Free Essay

Hjdhzm

In:

Submitted By catrlzao
Words 2284
Pages 10
Carl Van Cauwenberge

Economie en Ethiek

Morele limieten aan de vrije markt?

1.Inleiding

Aan de hand van enkele vragen zullen we in deze paper trachten een antwoord te formuleren op de vraag of alles te koop zou moeten zijn. Het eerste deel behandelt de vraag of alle producten te koop kunnen of moeten gesteld worden. Waarom wel, waarom niet? Vervolgens gaan we na wanneer de mogelijkheid om goederen en diensten aan te kopen moeten worden beperkt. Hoe moet deze beslissing tot stand komen? Ten slotte stellen we ons de vraag of er een aanpassing van de huidige situatie nodig is in verband met de beperkingen die aan de markt worden opgelegd en in welke richting deze aanpassing dan zou moeten plaats vinden.

2.Een markt voor alles? Vandaag de dag worden we in België, net als in het grootste deel van de rest van de wereld, geconfronteerd met een vrije markt economie. De vrije markt heeft twee grote voordelen. Ten eerste is iedereen vrij om te doen wat hij wilt binnen de regels die de vrije markt oplegt en staat ze open voor persoonlijk initiatief. Dit leidt ertoe dat zaken als hard werk, de bereidheid om risico’s te nemen en vindingrijkheid beloond kunnen worden. De vrije markt wordt dus gekenmerkt door een hoge graad van vrijheid en, in mindere mate, gelijkheid. Ten tweede creëert de vrije markt meer welvaart dan zelfs de meest intelligent geconstrueerde planningseconomie. De kracht achter de creatie van deze welvaart is “ de onzichtbare hand”, zoals Adam Smith de term in 1759 voor het eerst muntte in zijn Theory of Moral Sentiments. Hoewel de term in de loop der jaren al op talloze manieren is geïnterpreteerd, komt de definitie grofweg neer op het volgende:

De onzichtbare hand is een benaming voor het fenomeen dat zich voordoet wanneer individuen hun eigenbelang proberen te maximaliseren. Deze inspanningen hebben namelijk ook een positief gevolg voor de volledige maatschappij. Volgens deze redenering zou het dan ook beter zijn om de markt geen enkele beperking op te leggen en de toelating voor het verhandelen van alle producten verlenen. (Kennedy, 2009)

Dat is echter niet de situatie zoals die zich voordoet. Niet alles is te koop. Enerzijds zijn er zaken die gewoonweg niet verkocht kunnen worden vanwege hun niet-­‐monetaire karakter. Wanneer zaken als vriendschap,… worden aangekocht verliezen ze hun waarde: ze worden door de markt gecorrumpeerd. Anderzijds zijn er zaken die wel zouden kunnen worden verkocht, maar die om bepaalde redenen niet zijn toegelaten op de markt. Meestal denken we in de eerste plaats aan ethische motieven om de handel van sommige goederen en

Carl Van Cauwenberge

Economie en Ethiek

diensten te verbieden. Dit is niet het enige argument dat in overweging moet worden genomen bij het bepalen van de beperkingen van de vrije markt. Het voornaamste doel van de wetgever is veelal om een optimaal niveau van welvaart te creëren. De tak van het recht die zich hier mee bezig houdt, is de rechtseconomie. In bepaalde gevallen wordt aangenomen dat het nodig is de consument tegen zichzelf te beschermen, in andere gevallen is men dan weer van mening dat het toestaan van de vrije handel van het product nefast zou zijn voor de maatschappij in zijn totaliteit.

Wanneer we ons nu de vraag stellen of alles te koop moet zijn, moeten we ons afvragen of de redenen die aangehaald worden om de vrijhandel op een bepaald goed of een bepaalde dienst te verbieden, opwegen tegen de mogelijke welvaartscreatie die men misloopt.

Indien voor bepaalde zaken algemeen wordt aanvaard dat ze beter niet op de vrije markt beschikbaar zijn, kunnen we dan niet aannemen dat het antwoord op onze vraag neen luidt?

Eén zo’n voorbeeld is de verkoop van stemmen in de democratie. Hoewel er vaak gigantisch veel geld gepaard gaat met politieke campagnes, bestaat er geen enkele democratie waarin de directe verkoop van stemmen legaal is. Niemand zou ooit geloofwaardig kunnen beargumenteren dat een democratie waar de verkoop van stemmen toegelaten is beter zou werken dan wanneer dit niet het geval is. Indien de verkoop van stemmen trouwens toegelaten zou zijn, zouden we niet meer van een democratie kunnen spreken. Zo beweerde een recente studie van twee onderzoekers uit de universiteit Princeton dat de Verenigde

Staten

technisch

gezien

niet

meer

kan

gezien

worden

als een democratie, maar als een oligarchie. Een ander voorbeeld waar er algemene consensus heerst zijn gevangenis-­‐ straffen. Hoewel er in sommige landen gediscrimineerd wordt met betrekking tot de omvang van de sanctie, is het nergens toegestaan om de sanctie door te verkopen aan een derde partij.

3.Wat mag er niet te koop zijn?

Het antwoord op de vraag of alles te koop moet zijn, lijkt dus neen te zijn. In dat geval moeten we ons afvragen welke goederen wel, en welke goederen niet te koop mogen worden aangeboden en waarop we deze beslissing dan moeten baseren. Deze vraag beantwoorden is echter een moeilijke opgave. Een algemene regel omtrent de beslissing over het al dan niet verbieden van de vrije handel van een bepaald goed of een bepaalde dienst is ver te zoeken. Dit blijkt uit de grote verschillen in de wetgeving van de verschillende landen. Heel wat zaken die in het ene land wel wettelijk toegestaan zijn, zijn dat in het andere

Carl Van Cauwenberge

Economie en Ethiek

land niet. Gekende voorbeelden zijn waarschijnlijk prostitutie of marihuana.

Meestal komt de beslissing neer op een afweging van de kosten en de baten die de vrije handel van een product met zich zou meebrengen. De verschillende uitkomsten van de afweging zijn dan te wijten aan de subjectieve aard van deze kosten en baten. In de praktijk wordt er ook veel belang gehecht aan de ethische overwegingen die met het vraagstuk gepaard gaan. Het is immers niet gemakkelijk om deze achterwege te laten. Maar is dit ook de juiste werkwijze? Wanneer de hele maatschappij er op vooruitgaat indien men een als onethisch beschouwd goed of een als onethische beschouwde dienst vrij verhandelbaar maakt, moeten we onze mening dan niet bijstellen? We trachten dit te illustreren aan de hand van een voorbeeld. Neem nu de verkoop van baby’s; op het eerste zicht een verwerpelijke daad. Wanneer we op ons gevoel afgaan kunnen we zoiets toch niet goedkeuren? Bekijken we deze situatie echter volkomen rationeel, dan is het standpunt dat baby’s vrij verhandelbaar moeten zijn echter al veel makkelijker te verdedigen.

Zo gaat Richard Posner, oud-­‐professor aan de Universiteit van Chicago en eredoctor aan de Ugent te werk. Voor Posner, die aanzien wordt als de goeroe van “law and economics”, is de situatie duidelijk. Het uitgangspunt: er zijn steeds minder adoptiekinderen, gedeeltelijk door abortus, gedeeltelijk door het verdwijnen van de taboe op het alleenstaand moederschap. Aan de andere kant staan koppels die geen kinderen kunnen krijgen. De oplossing? Het aanbod, de ongewenst zwangere vrouw, in contact brengen met de vraag. Wanneer de verkoop van baby’s op die manier wordt voorgesteld, is er in wezen weinig verschil met het afstaan van het kind bij adoptie. Zoals Posner het stelt:

“Een baby verkopen klinkt dan misschien minder gelukkig, maar het betekent precies hetzelfde, maar dan in ruil voor geld in plaats van gratis. “ Wat betreft de ethische overwegingen vindt hij dat men niet moet vergeten dat de ethiek bijzonder flexibel is: praktijken die vroeger als immoreel bestempeld werden, zijn dat nu niet meer. Net als abortus of openlijk uitkomen voor homoseksualiteit heden ten dage veel minder problematisch is dan een paar decennia geleden, bestaat de mogelijkheid dat o.a. de verkoop van baby’s in de toekomst een dagelijks fenomeen worden.(Posner, 1995) Ongetwijfeld zal deze manier van denken bij sommigen op bijval kunnen rekenen, maar bij anderen op verzet stoten. Hoe dan ook toont dit voorbeeld aan dat de problemen vaak genuanceerder zijn dan we zouden denken. Vooral de invalshoek van waaruit het probleem wordt bekeken lijkt van belang te zijn. Op de vraag welke zaken nu wel en welke niet te koop moeten zijn kunnen we zodoende geen sluitend antwoord bieden. Vermoedelijk zal het antwoord op deze vraag verschillen van persoon tot persoon.

Carl Van Cauwenberge

Economie en Ethiek

4.Een verdere liberalisering van de markt?

Dat we voor alleenstaande zaken geen onbetwistbaar antwoord vinden over het al dan niet toestaan ervan, betekent niet dat we de huidige situatie niet in zijn totaliteit kunnen beoordelen. We kunnen ons afvragen of er meer beperkingen op de vrije markt moeten komen, of geldt eerder het tegendeel en moeten we streven naar een verdere liberalisering van de markt? Ook hier lijkt het antwoord eerder een persoonlijke keuze te worden. Om ten volle de argumenten voor en de argumenten tegen een eventuele verdere liberalisering van de markt te kunnen bevatten, kunnen we twee tegenovergestelde meningen naast elkaar leggen.

Richard Posner, wiens mening reeds min of meer duidelijk werd gemaakt aan de hand van het voorbeeld dat werd gegeven in verband met de verkoop van baby’s, is voorstander van een bijna absoluut vrije markt. Als het van hem afhing, zou vrijwel alles mogen verhandeld worden. De markt zou met andere woorden nog veel verder mogen geliberaliseerd worden dan dat ze nu al is. Als rechtseconoom beoordeelt Posner de wet door er economische principes op los te laten. Hij stelt zich de vraag of het beoogde doel van de wet bereikt wordt en of er geen andere problemen opduiken. Ethische overwegingen laat hij hierbij achterwege. Een belangrijk argument dat hij hierbij aanhaalt is de flexibiliteit van de ethiek. Onze mening over het al dan niet ethisch zijn van een bepaalde handeling kan veranderen. Om die reden vindt Posner dat men de zaken beter rationeel kan benaderen. Iemand die een volledig andere mening is toegedaan is Michael Sandel. In zijn boek “De morele grenzen van de vrije markt” argumenteert de filosoof dat de verdere liberalisering van de markt een slechte zaak zou zijn. Sandel trekt de gangbare economische theorie in twijfel. Deze theorie gaat er van uit dat de aard van goederen en diensten niet verandert wanneer ze worden gecommercialiseerd. Daardoor vergroten markttransacties de economische efficiëntie zonder de handelswaar te veranderen. Hierop gelet zouden financiële prikkels uitstekend geschikt zijn om wenselijk gedrag aan te moedigen. Sandel vindt deze theorie echter onaannemelijk. Een eerste probleem met deze theorie dat hij aankaart, is de vaststelling dat bij sommige handelingen of goederen de waarde ervan verandert door ze op de markt aan te kopen. Een tweede probleem is volgens hem dat marktwaarden soms niet-­‐commerciële normen verdringen die een grotere waarde hebben. Op die manier leidt het belonen van een bepaald gedrag tot een afname ervan.

Een voorbeeld van dit fenomeen vinden we terug in een onderzoek van de Britse socioloog Richard Titmuss. In 1970 vergeleek hij het systeem van bloedinzameling in het Verenigd Koninkrijk, waar donatie gebeurt door

Carl Van Cauwenberge

Economie en Ethiek

onbetaalde, vrijwillige donoren, met het systeem in de Verenigde Staten, waar ook een deel van het bloed wordt aangekocht.

Uit het onderzoek bleek er een chronisch tekort aan transfusiebloed te zijn in de Verenigde Staten. Bovendien was het bloed van mindere kwaliteit, doordat voornamelijk arme mensen hun bloed verkochten, en was het systeem verspillend. De conclusie luidde dat de commercialisering van bloed en winstbejag de vrijwillige donor had verjaagd. (Titmuss, 1970)

Of de markt verder moet worden geliberaliseerd lijkt dus een kwestie van persoonlijke opvattingen te zijn. De huidige tendens lijkt echter te zijn dat de markt alsmaar vrijer wordt. Sandel heeft het over een overgang van een markteconomie naar een marktmaatschappij, waar betreurenswaardig veel zaken te koop worden gesteld die eigenlijk van een onethische aard zijn. Hij staaft deze uitspraak bij met enkele voorbeelden zoals het verhandelbaar maken van CO2-­‐uitstoot in de EU, Het recht om te immigreren naar de Verenigde Staten, het recht om een zwarte neushoorn dood te schieten of iemand betalen om een luxueuzere cel te krijgen,… (Sandel, 2013)

5.Vragen

1. Welke visie sluit het best aan bij jouw eigen visie; die van M. Sandel of die van R. Posner? Moet de markt vrijer gemaakt worden of moeten we eerder de omgekeerde beweging maken? Kan je je vinden in beide standpunten en is de beste oplossing er één die het midden houdt tussen de twee extreme opvattingen?

2. Zijn er zaken die nu niet vrij verhandelbaar zijn, maar die dat volgens jou wel zouden moeten zijn? Of omgekeerd, zijn er zaken die nu wel worden toegelaten op de markt, maar die volgens jou absoluut zouden moeten verboden worden? Zoja, welke?

3. Wanneer Posner zijn “markt voor baby’s” verdedigt, heeft hij het over het in contact brengen van de vraag met het aanbod. Het aanbod omschrijft hij in dit geval als vrouwen die reeds zwanger zijn. Over een eventuele invloed van de vrijmaking van de handel in baby’s op dat aanbod heeft hij het niet. Zou het niet kunnen dat sommige vrouwen een kind willen krijgen met de bedoeling om het te verkopen? Moeten we daar beducht voor zijn of maakt dit niet zo veel uit?

Carl Van Cauwenberge

Economie en Ethiek

6.Bibliografie

Kennedy, Gavin. 2009. Adam Smith and the Invisible Hand: From Metaphor to Myth. Econ Journal Watch 6(2). Posner,Richard. 2001. Baby te koop? Interview over de beperkingen van de vrije markt, door Desomer, Bart. Sandel, Michael. 2012. “Niet alles is te koop”. In: De groene amsterdammer. P. 34-­‐ 37. 31/05/2012 Sandel, Michael. 2013. “What money can’t buy: the moral limits of markets” Ruccio, David. 2012. “Should everything be up for sale?” Geraadpleegd via http://rwer.wordpress.com/2012/03/25/should-­‐everything-­‐be-­‐up-­‐for-­‐sale/ Gilens, M. 2014. Testing theories of American politics: elites, interest groups and average citizens. Geraadpleegd via http://www.demonews.org/u-­‐s-­‐no-­‐longer-­‐a-­‐ democracy-­‐says-­‐new-­‐princeton-­‐study/

Similar Documents