Het betaalde voetbal maakt in Nederland grote schulden. De inkomsten uit televisierechten zijn gedaald, de lucratieve Champions League raakt steeds verder uit het zicht en de inkomsten uit sponsorovereenkomsten lopen terug. De verwachting van algemeen directeur van de eredivisie CV, Frank Rutten was dat de eredivisieclubs in 2010 honderd miljoen euro verlies zullen draaien. Veel clubs hebben dus moeten aankloppen bij de gemeenten voor wat financiële steun. Hoge salarissen, bouw van nieuwe stadions en aankoop van nieuwe spelers leidt ertoe dat er veel verlies word gedraaid bij clubs. Financiële steun aan voetbalclubs door de overheid komt steeds vaker voor. Ongeveer de helft van de professionele betaalde voetbalclubs verkeerde dit jaar in een ongezonde financiële situatie. Hierdoor dreigde de nationale betaalde voetbalcompetitie met beduidend minder clubs dan voorheen van start te gaan. Omdat winst maken voor clubs niet de eerste prioriteit is maar de plek op de ranglijst, maken clubs andere afwegingen. Dit zorgt voor een discutabel probleem, namelijk dat verlies draaiende voetbalclubs of voetbalclubs die failliet dreigen te gaan, vaak door gemeenten van de ondergang worden gered. Volgens het regeerakkoord moet er achttien-miljard euro bezuinigd worden (Regeerakkoord VVD en CDA 2010). Dit gebeurt echter niet in de voetbal-sector, Nederlandse gemeenten hebben de afgelopen vijf jaar zo'n driehonderd miljoen euro gestoken in betaalde voetbalclubs. Daarom de vraagstelling: “Moeten gemeenten stoppen met financiële steun aan noodlijdende voetbalclubs?” Bij het beantwoorden van deze vraag is gebruik gemaakt van literatuurstudie. De gebruikte informatiebronnen zijn krantenartikelen, wetenschappelijke artikelen en door de docent vastgestelde literatuur. Eerst zullen tegen-en voorargumenten worden opgesomd om vervolgens in de conclusie een antwoord te geven op de vraagstelling. Ten eerste geniet een voetbalclub die gesteund word door de gemeente of net gered is van een faillissement een voordeel tegen over andere voetbalclubs, dit kan gezien worden als competitievervalsing. Met de financiële injectie kopen de clubs vaak nieuwe spelers omdat ze denken dat dat zal helpen de club naar een hogere plek op de ranglijst te brengen, tevens geloven ze dat deze spelers leiden tot extra sponsoring. Echter, als deze spelers niet naar behoeve functioneren of vroeg in het seizoen geblesseerd raken dan blijft er weinig van deze investering over, terwijl de club deze speler wel elke week betaalt. De financiële steun helpt dus zeker niet altijd. De overheid zou moeten sturen in plaats van moeten roeien. De overheid moet aangeven welke regels voor deze steun gewenst zijn, maar moet deze zelf niet uitvoeren. Degene die een boot stuurt heeft namelijk veel meer kracht om te bepalen waar die eindigt dan degene die roeit. Sturende organisaties zoeken naar de beste methodes om hun doelen te halen, terwijl roeiende organisaties “hun” methodes zo goed mogelijk proberen te verdedigen (David Osborne en Ted Geabler 1992 : 32-35). De gemeenten moeten de clubs niet financieel blijven bij schieten. Als een club grote schulden heeft, dan zijn er meer factoren aan de orde die niet alleen door geld op te lossen zijn, zoals de ligging van de club ten opzichte van andere clubs en de ledengroei. Soms is fuseren voor een club dan een betere optie. Ten tweede ontstaat er een grote afhankelijkheid voor de gemeentelijke overheid als ze een verlies draaiende voetbalclub van hun faillissement redden. De overheid is namelijk niet meer vrij in het nemen van besluiten omdat zij een belang heeft bij haar investering en deze natuurlijk wil beschermen. “De overheid is geen bedrijf en mag ook niet als zodanig worden bekeken” (Ringeling 1993: 285), echter als de overheid gaat investeren in organisaties zoals een voetbalclub lijkt dit toch meer op een bedrijf dat streeft naar winst of resultaten dan op de publieke overheid die ervoor moet zorgen dat iedereen er uiteindelijk voordeel van heeft (Smit en van Thiel 2002). Ten derde is de financiële steun oneerlijk tegenover sommige andere bedrijven die ook wel een steuntje in de rug kunnen gebruiken. Waarom deze bedrijven niet van hun faillissement redden maar een voetbalclub wel? Dit is meten met twee verschillende maten en zou niet moeten kunnen. Daarnaast wordt bijvoorbeeld gewezen op het feit dat er blijkbaar wel gemeenschapsgeld beschikbaar is voor de plaatselijke betaalde voetbalclub, maar bijvoorbeeld niet voor de renovatie of nieuwbouw van scholen, of voor het onderhouden van de groenvoorziening en dergelijke. (Marjan Olfers 2002: 1). Maar er zijn ook argumenten voor de financiële steun van gemeenten aan noodlijdende voetbalclubs, namelijk dat een dergelijke financiële injectie ten goede kan komen aan de uitstraling van de stad. Een goed voorbeeld hiervan in het buitenland is de gemeente Madrid. Real Madrid was eigenaar van haar sportterreinen, maar de gemeente Madrid veranderde de bestemming hiervan, zodat er op die grond appartementen gebouwd konden worden. De club Real Madrid verdiende hier veel geld aan. Het veranderen van de bestemming leverde Real Madrid weliswaar een voordeel op, maar het kostte de gemeente geen geld. Evenmin liep de gemeente Madrid inkomsten mis (Eric Janssen 2010: 1). Een ander voorbeeld dat dichter bij huis is, is de gemeente Breda. Deze gemeente trok in 2008 11,5 miljoen euro uit voor de modernisering van het stadion van NAC Breda. (De Pers 'NAC' 2008) Met deze extra investering kon de capaciteit van het stadion worden vergroot van 17.000 naar 20.500 plaatsen. Ook werden de voorzieningen in het stadion opgeknapt. De Bredase club raakte op deze manier een schuld van 5,2 miljoen euro kwijt. Door deze extra inkomsten was de voetbalclub in staat om haar begroting op te schroeven met 5 miljoen euro en kon de gemeente het stadion voor andere doeleinden als concerten gebruiken. Het doel van de minipaper was het beantwoorden van de vraag: Moeten gemeenten stoppen met financiële steun aan noodlijdende voetbalclubs? Er zijn hier drie voorargumenten besproken. Ten eerste dat een financiële injectie van een gemeente gezien kan worden als competitievervalsing, omdat er weer geld vrij komt voor nieuwe transfers. De injectie zorgt in veel gevallen ook maar voor een tijdelijke uitstelling van het faillissement. Ten tweede ontstaat er een grote afhankelijkheid voor de gemeenten omdat ze in veel gevallen ook eigenaar worden van de voetbalclub en hun investering natuurlijk willen beschermen. Ten derde zorgt een dergelijke injectie voor een oneerlijk en discutabel probleem, dat er bijvoorbeeld andere bedrijven niet van hun faillissement gered worden, maar een voetbalclub wel. Het enige tegenargument, is dat het de uitstraling van de stad positief kan beïnvloeden. Er is gebruik gemaakt van slechts een beperkt aantal bronnen gezien de omvang van de paper. Dit kan het onderzoek licht hebben beïnvloed.
Literatuurlijst
– Bol, B. van der. (2009) 'Eredivisieclubs leunen op gemeentelijke steun'. URL: http://www.binnenlandsbestuur.nl/achtergrond/2009/07/eredivisieclubs-leunen-op-gemeentelijke-steun.123114.lynkx (18 november 2010)
– De Pers. (2010) 'Feyenoord krijgt 17 miljoen'. URL: http://www.depers.nl/sport/520122/Feyenoord-krijgt-17-miljoen.html (16 november 2010)
– De Pers. (2008) 'Financiële injectie voor voetbalclub NAC Breda'. URL: http://www.depers.nl/sport/270388/Financieumlle-injectie-voor-NAC-Breda.html (16 november 2010)
Guilianotti, R. (2002) 'Supporters, followers, fans, and flaneurs. A taxonomy of spectator identities in football'. Journal of Sport & Social Issues (26), pp. 25-46.
Hol, F. (1984) 'De beleidsconcepten met betrekking tot de stelselherziening sociale zekerheid'. Meer waarde door samenwerking pp. 296-303.
Janssen, Eric. (2010) 'Onderzoek naar steun aan Nederlandse voetbalclubs'. URL: http://dirkzwagerondernemingsrecht.nl/2010/10/20/onderzoek-naar-steun-aan-nederlandse-voetbalclubs (20 november 2010)
Kolsloot, G. (2009) 'Vitesse'. URL: http://www.kolsloot.eu/?p=65 (17 november 2010)
Olfers, M. (2002) 'Overheidssteun aan betaald voetbalclubs'. URL: http://www.frieschdagblad.nl/index.asp?artID=9593 (15 november 2010).
Oorschot, W. van. (1991) 'Solidariteit in verzekering en sociale zekerheid: analyse van een begrip' pp. 461-471.
David Osborne en Ted Geabler (1992) ‘Catalytic Governement: Steering rather than rowing’ pp. 32-35.
Regeerakkoord VVD en CDA 2010 'Vrijheid en Verantwoordelijkheid'. URL: http://www.kabinetsformatie2010.nl/dsc?c=getobject&s=obj&objectid=127496 (14 december 2010)
Ringeling, A. (1993). Het imago van de overheid. 's-Gravenhage, VUGA.
N. Smit en S. van Thiel (2002) , ‘De zakelijke overheid: Publieke en bedrijfsmatige waarden in publiek-private samenwerking’, Bestuurskunde 11: 6 pp. 226-234.
A, Tollenaar en M. Plantinga, 'De publieke belangen van de sociale zekerheid' (2008) nr. 11/12.