter is dan helft van waarde OG, moet men OG volledig in natura terugbrengen en waarde van BD uit massa vooraf nemen. * Exact de helft wordt niet geregeld, maar men neemt dan aan in natura. * Art. 930: de begiftigde heeft het geschonken OG vervreemd: eerst vordering tot inkorting in waarde tegen de begiftigde, dan tegen de verkrijger in waarde (en zelfs in natura). * Art. 924 m.b.t. schenking aan een reservataire erfgenaam: als er in een nalatenschap voldoende goederen zijn van dezelfde aard om de reserve van de andere reservataire erfgenamen ter vervullen. Het volstaat niet dat het gaat om OG, ze moeten van dezelfde soort zijn. Dit wordt strikt bekeken bv. huis en bouwgrond van dezelfde waarde is niet voldoende. * Art. 922 m.b.t. goederen geschonken met vrijstelling van schenkingsrechten: onder bepaalde voorwaarden kan men schenkingen doen aan ondernemingen aan 0%. De inkorting gebeurt niet in natura maar in waarde.

Verbod van erfovereenkomsten:

Algemeen: * Art. 1130, lid 2: men kan geen overeenkomsten maken over een nog niet opengevallen nalatenschap. Bij elke overeenkomst met uitwerking bij overlijden moet men zich de vraag stellen of we niet te maken hebben met een erfovereenkomst. * Het gaat om een beding m.b.t. een toekomstige nalatenschap, waardoor louter eventuele rechten op een niet opengevallen nalatenschap of deel ervan worden toegekend, gewijzigd of afgestaan.
De toekenning, de wijziging of afstand van louter eventuele rechten: * Men maakt onderscheid tussen drie soorten bedingen betreffende het vermogen van een persoon met uitwerking bij het overlijden van die persoon. * Bedingen betreffende een niet opengevallen nalatenschap in zijn geheel of betreffende een deel van een niet opengevallen nalatenschap. Rechten zijn louter eventueel en dus verboden erfovereenkomst: altijd nietig. * Bedingen betreffende rechten die men eventueel zal hebben in de nalatenschap van een derde en die men kan beschouwen als een attribuut van het erfgenaam/legataris zijn. Deze overeenkomsten of eenzijdige wilsuitingen zijn altijd nietig. Men weet niet waarover men een overeenkomst aangaat. * Bedingen betreffende een welbepaald bestanddeel van een niet opengevallen nalatenschap. Dit kan zowel geldig als ongeldig zijn. * Bedingen m.b.t. een bestanddeel van de niet opengevallen nalatenschap van een derde zijn altijd ongeldig o.b.v. verbod op erfovereenkomsten en verbod op verkoop van andermans zaak. * Bedingen m.b.t. bestanddeel van eigen toekomstige nalatenschap kunnen zowel geldig (als actuele rechten worden toegekend) als ongeldig (als eventuele rechten worden toegekend) zijn. * Op examen nagaan in welke categorie men zit. In de derde categorie: subcategorie nagaan. * Geldig als men er niet meer kan op terugkomen. De mogelijkheid om terug te komen op de verbintenis moet juridisch worden bepaald en niet feitelijk.
Beding van aanwas (aandachtig lezen 70-75): * Dit krijgt automatisch uitwerking bij overlijden. * Modaliteiten en specifieke clausules: * Clausules die het verval van het beding van aanwas of tontine voorzien in bepaalde omstandigheden: feitelijke scheiding, echtscheiding, scheiding van tafel en bed, een eis of procedure tot een van voorgaande is ingesteld, huwelijk, kinderen. * Alternatieven voor de beperking in de tijd van het begin van aanwas: pas uitwerking wanneer overlijden binnen bepaalde termijn. Nadelen: verlenging moet vaak gebeuren (extra kosten, vergeet men vaak), gewijzigde gezondheidstoestand. * Het voorwerp van het beding van aanwas: gaat het om een welbepaald bestanddeel dan mag geen der partijen terugkomen op de uitwerking van het beding.
Strijdigheid met de openbare orde en de goede zeden (76-79): * Erfovereenkomsten zijn strijdig met openbare orde en goede zeden volgens Cassatie. * Het gaat om een absolute nietigheid: door de rechter ambtshalve in te roepen in elke stand van het geding. * Belangrijk voor fiscaal recht. * Er zijn vele uitzonderingen waardoor dit argument wordt gebruikt om te argumenteren dat het verbod niet meer van openbare orde is.

Successierechten en schenkingsrechten:

Successierechten:

* Het Vlaamse gewest kent drie categorieën met een progressief tarief binnen elke categorie: naarmate men meer erft, moet men meer betalen. * Bloedverwanten in rechte lijn, de echtgenoot en de samenwonenden: * Ook: stiefkinderen en –ouders, ex-samenwonende met gemeenschappelijk kind/afstammeling, volle adoptie, gewone adoptie in vier gevallen (W.Succ.). * Niet: gescheiden (tenzij gemeenschappelijke afstammeling). * Tarieven in schijven: 0,01-50000 euro: 3% // 50k-250k euro: 9% // >250k: 27%. * Men maakt onderscheid tussen RG en OG en moet tarieven afzonderlijk toepassen. * Wettelijk samenwonenden worden fiscaal gelijkgeschakeld met echtgenoten en dus dezelfde successierechten. * Feitelijk samenwonenden worden gelijkgeschakeld als ze min. 1 jaar ingeschreven zijn in het bevolkingsregister op zelfde adres, en men een gezamenlijke huishouding voert. Dit laatste wordt vermoed bij inschrijving op zelfde adres. * Broers en zussen: * Tarieven in schijven: 0,01-75k euro: 30% // 75k-125k euro: 55% // >125k: 65%. * Dit wordt toegepast per erfgenaam i.t.t. bij anderen. * Anderen: * Tarieven in schijven: 0,01-75k euro: 30% // 75k-125k euro: 55% // >125k: 65%. * Alles verder dan broers en zussen. * Hier wordt het niet toegepast per erfgenaam maar op het geheel dat de anderen verkrijgen. Er is ook geen splitsing van RG en OG (enkel in eerste categorie). * Het successierecht bedraagt evenwel slechts 3 of 7 percent op de activa van een familiale onderneming of op aandelen van een familiale vennootschap op voorwaarden dat een aantal voorwaarden vervuld worden: * Activiteit moet worden verdergezet voor min. 3 jaar. * Men mag het kapitaal niet verminderen binnen die drie jaar. * Zetel moet zich binnen de EER bevinden. * Het successierecht bedraagt 0 percent wanneer de gezinswoning wordt bekomen door de LLE of een samenwonende, mits voorwaarden: * Getrouwd: enkel tarieven op eventuele BE van kinderen. * Samenwonend: geldt op gezinswoning: * Ofwel verklaring van wettelijke samenwoning (als men niet wil wachten). * Ofwel min. 3 jaar ingeschreven in bevolkingsregister op zelfde adres. * Verminderingen en vrijstellingen voorzien in W.Succ. * Progressievoorbehoud na schenking: om het progressieve tarief te betalen, moet men rekening houden met het OG dat geschonken is binnen 3 jaar voor overlijden, waardoor men in een hoger tarief terechtkomt. Meer dan drie jaar na datum, doet men alsof het geschonken er nooit is geweest. * In de rechte lijn geldt het onderscheid tussen RG en OG, waarbij elk apart de tarieven worden toegepast.. Bij de rest wordt het tarief toegepast op beiden samen. * Het wordt toegepast per rechtverkrijgende bij bloedverwanten in rechte lijn, echtgenoten, samenwonenden , broers en zussen. Niet per rechtverkrijgende, maar op totale gedeelte wanneer het gaat om andere personen.

Schenkingsrechten:

* Schenkingen vormen de belangrijkste manier om te ontsnappen aan hoge successierechten * Deze rechten komen voor bij schenkingen die de vorm aannemen van een notariële akte. * Geen schenkingsrechten geheven: successierechten bij overlijden van schenker (art. 7). * 4 categorieën van personen: tarieven: art. 131 W.Reg. Zeer hoge tarieven komen niet voor * Uitzonderingen voorzien in W.Reg. * Schenking van roerende goederen kent twee manieren: * Schenking die wordt aangeboden ter registratie op registratiekantoor: dan betaalt men schenkingsrechten. * Voor RG: 3 of 7%, afhankelijk van verwantschap. * Zodra dit gebeurt, wordt geen rekening gehouden met wat is geschonken voor toepassing van de successierechten. * Schenking in Belgische notariële akte: altijd registreren. * Schenking die niet wordt geregistreerd: men betaalt geen schenkingsrechten. * Mogelijk wanneer geen notariële akte of met buitenlandse notariële akte. * Maar art. 7 W.Succ.: schenker moet nog drie jaar leven. * Schenkingen spelen een grote rol bij de planning van de overgang van het vermogen van een persoon naar een volgende generatie. * Schenkingen zonder akte laten toe vermogen door te geven naar een volgende generatie zonder het heffen van belastingen, als men nog drie jaar leeft. * Schenkingen met akte hebben ook hun voordelen. * Conclusie: * Progressieve tarieven bij onroerende goederen, niet bij roerende (wek tarief afhankelijk van verwantschap). * Progressievoorbehoud: altijd bij OG. Bij RG wanneer niet geregistreerd, niet wanneer dit wel gebeurt. * Fiscale en burgerrechtelijke (overbrengen van goederen) motivatie.

Huwelijkscontracten:

Wettelijk stelsel:

Activa: * Eigen vermogen: * Goederen eigen omwille van hun oorsprong (art. 1399): van voor het huwelijk en van tijdens het huwelijk onder kosteloze titel door schenking, erfenis of testament. * Goederen eigen omwille van hun aard: accessoria (art. 1400) en strikt persoonlijke goederen (art. 1401). * Dieper bekeken: * Zaakvervanging: ruiling van goederen of onroerende goederen. * Onroerende wederbelegging: verwerven van een OG, met eigen gelden o met opbrengst van de verkoop van een eigen OG. * Vervroegde onroerende wederbelegging: eerst koopt men een OG met gemeenschappelijke gelden, en nadien vervreemd men een eigen goed om het gebruikte gemeenschapsgeld geheel of deels terug te betalen. * Roerende wederbelegging: wederbelegging van roerende/onroerende rechten/goederen (of belegging eigen geld) in roerende goederen/rechten. * Verklaring van (vervroegde) onroerende wederbelegging laat men normaal echtgenoot meetekenen. * Bij gewone: om te bevestigen dat het gaat om eigen gelden. Dit is niet noodzakelijk maar wel aanbevolen. * Bij vervroegde is dit absoluut noodzakelijk: indien men niet terugbetaalt binnen twee jaar koopt men dit goed immers voor het gemeenschappelijk vermogen en dan is toestemming van de andere echtgenoot vereist. * Beantwoordt de verklaring niet aan de werkelijkheid, dan is dit een GV. * Gemeenschappelijk vermogen: * Inkomsten tijdens het huwelijk bekomen: de aanwinsten (uit beroepsinkomsten en kapitaal, en wat men ermee verwerft) en tevens een vermoeden van gemeenschap (art. 1405, 4): wat niet eigen is qua aard of oorsprong is gemeenschappelijk. * Eigen RG die worden herbelegd zijn eigenlijk eigen, maar in wettelijk stelsel worden deze gemeenschappelijk. Men opent best aparte rekening hiervoor. * Advies aan cliënten: eigen gelden op afzonderlijke rekening houden. Bij roerende wederbelegging zijn een bijzondere vermelding op het aankoopborderel of –factuur en een bewijs van de oorsprong van de gelden nuttig. * Een huwelijkscontract is niet nodig maar wordt vaak gesloten door mensen die trouwen onder wettelijk stelsel: * Men wil een lijst van de goederen opnemen: dit breekt het vermoeden dat alles gemeenschappelijk is. Het gaat hier uiteraard om de belangrijkste goederen. * Als men dat gemeenschappelijke vermogen wil uitbreiden of beperken. * Als men wil afwijken van de regels van de gelijke verdeling van het gemeenschappelijke vermogen.
Passiva:
* Eigen vermogen omvat de schulden die eigen zijn omwille van hun oorsprong (art. 1406: voor het huwelijk en ten laste van eigen goederen) en omwille van hun aard (art. 1407). * Het gemeenschappelijk vermogen bevat de schulden waarvan niet bewezen is dat zij eigen zijn en andere schulden vermeld in art. 1408. * Schulden tegenover derden: op welk vermogen kunnen de schuldeisers verhaal uitoefenen. * Eigen schulden: verhaal op het eigen vermogen van de schuldenaar en op de inkomsten van de schuldenaar (art. 1409). Maar uitbreiding van het verhaalsrecht (art. 1410-1413): bijkomend verhaal op het gemeenschappelijk vermogen: * Als gem. vermogen voordeel heeft gehaald uit die schuld. * Als er inbreng is geweest van eigen goederen van de schuldenaar. * Als het gaat om strafrechtelijke veroordeling of OD van 1 echtgenoot: bijkomend verhaal op helft netto-actief gemeenschap. * Gemeenschappelijke schulden: verhaal op de drie vermogens (art. 1414, lid 1). Maar beperking van verhaalrecht (art. 1414, lid 2): geen verhaal op eigen vermogen van de andere echtgenoot die schuld niet heeft aangegaan: * Aangegaan door 1 echtgenoot t.b.v. huishouding en opvoeding kinderen. * Interesten van eigen schulden van 1 echtgenoot. * Door 1 echtgenoot aangegaan bij uitoefening van zijn beroep. * Onderhoudsschulden t.o.v. bloedverwanten in nederdalende lijn van 1 echtgenoot.
Bestuur van de vermogens: * In principe bestuurt iedere echtgenoot zijn eigen vermogen alleen (art. 1425). Er zijn wel een aantal beperkingen: * Art. 215: gezinswoning en huisraad ervan. * Art. 224, §1, punt 3 en 4: een echtgenoot kan een vordering tot nietigverklaring instellen van een schenking die de andere doet of van persoonlijke zekerheden die de belangen van het gezin in gevaar brengt. * In principe geldt er concurrentieel bestuur t.a.v. gemeenschappelijk vermogen (art. 1416): iedere echtgenoot kan in principe alleen handelen en op zijn eentje handelingen stellen m.b.t. het gemeenschappelijke vermogen. Er zijn uitzonderingen: * Exclusief bestuur (art. 1417, lid 1): wordt beroep uitgeoefend door 1 echtgenoot alleen: deze kan alleen daarvoor noodzakelijke handelingen stellen. * Gezamenlijk bestuur: * Art. 1417, lid 2: wordt het beroep uitgeoefend door beide echtgenoten samen: moeten ze samen optreden, tenzij voor handelingen van beheer. * Art. 1418 en 1419: lijst van rechtshandelingen die enkel kunnen gesteld worden door beide echtgenoten.

Zuivere scheiding van goederen:

Activa: * Iedere echtgenoot is eigenaar van hetgeen hij verkrijgt. * Goederen kunnen echter ook onverdeeld zijn: de goederen die men gezamenlijk heeft verkregen en RG waarvan niet kan worden bewezen dat ze eigen zijn. Mede-eigendom is dus goed mogelijk. Het zit dan voor de helft in beide vermogens (onverdeeldheid). * Vermoedens in het huwelijkscontract mogelijk m.b.t. eigendomsrecht wanneer men niet kan bewijzen van wie het is: * Wat in de gezinswoning zit, is van beiden. * Koffer/rekening op één naam is eigen, op naam van beiden is gemeenschappelijk. * Geen bewijs en bovenstaande regels geen oplossing: elk de helft. * Men kan ten allen tijde uit onverdeeldheid treden (art. 815 en 1469): als de ene echtgenoot het aandeel van de andere in een goed inkoopt, dan is de machtiging nodig van RvEA.
Passiva:
* Een echtgenoot is niet gehouden tot de betaling van de schulden door een andere echtgenoot aangegaan. Men is verantwoordelijk voor eigen schulden. * Uitzonderingen: * Schulden die echtgenoten samen zijn aangegaan. * Schulden m.b.t. huishouding en opvoeding van de kinderen, zelfs als die door 1 iemand zijn aangegaan (tenzij deze buitensporig zijn).
Bestuur:
* Iedere echtgenoot bestuurt zijn eigen vermogen alleen. * Voor de onverdeelde goederen geldt het gemeen recht.

* Uitzonderingen: * Art. 215 en 224 §1: zie supra. * Maatregelen die kunnen worden genomen bij echtelijke moeilijkheden (art. 221 en 223) en in het geval dat een echtgenoot in de onmogelijkheid is om zijn wil te kennen te geven (art. 220).

Voor- en nadelen van het wettelijk stelsel en dat van zuivere scheiding van goederen:

Wettelijk stelsel: * Voordelen: * De inkomsten zijn automatisch gemeenschappelijk: gelijke deelname in de besparingen tijdens het huwelijk en automatische verdeling ervan. Men kan dit eventueel bereiken bij scheiding van goederen: * Clausule opnemen in het huwelijkscontract die inkomsten naar EV andere echtgenoten brengt: als een verdeling van besparingen wordt doorgevoerd, of als er iets wordt aangekocht op naam van echtgenoot met middelen van de andere, dan wordt geacht dit een bijdrage te zijn in de lasten van het huwelijk en vergoeding van sociaal, huishoudelijk en familiaal werk. Het is moeilijk te bepalen wat een last van het huwelijk is. * Verrekenbeding: na elk jaar voert men een verrekening van de aanwinsten door. Gebeurt dit niet, neemt men aan dat dit is verrekend (periodiek). Op het einde van het stelsel gebeurt een verrekening (finaal). Het is hierbij moeilijk te bepalen wat de aanwinsten precies waren. * Optimale beveiliging van de LLE is mogelijk (bv. door toebedeling van de gemeenschap): via verblijvingsbeding kun je volledig GV toekennen aan LLE, en kinderen kunnen daarop geen aanspraak maken. Men kan dit eventueel bereiken via scheiding van goederen via een overeenkomst van aanwas, maar nadelen: * Fiscaal nadelig wegens hoge successierechten. * Het gehele gemeenschappelijk vermogen is niet toe te kennen aan de LLE, daar dit valt onder het verbod van erfovereenkomsten. * Het moet gaan om een kanscontract onder bezwarende titel om de reserve te kunnen uitschakelen. Er moet ook een soortgelijkheid van kansen zijn. * Kinderen kunnen aantonen dat het een rechtshandeling ten kosteloze titel is * Inbreng van een onroerend goed, toebehorend aan één van de echtgenoten is mogelijk en fiscaal gunstig. Men kan makkelijk goederen verschuiven van het eigen naar het gemeenschappelijke vermogen. * Nadelen: * Beroepsschulden kunnen worden verhaald op het EV van de echtgenoot die het beroep uitoefent en op het GV. Bij scheiding van goederen kunnen deze enkel verhaald worden op EV van de echtgenoot of op de helft van dat van de andere. * Belastingschulden kunnen verhaald worden op het EV van de echtgenoot die de belastingschuld heeft. * Als echtgenoten inbreng doen van gemeenschappelijke gelden in een vennootschap, dan worden ze beschouwd als één vennoot.
Scheiding van goederen: * Voordelen: * Meer bescherming tegen schuldeisers van de andere echtgenoot zoals beroepsschulden (enkel EV), belastingen (enkel EV), etc. Dit wordt vooral gebruikt als één der echtgenoten zelfstandig was en door gewone ondernemers. * Eenvoudiger bij scheiding: wat niet altijd het geval is. * Eenvoudiger bij feitelijke scheiding: de besparingen van iedere echtgenoot zijn eigen en de echtgenoten kunnen alle rechtshandelingen alleen stellen. * Minder problemen voor de LLE bij het overlijden van de eerst stervende: bij het overlijden van een echtgenoot worden niet enkel de bankrekeningen geblokkeerd op naam van de overleden echtgenoot, maar ook de gemeenschappelijke bankrekeningen van de echtgenoten en de rekeningen van de LLE; in geval van scheiding van goederen moet de laatste categorie van bankrekeningen onmiddellijk na het overlijden worden geblokkeerd. * Bij scheiding van goederen zal de stiefouder na het overlijden van de ouder niet de instemming van de stiefkinderen nodig hebben om over de bankrekeningen te beschikken en andere gemeenschappelijke goederen. * Beschermen mensen die reeds een belangrijk vermogen hadden. * Bedingen van aanwas zijn mogelijk. * Elke echtgenoot kan alle rechtshandelingen alleen stellen. * Bij familievennootschappen: als men aandelen wil eigen houden ontstaat er een probleem bij kapitaalverhoging met inbreng van geld. * Het vermoeden bij het wettelijk stelsel dat de bezittingen van ieder van de echtgenoten gemeenschappelijk zijn, tenzij men het tegendeel kan aantonen. * Nadelen: er is geen gelijke deelname in de besparingen tijdens het huwelijk.
Aandachtspunten bij de keuze tussenbeide: * Kiezen voor scheiding van goederen: * Een testament is gewenst. * De LLE komt op met andere bloedverwanten van de eerst stervende echtgenoot dan afstammelingen. * Een huwelijkscontract wordt best getekend voor het huwelijk. Dan is het nog een eenvoudige akte, anders een ingewikkelde wijziging van huwelijksvermogen. * Rekening houden me inschrijving in het handelsregister. * Kiezen voor wettelijk stelsel: * Lijst maken van de eigen roerende goederen van elk van de echtgenoten. * Gemeenschappelijk vermogen uitbreiden. * Mogelijkheid van LLE om kavel zelf samen te stellen of zich bepaalde goederen bij voorrang te laten toewijzen mits vergoeding.
Bedingen tot uitbreiding van de gemeenschap: * Inbreng van een onroerend goed: handig om successierechten te beperken. Afwijking van art. 1455 recht van terugneming in natura van degene die de inbreng heeft gedaan, mits toerekening op zijn aandeel (waarde tijdens verdeling). Dit geldt ook na grondige wijziging van het goed en heeft voorrang op art. 1446-1447. Ook inbreng van schuld. * Men kan vanalles inbrengen maar in praktijk gaat het vaker om een OG of om een handelszaak. Inbreng van huisraad en meubelen komt niet vaak voor.
Bedingen tot beperking van de gemeenschap: * Uitsluiting van beroepsgoederen (art. 1400): * Gereedschappen en werktuigen die dienen tot de uitoefening van het beroep, zijn eigen. Niet alle goederen die dienen tot het beroep zijn echter eigen en het EV is vergoeding verschuldigd aan het GV voor het aanschaffen van de beroeps-goederen. De vergoeding daarbij is gelijk aan de aankoopprijs. * De oplossing hiervoor is een standaardclausule in het huwelijkscontract, die de goederen eigen dan wel gemeenschappelijk verklaard en de vergoeding bepaalt. * Ook uitsluiting van vruchten van de eigen goederen, uitsluiting van aanpalend goed, uitsluiting van aandelen in vennootschappen, etc.

Bedingen die afwijken van de regels van gelijke verdeling:

Beding van vooruitmaking: * Recht van LLE om voor de verdeling zaken uit het GV vooraf te nemen, hetzij een bepaalde geldsom, hetzij een hoeveelheid of percentage van een bepaalde categorie goederen. De rest wordt dan nadien verdeeld in twee gelijke delen. * Dit kan gebeuren onder bepaalde voorwaarde (bv. overlijden), met of zonder vergoeding. * Gebeurt vnl. t.a.v. inboedel, gelden en effecten aan toonder in de gezinswoning, gelden op bankrekeningen, woning, handelszaak, RG en OG door LLE te kiezen ten belope van bepaalde waarde en goederen ingebracht in het gemeenschappelijke vermogen.
Verblijving van het gehele gemeenschappelijke vermogen: * Houdt in dat men de hele gemeenschap toekent aan de LLE. * Fiscaal nadeel: twee keer hoge successierechten betalen voor kinderen. * Het is niet mogelijk het beding eenzijdig te wijzigen. * Mogelijk onder voorwaarden bv. niet bij echtscheiding. Voorwaarde van overleving is niet essentieel voor deze bedingen. Sterhuisclausule en antimisbruikbepaling (pg. 118). * Als er kinderen zijn uit een vorig huwelijk, gaat men voorzien dat de LLE enkel een VG heeft op de helft van de eerst stervende. * Zijn er goederen ingebracht, kan de last worden gekoppeld aan het beding dat men een geldsom betaalt gelijk aan de waarde van BE van de ingebrachte goederen. * Nadelen op vlak van successierechten: progressiviteit van de rechten en dubbele betaling. Men kan keuzemogelijkheid geven tussen de hier besproken bedingen (art. 68 W.Succ.).
Ongelijke verdeling: * Mogelijkheden: * Volle eigendom van alle goederen, de helft in VE en de helft in VG van de OG. * Helft in VE en helft in VG van de gemeenschap. * Keuzemogelijkheid van LLE op welke goederen het recht van VE en VG zal gelden.
Keuzebeding:
* Men zegt dat de LLE mag kiezen wat er gebeurt met het gemeenschappelijke vermogen. * Er wordt een termijn voorzien waarbinnen (en wijze) de keuze moet worden uitgedrukt.
Aantal andere zaken:

Varianten op het stelsel van scheiding van goederen: * Met beperkte gemeenschap (mits registratierechten van 25 euro). * Toevoegen van verrekeningsbeding: clausule dat de aanwinsten gelijk verdeelt. Men doet alsof men getrouwd is onder gemeenschap. Dit kan zowel periodiek als finaal (zie supra). Men kent ook een dubbel alsof-beding: men doet alsof men is getrouwd onder algehele gemeenschap en alsof er verblijvingsbeding is in dat contract: wordt niet belast.
Toewijzing bij voorrang tegen vergoeding bij echtscheiding of scheiding van tafel en bed: * Kan bedongen worden m.b.t.: beroepsgoederen, handelszaak, OG voor beroep, gezinswoning en huisraad, recht van inwoon en huurrecht voor bepaalde tijd, aanpalende OG aan persoonlijke goederen of hiertoe dienstig zijn. * Kan wanneer stelsel is ontbonden door echtscheiding, scheiding van tafel en bed, gerechtelijke scheiding van goederen, feitelijke scheiding of procedures hiertoe. * Sommige zijn ten gunste van beide echtgenoten, andere slechts voor één echtgenoot (bv. voor wie bij de kinderen blijft). * Belangrijk hierbij: * Lijst van de eigen RG van elk der echtgenoten. * Clausule dat lasten van het huwelijk bij voorkeur worden voldaan d.m.v. beroepsinkomsten. * Toevoeging van een gemeenschap van 1 goed of enkele welbepaalde goederen, van een verrekeningsbeding, van een uitgesteld gemeenschap of deelgenootschap of van een vennootschap met aanwinsten. * Onverdeeldmaking van de besparingen: tussenvorm die lijkt op wettelijks stelsel: aanwinsten gaan niet gemeenschappelijk, maar onverdeeld zijn.
Algehele gemeenschap: * Alles in de gemeenschap is gemeenschappelijk. * Nadelen: nalatenschap dat 1 van de echtgenoten erft tijdens huwelijke komt in de gemeenschap en de verhaalbaarheid voor de schuldeisers verhoogt. * Wet Valkeniers: * Als 1 van de echtgenoten 1 of meer afstammelingen heeft die voortkomen uit een andere relatie van voor het huwelijk, of 1 of meer kinderen heeft die geadopteerd zijn voor het huwelijk of afstammelingen van dergelijke geadopteerden. * Echtgenoten kunnen een regeling treffen over de rechten die de ene heeft in de nalatenschap van de andere . men kan elkaar het wettelijk erfrecht afnemen, evenals het voorbehouden erfdeel in de nalatenschap van eerst stervende. Wederkerigheid is hier niet vereist. * Men kan niet het recht van VG van de gezinswoning van de LLE afnemen, noch het recht van een echtgenoot om bij akte onder levenden of bij testament in het voordeel van de andere echtgenoot te beschikken. * Dit moet gebeuren in het huwelijkscontract of de wijzigingsakte (notarieel). * Art. 1388bis §2 etc. * Men heeft het recht hierop terug te komen.
Contractuele erfstelling: * “Als ik overlijd en jij overleeft mij, dan krijg jij…”. Dit komt vaak voor in huwelijks-contracten en is in principe verboden. Uitz. op dit verbod is mogelijk in twee gevallen: * Contractuele erfstelling door derden t.v.v. echtgenote in het huwelijkscontract. Dit gebeurt echter niet in praktijk. * “Langst leeft al” tussen (aanstaande) echtgenoten: toegelaten tussen man & vrouw. * Onderscheid met testament: * Dus via contract i.p.v. testament. * Testament is eenzijdig herroepbaar. In huwelijkscontract of –wijziging is dit niet het geval bij contractuele. Daarbuiten wel, zonder enige vormvereisten. * Voorwerp van contractuele erfstelling: alle goederen die de eerst stervende zal nalaten, een deel van de goederen, welbepaalde goederen (bv. gezinswoning, som geld), in volle eigendom of in vruchtgebruik, een lijfrente. * Deze is dus onherroepelijk in een huwelijkscontract: tenzij t.a.v. geringe bedragen tot beloning. Deze onherroepelijkheid wordt vergaand geïnterpreteerd: geen schenkingen meer, geen legaten met vrijstelling van inbreng. Dus bij schenking steeds nagaan of er geen contractuele erfstellingen zijn gemaakt.
Bekwaamheid:
* Minderjarigen kunnen normaal niet trouwen tenzij onder bepaalde voorwaarden. * Onder gerechtelijk raadsman gestelden, onbekwaam verklaarden, personen in staat van verlengde minderjarigheid, personen onder voorlopig bewind: deze vier statuten gaan verdwijnen en vallen onder eenzelfde statuut van het bewind. Huwelijkscontracten kunnen worden gesloten door de bewindvoerder in bijzondere gevallen.
Bij het opstellen van akte letten op: * Het gaat om een notariële akte. Te dichte band tussen notaris en betrokkene mag niet, en de notaris moet bovendien territoriaal bevoegd zijn. * Beding van LLE om goederen uit EV van eerst gestorvene op schatting voer te nemen. * Wordt huwelijkscontract verleden op dag van huwelijk: ook uur vermelden. * Zijn eventueel vorige huwelijken definitief ontbonden?
Overzicht procedure: * Akte, attest overhandigen aan echtgenoten, registratie, uittreksel van huwelijkscontract zenden naar handelsregister, overschrijving op hypotheekkantoor, bekendmaking op CRH en CRT, afschrift bezorgen aan echtgenoten.
Wijzigen huwelijksvermogensregeling tijdens huwelijk: * Men heeft de kleine en de grote procedure. Deze laatste heeft de vereffening van het vorige stelsel tot gevolg.

Similar Documents