Free Essay

Free

In:

Submitted By fameloff
Words 6814
Pages 28
Richtlijnen meesterstuk Master SEN

1. Richtlijnen over kopieren uit eigen eerder werk 2

2. Richtlijnen over samenwerken aan het meesterstuk 2

3. Richtlijnen over de begeleiding van het meesterstuk 2

4. Richtlijnen over omvang van het meesterstuk 2

5. Richtlijnen over de indeling van het meesterstuk 3 Titelblad 3 Samenvatting 3 Een erkentelijkheidspagina 3 Inhoudsopgave 3 Hoofdstuk 1: Introductie 3 Hoofdstuk 2: situering 3 Hoofdstuk 3: het onderzoek 4 Hoofdstuk 4: datapresentatie 4 Hoofdstuk 5: Analyse 4 Hoofdstuk 6: reflectie, aanbevelingen, toekomst 5 Literatuurlijst 5 Bijlagen 5

6. Ethische aspecten van onderzoek 5

8. Richtlijnen literatuurverwijzing 8

9. Richtlijnen over opgave geraadpleegde literatuur 8

10. Achtergrondinformatie over methodologie, methoden en technieken 11 Methodologie: positivistisch en interpretatief onderzoek. 12 Kwantitatief onderzoek 13 Voor- en nadelen kwantitatief onderzoek 14 Kwalitatief onderzoek 15 Diepte-interviews 15 Groepsdiscussies 16

11. Naslag: een aantal nuttige websites.........................................................................................17

J. Bergkamp MA Ed, samenstelling en redactie
Drs. R. Boerman (ethiek)
Drs. A. Emans (lay-out)

Verplichte literatuur OF 1 OF 2, EN 3 1. Kallenberg e.a. (2007) Ontwikkeling door onderzoek, een handreiking voor leraren, ISBN: 978 90 06 95512 5 2. Harinck, F (2009) Basisprincipes Praktijkonderzoek, ISBN-13: 9789044124279 3. APA-bronvermelding: http://www.uvt.nl/diensten/lis/instructie/apa.pdf
Aanbevolen onderzoeksmethodologische sites: • zie pp. 17-19 van dit document • www.xs4all.nl/~josbergk • van Vugt, J (2007) Observeren: http://www.xs4all.nl/~josbergk/rt/observeren.doc

Richtlijnen voor kopiëren uit eigen eerder werk

Je werkstuk is de vrucht van jouw individuele arbeid. Het is ook origineel, d.w.z. dat het geen onderdelen mag bevatten (van méér dan 10 herkenbaar gemaakte regels), van eerder door jou geschreven werkstukken, m.u.v. onderdelen van je onderzoeksvoorstel.

Richtlijnen over samenwerken aan het meesterstuk

Als je wilt samenwerken met collega’s op inhouden van een kennislijn die weergeeft op welk gebied je je begeeft dan kan dat altijd. Tekst die dat oplevert vat je kort samen voor en in dit werkstuk en voeg je toe als bijlage(n). Verder is samenwerken op het niveau van intervisie buitengewoon aanbevolen. Je kunt daar dan in je meesterstuk op relevante plaatsen voorbeelden van geven. E.e.a. maakt dan duidelijk hoe je tijdens je onderzoek gebruik hebt gemaakt van de inbreng van anderen.

Richtlijnen over de begeleiding van het meesterstuk

Alleen afgeronde hoofdstukken worden in critical-friendsgroepen a) gedeeld, b) begeleid. Daarna is revisie voor verantwoordelijkheid van de student.

Een kladversie van het totale verslag wordt door de begeleider nagekeken en voorlopig beoordeeld (zie criteria, zoals vermeld achteraan in dit document):
- Als de begeleider het stuk rijp acht voor een waardering van 6(0) dan stelt zij/hij de student daarvan in kennis en geeft groen licht voor de eindversie
- Als de begeleider verwacht dat het stuk na enige aanpassing een hogere waardering zou kunnen krijgen dan 6(0) dan stelt zij/hij daarvan student op de hoogte en geeft sobere aanwijzingen m.b.t. sommige te verbeteren of nader te belichten onderdelen;
- Als de begeleider het stuk een waardering zou geven tussen hoger dan 5(0) maar lager dan 6(0), dan stelt zij/hij daarvan student op de hoogte en geeft sobere aanwijzingen m.b.t. sommige te verbeteren of nader te belichten onderdelen.
- Als de begeleider het stuk een waardering zou geven lager dan 5(0) dan stelt zij/hij daarvan student op de hoogte en geeft sobere aanwijzingen m.b.t. sommige verbeteren of te belichten onderdelen.

De eindversie wordt beoordeeld op zijn eigen merites. De schriftelijke waardering bevat:
- Een kopie van de omschrijving zoals achteraan in dit document gepresenteerd, behorende bij het verstrekte punt;
- Enige persoonlijke woorden van de beoordelaar in relatie tot het eindproduct en het proces dat daarvoor werd doorlopen.

Richtlijnen over omvang van het meesterstuk

Het aantal woorden bedraagt minimaal 10.000 en maximaal 15.000 (exclusief bijlagen). Een overschrijding van het aantal toegestane woorden is van negatieve invloed op de waardering, ongeacht de kwaliteit van het werkstuk. Het tellen van de woorden begint bij het eerste woord van hoofdstuk 1 en gaat door t/m het laatste woord van hoofdstuk 6. Alle andere onderdelen worden niet in de telling betrokken.

Richtlijnen over de indeling van het meesterstuk

Titelblad

Op het titelblad moeten in ieder geval de volgende gegevens vermeld staan:
- Titel (en eventueel ondertitel)
- Praktijkwerkstuk in het kader van het Fontys Opleidingscentrum voor Speciale Onderwijszorg
- Opleidingstraject (Naam opleidingstraject invullen)
- Lesplaats (Lesplaats invullen)
- Begeleid door (naam begeleider)
- Studentnummer
- Naam student, adres student, postcode en woonplaats student
- Opleidingscentrum Speciale Onderwijszorg Fontys Hogescholen Tilburg

Deze pagina mag ook een illustratie bevatten.

Samenvatting/Synopsis

Is een samenvatting van het totale verslag van max. 2 A-4tjes. Deze maak je op het laatst.

Een erkentelijkheidspagina

Bedank op deze pagina allen die zich met jou hebben ingezet voor het bereiken van het resultaat. Maximaal één A-4tje.

Inhoudsopgave

Volg nauwgezet de regels!

Hoofdstuk 1: Introductie

Het begin van je onderzoeksverslag is een kort hoofdstuk geschreven in de tegenwoordige tijd. Bedenk dat de lezer nog van niets op de hoogte is. Vanaf hier leg je dus elk sleutelbegrip uit of verwijs je naar het hoofdstuk waarin je dat zult doen.
Op basis van je onderzoeksvoorstel/startplan zet je hier uiteen wat je heeft bewogen dit onderzoek aan te vangen en wat je onderzoeksvraag precies is, wat je denkt te kunnen bereiken met dit onderzoek, waarom het zowel voor jou als je omgeving belangrijk zou kunnen zijn.
Geef ook aan wat je verwacht dat er wellicht uit zal komen.

Hoofdstuk 2: situering, discussie

Dit hoofdstuk wordt vooral in de tegenwoordige tijd geschreven.
Begin het hoofdstuk met een korte vooruitblik: ”In dit hoofdstuk zal ik…”

A; Schets jouw plek in het onderwijs in relatie tot je onderzoeksvraag.
Omschrijf de kenmerken van die onderwijssituatie in het (Nederlandse) onderwijs; maak daarbij gebruik van verwijzingen naar literatuur en internet en voeg citaten in. Doe dit wel op een goede en herkenbare manier en vermeld de bronnen volgens de regels (zie p. 7-9). Je stukken worden overigens door speciale software gecontroleerd op internetcitaten en verwijzingen alsmede vergeleken met de werkstukken van de anderen van deze groep studenten.

B: m.b.v. literatuurverwijzingen licht je ieder element van je onderzoeksvraag toe. Doe dat vanuit verschillende gezichtspunten, zodat er een “discussie” op papier ontstaat waarin jij aan de lezer laat zien welke weg jij volgt. Aan het eind van dit hoofdstuk moet er voldoende zijn gepasseerd om straks te begrijpen waarom je tot bepaalde vragen voor vragenlijsten en/of interviews bent gekomen, dan wel uitgangspunten voor observaties/logboeken e.d. hebt geformuleerd.

Internationalisering: Als je erin slaagt om met buitenlandse situaties te vergelijken en te refereren aan buitenlandse bronnen dan heeft dat een positief effect op de waardering van je onderzoeksverslag.

****Inclusief onderwijs
Leg een relatie met hoe je je onderzoek kunt zien m.b.t. in de context van het “kinderen erbij houden,” en wel zoveel als mogelijk in relatie to regulier onderwijs.

Sluit het hoofdstuk af met een korte terugblik: “In dit hoofdstuk heb ik…” en wellicht: “In hoofdstuk 3 of 4 of 5 zal ik nader ingaan op…”

Hoofdstuk 3: het onderzoek

Dit hoofdstuk wordt vooral in de toekomend tegenwoordig tijd geschreven. Je gebruikt dus veelvuldig vervoegingen van het (hulp)werkwoord “zullen”.

Begin het hoofdstuk met een korte vooruitblik”In dit hoofdstuk zal ik…”

Geef aan onder welk paradigma je je onderzoek uitvoert (zie p. 11-19), welke methode(n) en middelen je gebruikt en koppel dat (op de voorgeschreven manier) aan literatuur. Het gaat hier om de grote lijnen.
Geef precies aan hoe je denkt om te gaan met de ethische aspecten (zie p. 5-7) die om de hoek komen kijken als je bepaalde middelen gebruikt en koppel dat aan literatuur.
Geef aan hoe je de onderzoeksmiddelen in elkaar zult zetten: b.v. welke vragen (en waarom) zitten er in je questionnaire, onder wie en hoe ga je die verspreiden; hoe zit je interview in elkaar, met wie zul je het houden, waar, wanneer en hoe doe je het; denk ook aan (video)observaties e.d.. Formulieren die je samenstelt plaats je in een bijlage waarnaar je verwijst (raadpleeg voor nadere details ook de sites, waarvan de inhoudsopgave is weergeven achter in dit document).
Geef aan hoe je de data zult verzamelen en vastleggen/noteren, hoe je zult rubriceren, en hoe je ze zult valideren.

Sluit het hoofdstuk af met een korte terugblik: “In dit hoofdstuk heb ik…” en wellicht: “In hoofdstuk 4 of 5 zal ik nader ingaan op…”

Hoofdstuk 4: datapresentatie

Dit hoofdstuk wordt vooral in de verleden tijd geschreven of in de voltooid tegenwoordige tijd.

Begin het hoofdstuk met een korte vooruitblik”In dit hoofdstuk zal ik…”

Afhankelijk van de onderzoeksmiddelen kom je tot een presentatie van de cijfers, die je hier kort toelicht, en tot een presentatie van de bevindingen n.a.v. interviews, observaties e.d.. Ga in beide gevallen nog niet over tot een dieper gaande interpretatie.
M.b.t. kwalitatieve data geldt dat je je bevindingen (die immers tot stand zijn gekomen via jouw ogen, oren, verstand en hart) als dat kan teruggeeft aan de deelnemers en hen vraagt of zij er ook zo over denken/voelen. Dit onderdeel kun je soms al doen meteen na afloop van de individuele ontmoetingen: “Heb ik goed begrepen dat je/jullie…?”

Hoofdstuk 5: Analyse

Dit hoofdstuk wordt vooral in de tegenwoordige tijd geschreven. Het bevat veel voorwaardelijke bepalingen: “Als ik vergelijk wat de vragenlijst heeft opgeleverd met de opbrengsten van de interviews, dan…”

Begin het hoofdstuk met een korte vooruitblik”In dit hoofdstuk zal ik…”

De kern van dit hoofdstuk is dat je met een verstandige blik kijkt naar de data, ze met elkaar in verband probeert te brengen en tot diepergaande interpretaties en conclusies komt. Voordat je daartoe overgaat lees je je hoofdstuk 2 nog eens terug. Je koppelt je interpretaties/conclusies dus terug naar datgene dat je daar hebt betoogd. Je kunt e.e.a. soms ook op een leuke manier ondersteunen m.b.v. korte anekdotes die je in de dagelijkse praktijk tegenkomt.

Deze arbeid is een inspannend karweitje. Als je iets niet in je eentje moet doen, dan is het dit wel. SCHAKEL JE CRITICAL FRIENDS IN en laat ze je het hemd va het lijf vragen! Leg ze niets uit, verdedig je niet, maar luister en vraag ze om hun inzichten en hulp, profiteer volop van de input die je krijgt. Noteer wat men aangeeft. Bedank ze!
Achter je computer weeg je de inbreng van de anderen en beslis je wat je ermee doet. Let wel: je hebt het recht om het allemaal te negeren!

• Koppeling naar inclusief onderwijs: geef weer hoe je je (al dan niet) bevindingen kunt plaatsen in de context van inclusief onderwijs. • Sluit het hoofdstuk af met een korte terugblik: “In dit hoofdstuk heb ik…” en wellicht: “In hoofdstuk 6 zal ik nader ingaan op…”

Hoofdstuk 6: reflectie, aanbevelingen, toekomst

• Aanbevelingen n.a.v. het onderzoek in relatie tot de onderzochte personen/instituten. • Terugblik op leervragen, je competentie-ontwikkeling. Raadpleeg daarvoor het competentiedocument dat je eerder had opgesteld. • Wat neem jij je voor voor je professionele toekomst?

Literatuurlijst

Volg nauwgezet de regels: Vermeld alle documenten waaraan je hebt gerefereerd zie voor details: http://www.uvt.nl/diensten/lis/instructie/apa.pdf

Bijlagen

Deze zijn genummerd en worden in die volgorde gepresenteerd. De volgorde volgt zoveel als mogelijk de volorde waarin ze in de tekst van de hoofdstukken worden gepresenteerd Als je in je hoofdtekst naar een bijlage verwijst, noem dan ook het paginanummer waar de bijlage te vinden is. Dit laatste kun je dus pas doen als je hele werkstuk klaar is.

Ethische aspecten van onderzoek (Boerman, 2009)

http://www.fontysmediatheek.nl/wiki/home/Bestand:Boerman%2C_R-1-._%282008%29_Ethische_uitgangspunten_bij_praktijkonderzoek_Fontys_OSO.pdf

De set principes in het kader van ethische reflectie op praktijkonderzoek Master SEN omvat:
1. Vertrouwen, bedrog en zelfbedrog
2. Zorgvuldigheid en nalatigheid
3. Volledigheid en selectiviteit
4. Concurrentie en collegialiteit
5. Publiceren, auteurschap en geheimhouding
6. Onderzoek en opdracht

Uitwerking van de principes voor ethische reflectie op het praktijkonderzoek

1. Vertrouwen, bedrog en zelfbedrog
Dit principe vraagt een grondhouding van de student/onderzoeker waarbij er op gerekend kan worden dat beschreven resultaten in het praktijkonderzoek zijn gebaseerd op transparante en navolgbare gegevens. Het verzinnen of vervalsen van gegevens is een vorm van bedrog en een inbreuk op het wederzijds verwachte vertrouwen van onderzoekers, collega’s en lezers. Het overnemen van andermans werk zonder de gebruikelijke bronvermelding is niet geoorloofd en is ook een vorm van (zelf)bedrog. In het onderzoek mag vrijelijk gebruik gemaakt worden van werk dat door andere onderzoekers is verricht binnen de grenzen van de rechtsregels voor intellectueel eigendom (met een duidelijke bronverwijzing). Wanneer inspanningen van derden (leerlingen, ouders, collega’s) worden gevraagd in het kader van het onderzoek mogen zij erop vertrouwen dat hun inspanningen een goede zaak dienen en gericht zijn op verbeteringen in de beroepspraktijk.

Regels die bij deze grondhouding horen:
1. De onderzoeker informeert zijn onderzoeksgroep over het doel van het onderzoek in begrijpelijke, concrete taal.
2. Onderzoekers hanteren geen methodes die de betrokkenen aantasten in hun waardigheid of schaden in hun fysiek en/of psychisch welzijn. Onderzoekers zorgen ervoor dat zij alle afspraken die zij zijn overeengekomen daadwerkelijk nakomen.
3. De student draagt zorg voor het voorkomen van bedrog en het vermijden van zelfbedrog en slordigheid door het onderzoek en het te schrijven meesterstuk regelmatig te bespreken met docent en medestudenten.

2. Zorgvuldigheid en nalatigheid
Dit principe vraagt een grondhouding van de student/ onderzoeker waarin zorgvuldigheid wordt verwacht bij de opzet en uitvoering van een onderzoek. Dat wil zeggen dat vraagstellingen weloverwogen worden opgesteld en met zorg worden beantwoord, gegevens nauwgezet worden verzameld en bewerkt en de verslaglegging precies en systematisch zal zijn. Er mag op gerekend worden dat de student/onderzoeker met een open blik en voldoende nieuwsgierigheid zijn vraagstellingen behandeld. Als er in het onderzoek anderen (bijvoorbeeld leerlingen, hun ouders, collega’s, begeleiders) zijn betrokken geldt zorgvuldigheid jegens hen. Slordigheid en nalatigheid doen afbreuk aan de kwaliteit van het onderzoek en het meesterstuk en dienen dus voor zover dat mogelijk is door de student/onderzoeker te worden voorkomen.

Regels die bij deze grondhouding horen:
1. Als een onderzoek in een instelling of school wordt verricht, zorgt de student/onderzoeker er voor dat voorafgaand aan het onderzoek en het benaderen van potentiële betrokkenen het voorgenomen onderzoek is besproken met de leiding van de instelling of school en dat er van hen toestemming is verkregen.
2. Voorafgaand aan het onderzoek wordt aan betrokkenen uitgelegd wat het nut van het onderzoek is en wat de consequenties kunnen zijn van hun vrijwillige deelname.
3. Alleen met uitdrukkelijke schriftelijke instemming van betrokkenen en/of hun wettelijk vertegenwoordigers op grond van die informatie kunnen zij deelnemen aan het onderzoek.
4. De informatie die potentiële betrokkenen en/of hun wettelijke vertegenwoordigers krijgen is volledig, relevant en begrijpelijk.
5. Wanneer onderzoek wordt verricht onder personen die van de onderzoeker afhankelijk zijn, worden voorafgaand aan het onderzoek voorzorgsmaatregelen genomen om betrokkenen te beschermen tegen nadelige consequenties bij voortijdige beëindiging of weigeren van deelname.
6. Onderzoeksgegevens worden uitsluitend gebruikt voor het doel waarvoor de betrokkenen hun toestemming hebben gegeven en worden opgeslagen in een systematisch gegevensbestand zonder direct identificeerbare persoonsgegevens.
7. Bij onderzoek met betrokkenen wordt gewerkt met geanonimiseerde gegevens, zodat er geen relatie gelegd kan worden tussen persoonlijke gegevens en onderzoeksgegevens. Met een kleine groep betrokkenen, waarbij het leggen van een verband van personen voor de hand ligt, geven de betrokkenen toestemming voor publicatie.
8. De student/onderzoeker neemt maatregelen, o.a. door een goede planning en goede afspraken met begeleider en/of critical friends, om slordigheid en nalatigheid zoveel als mogelijk te voorkomen.

3. Volledigheid en selectiviteit
In de grondhouding speelt de eis van volledigheid een belangrijke rol. Selectie en beperking zullen zeker een belangrijke rol moeten spelen in de realisatie van het meesterstuk, maar dit mag niet leiden tot het achterhouden van gegevens die de student/onderzoeker niet uitkomen bij de beantwoording van de onderzoeksvraag. Dat betekent dat alle uitkomsten en resultaten van het onderzoek een rol spelen in het meesterstuk. Noodzakelijke selectiviteit mag niet worden gebruikt om de zaken anders voor te stellen dan ze zijn.

4. Concurrentie en collegialiteit
Elke student/onderzoeker werkt samen met begeleiders en collega’s. In gespreksgroepen wordt commentaar geleverd op elkaars werk. Collegialiteit vereist dat men zich inzet voor elkaar, elkaar behoedt voor blunders en indien nodig bemoediging schenkt. Men heeft weet van de wederzijdse afhankelijkheid die er in de groep bestaat. Er is sprake van een zekere loyaliteit om elkaar te helpen de ambities te realiseren en men heeft daarbij respect voor ieders eigenheid.

5. Publiceren, auteurschap en geheimhouding
Praktijkonderzoek en meesterstuk kunnen tot een publicatie leiden. Voor de verdere ontwikkeling van de verschillende beroepsgroepen die in het werkveld van Special Educational Needs werkzaam zijn en voor het aan elkaar doorgeven van good practices is het van belang dat nieuwe inzichten met elkaar worden gedeeld, zodat kennis verder ontwikkeld kan worden. Daarom is het belangrijk dat na afronding van het meesterstuk onderzoeken beschikbaar worden gesteld en door middel van media (workshop, lezing, publicatie) met elkaar worden gedeeld. Geheimhouding van resultaten druist in tegen de normen van collegialiteit, openbaarheid en wetenschap.

6. Onderzoek in opdracht
De student/onderzoeker bepaalt altijd de vraagstelling van zijn praktijkonderzoek en blijft eigenaar van het onderzoek. Het is daarbij voorstelbaar dat de student/onderzoeker onderzoek verricht op aanwijzing van haar/zijn werkgever mits dit niet in strijd is met de opleidingseisen van Fontys OSO of met de genoemde zelfsturing bij de keuze van de onderzoeksvraag.

Toepassing van ethische reflectie op het praktijkonderzoek
Ethische reflectie op het eigen onderzoek dient aan de hand van de zes principes te gebeuren. Omdat er sprake zal zijn van afweging (ieder onderzoek kan anders zijn bij de leer-en onderzoekslijn van Master Sen) is het belangrijk dat de reflectie in een dialoog tot stand komt. Dit kan goed gebeuren in de gesprekken met critical friends en de begeleider. Het geeft de begeleider ook de gelegenheid om te controleren of aan zowel de plichtdimensie en als aan de aspiratiedimensie aandacht wordt besteed door de student/onderzoeker en bij een omissie om een aanvulling te vragen. Onopgeloste dilemma’s kunnen worden voorgelegd aan de examencommissie die vooralsnog als ‘ethische commissie’ zal optreden in afwachting van Fontys-beleid.

Een beknopte neerslag van de ethische reflectie aan de hand van de zes principes wordt opgenomen in het meesterstuk door de student.

7. Richtlijnen literatuurverwijzing

Men kan naar bestudeerde literatuur verwijzen: - door in eigen bewoordingen de mening of de uiteenzetting van anderen weer te geven; - door de mening van de auteur letterlijk te citeren (tussen aanhalingstekens).

In beide gevallen moeten direct tussen haakjes de naam/namen van de aangehaalde auteur(s) en het jaar van publicatie (bijvoorbeeld: Van der Molen, Bel en Fischer, 1990) worden vermeld. Bij een referentie van meer dan drie auteurs wordt de naam van de eerste auteur genoemd, vervolgd door et al. en het jaar van publicatie.
Bij letterlijke citering dient men de aangehaalde pagina (’s) te vermelden (Hubers, 1981, pag. 121)

Richtlijnen over opgave geraadpleegde literatuur (APA-Stijl) en literatuurlijst

(voor verdere details in specifieke contexten zie: http://www.uvt.nl/diensten/lis/instructie/apa.pdf)

In de tekst van een wetenschappelijke publicatie wordt vaak verwezen naar andere publicaties. Dat gebeurt volgens bepaalde internationale afspraken. Het in de sociale wetenschappen meest toegepaste systeem is dat van de American Psychological
Association (APA). Onderstaande richtlijnen zijn gebaseerd op de 5e editie van de
APA Style Guide, uit 2001. Op een punt wordt in deze handleiding afgeweken van de richtlijnen van de APA. In een opsomming van namen wordt (in het Nederlands) geen komma geplaatst voor '&' of'en'.

Literatuurlijst

De literatuurlijst is alfabetisch geordend op de achternaam van de eerste auteur. Elke referentie begint met de achternaam van de (eerste) auteur, gevolgd door de voorletter(s), en dan, als die er zijn, de namen van de overige auteurs.
• Bij een Nederlandse publicatie wordt ‘Van de’ of andere voorvoegsels achter de voorletters geplaatst. Dus Akker, C. J. van der (2001).
• Na elk initiaal komt een punt en een spatie.
Na de auteur(s) volgt eerst het jaartal van publicatie (tussen haakjes). Daarna zijn er verschillende mogelijkheden, al naar gelang het type publicatie:

Bij een boek:
Auteur(s) (of redacteurs) (Jaartal). Titel boek. Plaats van uitgifte: Naam van de uitgever.

Wald, A., & Linden, J. L. van der (red.) (2001). Leren in Perspectief. Leuven/Apeldoorn: Garant

Renkema, J. (1995). Schrijfwijzer. Handboek voor duidelijk taalgebruik (3e druk). 's-Gravenhage: Sdu.

Bij een hoofdstuk in een boek (of bundel):
Auteur(s) (Jaartal). Titel van het hoofdstuk. In Namen redacteuren van het boek (red.). Titel van het boek, (pagina's van het hoofdstuk). Plaats van uitgifte: Naam van de uitgever. Initialen van redacteur(s) komen voor de achternaam.

Erkens, G., Kanselaar, G., Jaspers, J. G. M., & Tabachneck-Schijf, H. J. M. (2001).
Computer ondersteund samenwerkend leren. In A. Wald, & J. L. van der Linden (red.).
Leren in Perspectief (pp. 85-97). Leuven/Apeldoorn: Garant

Bij een artikel in een tijdschrift:
Auteur(s) (Jaartal). Titel van het artikel. Naam van het tijdschrift (nummer van de jaargang, evt. gevolgd door nummer van de aflevering), pagina's waar het artikel staat. Titelwoorden van tijdschrift moeten met hoofdletters (behalve voorzetsels en voegwoorden). Het nummer van de aflevering hoeft niet genoemd te worden als de paginanummering doorloopt over de afleveringen.

Versloot, A. M., Jong, J. A. de, & Thijssen, J. G. L. (2001). Organizational context of structured on-the-job training. Human Resource Development 4, 82-92.

Vriens, L. J. A. (2001). Steiner en de Vrije School. Tijdschrift voor
Vredesopvoeding, 16(2), 8-11.

Bij een artikel in een elektronisch tijdschrift:
Auteur(s) (Jaartal). Titel van het artikel. Naam van het tijdschrift, nummer van de jaargang (evt. gevolgd door nummer van de aflevering), pagina's waar het artikel staat.

Fine, M., & Kurdek, L. A. (1993). Reflections on determining authorship credit and authorship order on faculty-student collaborations. American Psychologist, 48, 1141-1147. Binnengehaald 7 juni 2002, van http://www.apa.org/iournals/amp/kurdek.html Bij een publicatie op Internet:
Auteur. (Jaartal/Datum). Titel. Binnengehaald Datum, van Bron.

Veerman, A., & Veldhuis, E. (2001). Collaborative learning through computermediated communication in academic education. Binnengehaald 7 juni 2002 van http://www.mmi.unimaas.nl/euro-cscl/Papers/166.doc
Vermijd het afbreken van internetadressen aan het einde van een regel.

Bij een paper voor een conferentie (indien niet opgenomen in bundel):
Auteur(s) (Jaartal). Titel. Paper gepresenteerd op Naam Conferentie, Plaats, Data conferentie.

Jaspers, J. G. M., Erkens, G., & Kanselaar, G. (2001). COSAR: Collaborative writing of argumentative texts. Paper gepresenteerd op de IEEE International Conference on Advanced Learning Technologies, University of Wisconsin, Madison (USA), 4-8 augustus 2001.

Bij een krantenartikel of artikel in een populair weekblad:
Auteur (Datum). Titel. Krant, paginanummers.
Vriens, L. J. A. (10 September 2001). Turbotaal. SBMagazine, p. 10.
Waardering meesterstuk gebaseerd op onderzoek

Op voorwaarde dat je een goed taal- en stijlgebruik hanteert en niet enkel beschrijvend bezig bent krijg je een

6(0) als je verslag doet van een onderzoek in de (d.m.v. literatuur toegelichte) nationale context, het daar bij laat en er verder geen tegengeluiden bij plaatst. Het onderzoek deugt in ethisch en methodologisch opzicht. Je koppelt het overigens wel aan een mogelijk oplossingsgerichte attitude en legt een relatie met (mogelijkheden tot) inclusief onderwijs. Er is sprake van enige persoonlijke reflectie.

IJkpunten zijn: • (nationale) literatuurverwijzingen; • Verbinding van ethiek en methodologie; • Oplossingsgerichtheid; • Persoonlijke reflectie.

7(0) als 6(0): Plus je plaatst het onderzoek niet alleen in de (d.m.v. literatuur toegelichte) nationale context , maar gebruikt ook internationale bronnen/contexten en je voegt tegengeluiden in. Je koppelt het tevens aan een oplossingsgerichte attitude en legt een relatie met (mogelijkheden tot) inclusief onderwijs. Er is sprake van zowel persoonlijke als professionele reflectie.

IJkpunten zijn: Nationale en internationale literatuurverwijzingen; • Tegengeluiden; • Verbinding van ethiek en methodologie; • Oplossingsgerichtheid; • Inclusief onderwijs; • Persoonlijke en professionele reflectie.

8(0) als je verslag doet van een onderzoek op basis van de Nederlandse context, nationale en internationale bronnen en tegengeluiden, dat leidt tot een door jou geformuleerde plausibele synthese. Je koppelt het in dit geval ook aan een oplossingsgerichte attitude en legt een relatie met (mogelijkheden tot) inclusief onderwijs. Er is sprake van persoonlijke en professionele reflectie, er wordt een relatie gelegd tussen persoonlijk/professioneel verleden, heden en toekomst. Het onderzoek deugt in ethisch en methodologisch opzicht.

IJkpunten zijn: • Nationale en internationale literatuurverwijzingen; • Tegengeluiden; • Een goede analyse; • Verbinding van ethiek en methodologie; • Oplossingsgerichtheid; • Inclusief onderwijs; • Persoonlijke en professionele reflectie.

9(0) als bij 8(0). Plus: als je een nieuwe, originele invalshoek presenteert, die onderbouwd wordt door veronderstellingen die je onderzoek oproept. Je analysehoofdstuk moet dan van uitstekende kwaliteit zijn en leiden tot je originele invalshoek.

IJkpunten zijn: • Nationale en internationale literatuurverwijzingen; • Tegengeluiden; • Een uistekende analyse en een nieuw geluid; • Verbinding van ethiek en methodologie; • Oplossingsgerichtheid; • Inclusief onderwijs; • Persoonlijke en professionele reflectie.

10(0) als bij 9(0). Plus: je meesterstuk moet dan zo goed gedocumenteerd zijn dat het, na anonimiseren en aanbrengen van kleine wijzigingen, (bijna) direct publicabel is, of¨het de basis kan vormen voor een excellent artikel.

IJkpunten zijn: • Nationale en internationale literatuurverwijzingen; • tegengeluiden; • Een uistekende analyse en een nieuw geluid; • Verbinding van ethiek en methodologie; • Oplossingsgerichtheid; • Inclusief onderwijs; • Persoonlijke en professionele reflectie. • De professionele waarde voor de buitenwereld, d.w.z. de publicitaire bijdrage aan “the body of knowlegde.”

Geraadpleegde literatuur

Crom (2005). 4 Methodologie, methoden en technieken. In B. Crom De invloed van externe budgetparameters op de interne budgettering van academische ziekenhuizen - verklaringen voor verschillen in budgetteringssystemen en hun effecten, (pp. 73-84) binnengehaald 12-6-2008 van http://dissertations.ub.rug.nl/FILES/faculties/management/2005/b.crom/h4.pdf Boerman (2009). Ethische uitgangspunten bij praktijkonderzoek. Binnengehaald 7-3-2010 van www.fontysmediatheek.nl/w/images/8/8d/Boerman%2C_R-1-._%282008%29_Ethische_uitgangspunten_bij_praktijkonderzoek_Fontys_OSO.pdf Auteur onbekend. Richtlijnen voor literatuurlijst en bronvermeldingen (APA Stijl). Binnengehaald 7-3-2010 van www.fontysmediatheek.nl/w/images/a/ab/Bronvermeldingen_volgens_APA-normen.pdf
Bijlage betreffende Paradigma’s, methodologie, methoden en middelen

|Gebaseerd op Crom (2005) Hoofdstuk 4. Methodologie, methoden en technieken uit : De invloed van externe budgetparameters op de interne |
|budgettering van academische ziekenhuizen |
|http://dissertations.ub.rug.nl/FILES/faculties/management/2005/b.crom/h4.pdf |
|link bezocht d.d. 12-6-2008 |
| |
|Bewerking: J. Bergkamp, betreft alles wat tussen haakjes is geplaatst, dik- en of schuinsgedrukt wordt weergegeven |

Achtergrondinformatie over methodologie, methoden en technieken

Methodologie (soms ook genoemd “paradigma”) is te omschrijven als het geheel van redeneringen en veronderstellingen dat de basis vormt voor het ontwerp van een onderzoek, de dataverzameling, de data-analyse en de rapportage over de uitkomsten van het onderzoek (Den Hartog en Van Sluijs, 1995, p.244). (…)

De opvatting hoe kennis te genereren zal zijn vertaling moeten vinden in concrete onderzoeksmethoden. Afgezien van het feit dat onderzoeksmethodologie, -methoden en -technieken in het spraakgebruik al snel als synoniemen worden gebruikt, kent het begrip onderzoeksmethode geen éénduidige definitie. Wij definiëren een methode volgens het Woordenboek der Nederlandse Taal (WNT, 2003) als een vaste, weloverlegde manier van handelen om een zeker doel te bereiken.
(…) Methoden zijn meer of minder geschikt om de gewenste informatie te verzamelen, afhankelijk van de onderzoeksvraag en de daaruit voortvloeiende onderzoeksmethodologie. (…). Binnen elk van deze methoden kunnen bepaalde onderzoekstechnieken worden toegepast. Te denken valt aan interviews (wel of niet gestructureerd), enquêtes, observaties en documentanalyses. (…).

Methodologie: positivistisch en interpretatief onderzoek.

Op het onderzoeksgebied van de gedragswetenschappen kunnen twee belangrijke onderzoeksmethodologieën (paradigma’s JB) worden onderscheiden, namelijk

Positivisme definieert gedragswetenschappen als georganiseerde methoden om deductieve logica (=van het algemene naar het bijzondere) te combineren met nauwkeurige proefondervindelijke waarnemingen van individueel gedrag, met als doel causale verbanden te ontdekken en te bevestigen die gebruikt kunnen worden om algemene gedragspatronen te voorspellen (Neuman, 1991, p.47). Volgens het ‘deductive model of explanation’ (Kaplan, 1964 via Scapens, 1990) vinden wetenschappelijk onderzoek en theorievorming plaats. Kenmerkend voor het positivisme is dat het zich toelegt op algemeen geldende samenhangen die empirisch (proefondervindelijk) worden getest. Dit toeleggen op het algemeen geldende impliceert het uitsluiten van individuele, subjectieve elementen die (die b.v.) het besluitvormingsproces van managers beïnvloeden. Weliswaar wordt de betekenis onderkend van positivistisch onderzoek voor het verklaren en voorspellen van gedrag op hoog aggregatie(=samenvoeging)niveau, op het individuele niveau schiet die benadering tekort. De vraag is dan of alle relevante verklarende variabelen wel in de theorie zijn opgenomen. (…) Bovendien is het de vraag of alle variabelen wel adequaat te meten zijn met behulp van statistisch onderzoek. Verder is een belangrijk nadeel van positivistisch onderzoek dat het aantonen van een statistisch verband tussen variabelen geen uitsluitsel hoeft te geven over de richting van de causaliteit (=betrekking van oorzaak en gevolg). De vraag bij een sterke correlatie tussen X en Y is of Y wordt beïnvloed door X of X door Y. In de getoetste hypothese wordt een bepaalde causaliteit vaak wel verondersteld en het aantonen van het statistische verband vormt dan impliciet het bewijs daarvan. De theorie die wordt getoetst wordt dan aanvaard. De richting van de causaliteit is daarom een zwak element van positivistisch onderzoek. Om die aan te tonen moeten processen worden geanalyseerd en daarvoor leent een onderzoeksmethode die zwaar leunt op statistische onderzoekstechnieken zich minder goed.
(…) De verklaring van een bepaald complex verschijnsel kan slechts voor een (beperkt) deel gevonden worden in een aantal, algemeen geldende verklarende variabelen. Het andere deel van de verklaring moet gevonden worden in de specifieke context. Dat die specifieke context zo belangrijk is, heeft te maken met de aard van het vakgebied (onderwijs). Dat vakgebied behoort tot de gedragswetenschappen. Elke situatie heeft zijn specifieke kenmerken: een unieke context, unieke spelers die uniek reageren, met unieke wisselwerkingen. Daardoor ontstaan vragen of per situatie niet andere, van de gevestigde theorie afwijkende variabelen zich voordoen, of bestaande variabelen aan invloed hebben verloren en of de causaliteit tussen variabelen is veranderd. Bij de keus van een budgetteringssysteem kunnen vele variabelen (doelstellingen en toevallige factoren) een rol spelen. Dergelijke keuzes komen mogelijk via een complex besluitvormingsproces tot stand, waarbij meerdere belanghebbenden een rol spelen. Ook het identificeren van het gebruik van budgetteringssystemen en de effecten daarvan vormen een complexe materie. Verder is er sprake van een dynamische context van veranderende externe financiering, hetgeen de ziekenhuizen de nodige vraagtekens bezorgt hoe daar op te reageren met hun interne budgettering. Tenslotte moet bij het toepassen van management controlsystemen rekening worden gehouden met het kennisniveau van degenen voor wie die instrumenten worden ontwikkeld, alsmede met specifieke verlangens en weerstanden binnen de organisatie. Om dat in beeld te krijgen is het vereist diepgaande vragen over het ‘waarom’ te stellen en daarover door te vragen. Een en ander laat weinig ruimte aan een positivistische onderzoeksopvatting waarbij algemeen geldende theorieën de keuzes van het budgetteringssysteem, het gebruik en de effecten ervan bij een veranderende externe financiering zouden kunnen verklaren.

Een interpretatieve onderzoeksvisie houdt met de voornoemde bezwaren rekening. Interpretatief onderzoek gaat er vanuit dat er geen algemeen geldende wetten zijn. Om in gedragswetenschappen verklaringen te vinden voor verschijnselen zal de onderzoeker gedrag moeten interpreteren (in de zin van doorgronden en begrijpen, (zie Ryan et al.,
2002, p.87): wat zijn belangrijke factoren die bepaald gedrag verklaren, wat is hun invloed en samenhang? Kortom: hoe verlopen processen waarbij mensen tot bepaald gedrag komen? Objectiviteit is voor de interpretatieve onderzoeksopvatting relatief. De onderzoeker interpreteert hetgeen hij waarneemt en door anderen wordt gezegd. Door dat laatste ontstaan interpretaties van interpretaties. Een verschijnsel is verklaard als de onderzoeker heeft aangetoond dat dit verschijnsel in relatie met andere verschijnselen een samenhangend systeem vormt, het zogenaamde ‘pattern model of explanation’ (Kaplan, 1964 via Scapens, 1990). Theorievorming die voor een bepaalde situatie is ontwikkeld, heeft vooral als doel inzicht te geven in de sociale context en de bewustwording voor contextfactoren te stimuleren.

|Homma (z.j.) Methoden Onderzoek |
|Website van “Right Martkonderzoek” |
|http://rightmarktonderzoek.nl/Methoden-onderzoek/Methoden-onderzoek.aspx |
|laatst bezocht op 2-10-2008 |

Kwantitatief onderzoek

Kwantitatief onderzoek biedt cijfermatig inzicht en geeft veelal antwoorden op vragen die in termen van hoeveelheid kunnen worden uitgedrukt (bijvoorbeeld uit hoeveel jongeren bestaat de doelgroep, hoeveel geadresseerden lezen het blad; hoe vaak/ hoe lang wordt een blad gelezen et cetera). Ook de beoordeling van bepaalde producten of organisaties wordt meestal kwantitatief onderzocht door bijvoorbeeld een tevredenheidsonderzoek. Om statistisch betrouwbare en representatieve uitspraken te doen worden grote groepen mensen tegelijk ondervraagd.

Bij kwantitatief onderzoek wordt altijd gebruikgemaakt van een enquête. In de enquête is de onderzoeksvraag of het probleem van de opdrachtgever geoperationaliseerd in vragen aan de doelgroep.

De resultaten van kwantitatief onderzoek worden doorgaans weergegeven in tabellen, grafieken en percentages. Ten behoeve van het kwantitatief onderzoek wordt gebruikgemaakt van diverse methoden: schriftelijk onderzoek, telefonisch onderzoek, face-to-face onderzoek of online onderzoek (onderzoek via internet). Deze methodes hebben ieder andere voor- en nadelen.

Voor- en nadelen kwantitatief onderzoek

|Methode /Omschrijving |Voordelen |Nadelen |
|Schriftelijk onderzoek |Weinig sociaal wenselijke antwoorden |Respondent kan de enquête in een andere volgorde invullen |
| |Goedkoop |dan de onderzoeker bedoelt |
| |Lange enquête mogelijk |Intensieve begeleiding van de respondent is niet mogelijk |
| |Input van meerdere personen mogelijk bij invullen |Doorverwijzingen moeten eenvoudig zijn |
| |enquête |Geen inzicht in non-respons |
| |Respondent kan enquête op zelf gekozen tijd en in |Niet geschikt voor het achterhalen van spontane bekendheid |
| |eigen tempo invullen |of spontane reacties |
|Face-to-face onderzoek |Toonmateriaal is gemakkelijk te gebruiken |Mogelijke beïnvloeding van de respondent door enquêteur |
| |Enquêteur kan helpen als de respondent de vraag |Relatief duur vergeleken met andere methoden |
| |niet begrijpt | |
|Telefonisch onderzoek |Relatief snel |Relatief korte vragenlijst |
| |Relatief lage kosten |Ergernis van de doelgroep over gebruikte methode |
| |Vrijwel direct inzicht in resultaten | |
| |Inzicht in non-respons | |
| |Mogelijkheid tot meeluisteren door opdrachtgever | |
|Online onderzoek |Goedkoop |Alleen mogelijk onder internetgebruikers |
| |Snel |Intensieve begeleiding van de respondent is niet mogelijk |
| |Respondent kan enquête op zelf gekozen tijd en in | |
| |eigen tempo invullen | |
| |Inzicht in non-respons | |
| |Mogelijkheid om persoonlijke herinnering te sturen| |
| | | |
| |Vrijwel direct inzicht in resultaten | |
| |Tonen van logo's, audio- en videomateriaal | |
| |mogelijk | |

Kwalitatief onderzoek

Kwalitatief onderzoek is gericht op het verkrijgen van betrouwbare informatie over wát er leeft onder een bepaalde doelgroep en waaróm.

Deze vorm van onderzoek geeft diepgaande informatie door in te gaan op achterliggende motivaties, meningen, wensen en behoeften van de doelgroep. Het gaat in op het waarom van heersende meningen en bepaalde gedragingen. Daarbij worden bewuste motivaties van de doelgroep besproken, maar ook onbewuste motivaties kunnen worden achterhaald, door gebruikmaking van projectieve technieken. Ook kan kwalitatief onderzoek goed worden ingezet om de doelgroep zelf te laten meedenken over bijvoorbeeld de invulling van productinnovaties en toekomstig beleid.

Kwalitatief onderzoek biedt de volgende voordelen:
- de mogelijkheid om dóór te vragen;
- de mogelijkheid om beeldmateriaal te testen;
- de mogelijkheid om de vraagstelling en de methodiek tijdens de looptijd van het onderzoek bij te sturen aan de hand van reeds behaalde resultaten;
- de mogelijkheid om gebruik te maken van projectieve technieken (vraagtechnieken die tot doel hebben om remmingen bij respondenten weg te nemen, waardoor de respondenten eerder vrijuit over zichzelf gaan praten);
- de mogelijkheid voor de opdrachtgever om mee te kijken en hierdoor snel een beeld te krijgen van wat er leeft onder de onderzoeksgroepen.
Een nadeel van kwalitatief onderzoek is dat de resultaten niet statistisch representatief zijn, maar een indicatie geven van wat er leeft onder de doelgroep.

De respondenten ontvangen doorgaans een beloning voor hun deelname. De respondenten worden meestal door medewerkers van Right Marktonderzoek geworven. Een groot voordeel hiervan is dat, doordat de medewerkers goed op de hoogte zijn van het doel van het onderzoek, er respondenten worden geworven die aan de doelgroepomschrijving voldoen.

Er bestaan meerdere methoden voor het uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Afhankelijk van de vraag wordt meestal gekozen voor diepte-interviews of groepsdiscussies.

Diepte-interviews

Een diepte-interview is een intensief gesprek tussen één respondent en de interviewer (projectleider of projectmedewerker). Daarbij wordt gebruikgemaakt van een gesprekspuntenlijst. Bij sommige onderwerpen en doelgroepen is het zinvol om interviews met twee respondenten te organiseren, bijvoorbeeld bij jongeren. Deze doelgroep spreekt makkelijker vrijuit wanneer er een vriend of vriendin bij is.

Het gesprek duurt doorgaans drie kwartier tot een uur. Het interview kan plaats hebben bij de respondent thuis, op de werkplek of op een onderzoekslocatie. In het laatste geval kan het gesprek worden opgenomen en wordt de opdrachtgever in de gelegenheid gesteld het gesprek live te volgen vanuit een nabij gelegen ruimte.

Diepte-interviews bieden, afhankelijk van de onderzoeksvraag, grofweg de volgende voordelen:
- Het is mogelijk om met een individu diep in te gaan op het onderwerp (dieper dan in groepsdiscussies).
- De respondent kan zich meer op zijn/haar gemak voelen, aangezien een diepte-interview in de thuissituatie kan worden afgenomen. Bepaalde onderwerpen die taboe zijn kunnen aldus in privé-situaties worden besproken.
- Van minder welbespraakte mensen worden eveneens spontane antwoorden verkregen. In groepsdiscussies komen deze mensen veelal alleen 'geholpen' aan het woord, dit wil zeggen als de gesprekleider deze mensen er bewust bij betrekt.

Groepsdiscussies

Circa acht personen praten onder leiding van een gespreksleider (meestal de projectleider van het onderzoek) over een bepaald onderwerp. Hierbij wordt een gesprekspuntenlijst gebruikt. Het gesprek duurt doorgaans anderhalf tot twee uur. De discussie wordt opgenomen en de opdrachtgever wordt in de gelegenheid gesteld de discussie live te volgen vanuit een nabij gelegen ruimte.

In het algemeen worden per onderscheiden (sub)doelgroep minimaal twee discussies gehouden, om effecten van het groepsproces te kunnen filteren.
In sommige situaties is het zinvol om van de deelnemers aan een groepsdiscussie een panel te vormen dat periodiek over een bepaald onderwerp wordt ondervraagd. Op deze wijze kan een ontwikkeling worden gevolgd.

Afhankelijk van de onderzoeksvraag bieden groepsdiscussies grofweg de volgende voordelen:
- De respondenten kunnen op elkaar reageren.
- Er is in geringe mate sprake van interviewer bias (beïnvloeding van respondenten door interviewer). Dit komt doordat het gesprek plaatsvindt in een groep in plaats van tussen twee individuen. De respondenten spreken in een groepsdiscussie meer met elkaar dan met de interviewer.
- De onderzoeksresultaten zijn in een kort tijdsbestek beschikbaar. In twee uur wordt informatie van meerdere personen uit de doelgroep verkregen.

Naslag: Een aantal nuttige websites (bij aanklikken, hier en aldaar, de Ctrl-toets ingedrukt houden)

“Bouwstenen Online” van het Digitaal Studiecentrum van de Universiteit van Utrecht

http://studion.fss.uu.nl/Bouwstenenonline/startpagina.doc

Inhouden van bovenstaande site:
1. Voorbereiden op het doen van empirisch onderzoek a. Onderzoek op hoofdlijnen: doelen, aspecten, stappen b. Opstellen en uitwerken van een probleemstelling c. Literatuurstudie d. Secundaire analyse en meta-analyse
2. Kiezen en uitwerken van een onderzoeksaanpak a. Kiezen van een onderzoeksstrategie en soorten onderzoek b. Soorten onderzoek 1) Theoriegericht en praktijkgericht 2) Zeven vormen van praktijkgericht onderzoek (+) 3) Kwalitatief en kwantitatief onderzoek 4) Grondvormen van onderzoek: case-study, survey, experiment, e.a. (+) c. Uitwerken van een onderzoeksopzet 1) De onderdelen van een onderzoeksopzet en de afstemming daartussen 2) Werken met steekproeven en generaliseren 3) Onderzoeksdesigns: het plannen van de metingen 4) Vergelijken op basis van matchen 5) De haalbaarheid van een onderzoek en het tussentijds aanpassen d. Toetsen, verklaren, interpreteren en generaliseren op basis van onderzoek (+)

3. Verzamelen van gegevens, meten en meetinstrumenten
a. Meten, meetniveaus, schaalmethoden en schaalanalyses (+) b. De kwaliteit van metingen: betrouwbaarheid en validiteit, en verder (+) c. Meetinstrumenten en gegevensverzamelingsmethoden: een overzicht (+) d. Dertien soorten instrumenten en methoden: concrete aanwijzingen (+) e. De gegevensverzameling: aanpak, realisatie, neveneffecten, non-respons
4. Verwerken en analyseren van gegevens a. Verwerken en analyseren van kwalitatieve gegevens b. Verwerken en analyseren van kwantitatieve gegevens 1) Invoeren van gegevens 2) Kiezen van een analysetechniek: maken van een analyseplan 3) Statistiek: mogelijkheden en achtergronden (+) 4) Verschillende analysetechnieken (+) 5) Lezen en gebruiken van de output
5. Rapporteren over onderzoek a. Rapportagevormen en -aanwijzingen b. De impact van onderzoek en het gebruik van de uitkomsten

Centrum van methodologie van het pedagogisch onderzoek van de Faculteit Psychologie en Pedagogische wetenschappen van de Katholieke Universiteit van Leuven:

http://ppw.kuleuven.be/FL/onderzoeksstappen.htm

Onderwerpen op deze site

Inleiding: een integratie van inzichten over wetenschap Deze tekst brengt een aantal wetenschapstheoretische concepten aan. Vertrokken wordt vanuit het verschil tussen benaderingen: empirisch-analytisch of hermeneutisch-interpretatief. Daarna wordt het heersende paradigma in het empirisch-analytische kader uit de doeken gedaan: Popper. Vervolgens komt het deductief-nomologische verklaringsmodel aan bod om daarna te vertellen over reductief denken en verklaren en voorspellen. De empirische onderzoekscyclus wordt aangebracht. Hierop volgt een uiteenzetting over de operationalisering en de evaluatie van hypothesen. Tenslotte wordt de wetenschappelijke methode in het empirisch-analytische kader besproken.
Ontwerpen van onderzoek • Vertrek vanuit de realiteit • Problematiseer • Theoretiseer • Selecteer (een) relevante onderzoeksvra(a)g(en) • Concretiseer de onderzoeksvragen • Operationaliseer
Uitvoeren van onderzoek • Verzamel de data • Verwerk de data • Interpreteer • Rapporteer & evalueer • Implementeer

Faculty of Education, University of Plymouth, 2007
Research in Education
Hannan, A (2007), Pratt, N (2008)

http://www.edu.plymouth.ac.uk/resined/resedhme.htm

Onderwerpen op deze site

Beginning Research | Action Research | Case Study | Interviews | Observation Techniques | Education Research in the Postmodern

Evaluation Research in Education | Narrative| Presentations | Qualitative Research | Quantitative Methods | Questionnaires | Writing up Research

methodology.co.uk
The Research Methods Resource Centre - SAGE

http://www.methodspace.com/page/methods-links

Onderwerpen op deze portal-site (doorklik-site)

Teaching and learning
General Research Methods
Philosophy of Research (General)
Research Ethics
Research Design (General)
Quantitative Research Methods and Statistics (General)
Qualitative Research Methods and Analysis (General)
Mixed Methods
Evaluation
Statistical Software
Qualitative Software

Similar Documents

Free Essay

Free Will

...Prof. Kellenberger Phil 310 Free Will When grumpy old Scrooge of the famous movie A Christmas Carol went home on Christmas eve, he had no idea what awaited him. He experienced a night of anguish and terror after three ghosts visit him. Scrooge was a grumpy mean-spirited man after the death of his sister Fan. Just to prepare him for his “life” in death, his dead partner and friend Marley, who facilitates the entire nightmare, shows him the lost lonely spirits who were mean-spirited in their earthly lives. The first ghost who visited him that night was “the ghost of Christmas past”. This ghost serves to remind him how others had been kind to him during past Christmases in his youth and how people in his past embodied the Christmas spirit. This ghost served to instill guilt and remorse. Next, “the ghost of Christmas present” appears to Scrooge and shows him how everyone is enjoying Christmas and spreading the Christmas spirit around town. It also shows how his servant Bob, despite his meager earnings enjoys Christmas with his family. It also shows Scrooge his nephew Fred enjoying Christmas with his family. The two families only show downcast moods when discussing Scrooge. However, Fred maintains hope that his uncle Scrooge can change. After that, the most dreary “ghost of Christmas yet to come” appears to Scrooge. He shows Scrooge how Bob’s son death saddens everyone and leaves them feeling a sense of loss. He then shows him a rich dead man who nobody misses and some...

Words: 1836 - Pages: 8

Free Essay

Free Will

...As regards the human person, the genes that predispose an individual’s temperament interact with their personal experiences to mold their individuality. A person’s individuality encapsulates both their internal and external reactions, as every human possesses a solitary, distinctive mind that constitutes their self-identity. A person’s actions cannot be solely attributed to the interaction between genes and experience, however, because within every person there also lies a will— a will that is free to make decisions and perform the actions it so desires. As was established previously, “inherited temperament deals the cards of life, and the human person—body and soul with innate, adventitious, and fictitious ideas— plays the hand they are dealt as new objects, experiences, and relationships are thrown their way.” In other words: nature, the innate qualities a person is born with due to their genetic make-up, interacts with nurture, the personal experiences a person comes into contact with. This was earlier explained using the empirical concept behind psychology’s diathesis-stress models, which examine how an individual’s level of vulnerability to abnormal behavior or mental illness (the diathesis) interacts with environmental factors (the stress) to influence behavior and the development of mental disorders. Similarly, a person’s genetic distinctions (the diathesis) interact with environmental factors and events (the stress) to influence their own thoughts, desires, and behaviors...

Words: 1081 - Pages: 5

Premium Essay

Free Will

...TuThurs Prof. Smith Free Will Free will can be perceived as a quality one is born with no matter what your background is. But then again what is free will? And do we all have it? This strikes a huge argument with many outlooks on either the possibility of having free will or the possibility of not having free will. Ranging from Determinists such as Albert Einstein and Libertarians such as John Locke to everyday people such as me who truly believe that we are indeed free. We can conclude that there is a possibility for free thanks to these following premises and principles. According to the Principle of Alternate Possibilities one can choose to do one or the other. Therefore if given two possibilities it is in the power of the individual to either choose to go one way or the other. If I was given the possibility of eating a burrito or a salad I would make a choice depending on the way I felt that day. It could also be based on past habits, information about how healthy both choices are, belief, or my own eating habits. This option can be seen as being determined or free will, but in this instance we will pretend I chose whatever I chose freely. The argument above is both valid and sound. It is valid because both of my premises are true in any circumstance therefore there is no way of proving it false. The soundness is proven when we line up both premises and it gives us a conclusion. One can also conclude that there is no possibility for free will. According to...

Words: 587 - Pages: 3

Premium Essay

Free Will

...“Human actions are causally determined and therefore not free” Discuss. Determinism argues that all human actions are determined as they apply to natural laws. However, to say actions are determined means that human action isn’t free and we do not have free will. Free will is the term given to the idea of human ability to do what we like whenever we like without restraint. I disagree with the claim that human action is not free and I will put forth arguments in this essay to discuss this conclusion. Firstly, libertarians would argue that we freely chose our actions as we have an overall feeling of freedom. This relates to our common experiences of choosing and deciding and when we have to make choices we are open to all other alternatives before making a decision. Surely, we only have the ability to freely choose something if we have free will to do so and if our actions were causally determined then we wouldn’t have other alternatives to decide from. Therefore this strong feeling of free will and freedom to do as we choose to would prove that human actions isn’t causally determined. However, determinists would claim that this ‘feeling’ of freedom is not sufficient evidence to say that we are free since it is possible for us to feel free even when we are not. For example, if I had a brain tumour that I didn’t know of which caused me to drink repeatedly then I am unaware that the tumour is making me do so yet I feel as if I am freely choosing to drink. It may seem as though...

Words: 961 - Pages: 4

Free Essay

Free Will

...Brett Whiting Professor Bethem PHL_160_05 25 March 2013 Free Will Stance: I believe in the idea of Free Will. Reason: The reason I believe in Free Will is because I believe that everyone has the choice in which decisions they make in life. You should believe in free will because it is what gives you the ability to make your own decisions, gives you control of your life, and gives you a sense of freedom of speech. Thesis: Free will is the idea that everyone has the choice to make their own decisions; some of the theories free will our shown through Harry Frankfurt’s organization theory, Fischer’s factors of control and Hume’s study on desires. 1. Free will based on organization A. Frankfurt on first desires B. Frankfurt says in first desires when he is undergoing a first desire that he has the ability to either eat the candy bar or refrain from eating this. This shows free will because he has the choice to refrain or go along with his desires. C. I agree with Frankfurt’s ideas and beliefs because if we desire to do or eat something then we have the choice in which we can restrain ourselves from doing it due to negative outcomes or you can accept the desire and go forward with the decision. 2. Free will based on Control A. John Martin Fischer free will through guidance and regulative control. B. Guidance Control, people show guidance control by looking over their actions and coming up with the most appropriate outcome. I feel...

Words: 677 - Pages: 3

Premium Essay

Free Will

...Maddie Kaipare Ms. Gladfelter Comp II Comp II 10/07/2014 Freewill In the plays ‘A Raisin in the Sun’ and ‘Antigone’ social injustice plays a recurring role in the lives of Antigone and the Younger Family. For Antigone, freedom of free will is ripped from her while the Younger family, even though they have free will, do not seem to make use of it. Freedom and control are the two elements evident in these two plays. Antigone tries relentlessly to procure hers by standing up for what she believes is right, while the Younger family holds on to the past letting it dictate their freedom and control both the present and future. Some might say that Antigone was stubborn and foolish for not letting go of her beliefs but she was portraying her free will and freedom to do what she thought was right. A perfect example of this was when Creon asked her if she was the one who committed the ‘crime/burial, “Do you deny you did this, yes or no?” “Antigone replies, I did it. I don’t deny a thing” (Antigone- 1322). She had the courage, guts, and tenacity to exercise her own discretion and did not fear adversity. The Youngers, on the other hand, are quite the opposite. Although they had the right of freewill and control, they never seemed to take any chances to live for the future but rather let the past undermine what was present and ahead. Mama, seems to be living by rules that her dead husband had set forth and cannot seem to break away from them. For example when Ruth says “Now what...

Words: 684 - Pages: 3

Free Essay

Free Will

...Critically consider arguments for free-will in psychology (30 marks) One argument for free-will comes from the psychological argument, which suggests that people have a subjective sense of free-will and all people are able to make their own free choices about their behaviour. Evidence for this comes from Dr. Johnson in the 18th Century who sustained the idea that ‘we know our will is free, and there’s an end on ‘t’. (A01) However, a counterargument towards the psychological argument is that simply feeling that you are free does not mean that this is true. Skinner claimed that free will was an illusion – we think we are free, but this is because we are not aware of how our behaviour is determined by reinforcement. Freud also thought that free will was an illusion, because he felt that the causes of our behaviour is unconscious and therefore still predictable. (A02 ) In contrast, Valentine (1982) claims that this subjective sense of free will is tenable (reasonable). It is something that can be studied and thus shown to be true, e.g., attitudes towards free will have been found to increase with age and are also more common in individualistic cultures such as the USA and UK where personal responsibility receives greater emphasis. (A02 ) Another argument for free will in psychology derives from the ethical argument. This states that if an individual’s behaviour is determined by forces beyond their control, then the individual cannot be held responsible for their...

Words: 1223 - Pages: 5

Premium Essay

Free Will

...FREE WILL AND DETERMINISM The concept of free will plays an important part in our apportioning blame or praise , and our holding persons morally responsible for their behavior and actions . In the philosophical work devoted to free will there is no strict definition of this concept but it is widely believed to be a condition necessary for moral responsibility . Proponents of determinism , libertarianism , and compatibilism explain the importance of free will in their theories each in their particular way (Compatibilism Lecture Notes on Free Will and Determinism central hero of Stephen Robinett 's The Satyr ' story can be regarded as a staunch proponent of philosophical hard determinism . Like a true determinist , Silenus , a satyr , does not believe he is responsible for his actions and behavior because he is the creation of another person , namely Hench . He explains his enormous interest in ladies as well as his promiscuous behavior by the fact that Hench gave him the extra Y-chromosome which became a major determinant of his behavior (Robinett According to the satyr , only human beings can be held responsible for what they do . As Silenus does not consider himself a human being on the one hand , and as he was created by Hench on the other hand , it is the latter that Silenus believes is responsible for him and for anything he does . Silenus maintains that he does not know exactly why he does things and that it is Hench who made him like this , and thus it is...

Words: 836 - Pages: 4

Premium Essay

Free Will

...Free Will Two eighteen year old boys killed a young man. They claimed they both had no motive for the murder of the young man. The lawyer of the two killers thought that his motive came from their memory, past experiences, and ancestors. The main question here is are we masters of our fate? Do we have free will? The theory of determinism is that everything has a cause. Everything happens for a reason. Humans try to find a reason for everything. We are humans of curiosity and we strive to find answers. Therefore, some people conclude that determinism is true because it explains that everything happens because of natural occurrences. It gives us an answer for the unexplainable actions that we take. It says that our actions are coerced by other factors around us such as our parents, experiences, and other factors in our life. It sometimes can be true; but not always. I believe that free will is when you can act upon your second-order desires. How do we have any desires if we do not have the free will to act upon those desires? To say there is no free will and that determinism is true, then how can you say that there are right and wrong choices? Every choice you make would have been caused by something. Therefore you didn’t have the free will to make that choice. In conclusion, you would not be responsible for the consequences of your choices because the choice you made was not free; it was caused. There is no way to really prove that you have free will because everything can...

Words: 291 - Pages: 2

Free Essay

Free Will

...The Problem Of Evil Free Will Defense In this essay I am presenting the Theodicy for the Free Will Defense as an answer to the problem of evil. I will attempt to present answers to the following questions: Why did a good God allow for the presence of evil in the world? What is “evil” and how can we recognize it in day to day life? What resources do we have for dealing with evil? Furthermore, how our ability and gift of free will applies in all areas both good and evil. We must understand that “evil” is a word with broad applications. Webster’s Dictionary defines it as: “morally bad or wrong; wicked. Harmful; injurious. Unlucky; disastrous. Wickedness; sin. And anything causing harm, pain, etc.” However, even this is truly difficult to use as a true definition. In the Bible, evil is anything that brings sorrow, distress, or calamity, including moral wrong doing, where human beings choose to do what hurts other human beings, or any part of creation. Generally, evil works against the life-giving God and to put anything in God's place. There was a time, in the late nineteenth and early twentieth century, when optimism in human achievement was so strong that evil's existence was associated with ignorance, and its disappearance with greater knowledge. If humankind only knew more; soon would come the end of all evil in the world. Since then, two world wars, and countless smaller ones, combined with growing problems of over-population, racism, ecological...

Words: 1729 - Pages: 7

Free Essay

Free Will

...Questions The point of this assignment is for you to compare and contrast your view of the philosophical issues of free will and personal identity with the philosophical theories explained by the author of your textbook. After you read each chapter, take some time to check the statement that comes closest to your view (and summarizes a philosophical theory explained by the author). Free will or determinism? When I think about the extent of my freedom to choose in life, I believe that human beings are False absolutely free to choose whatever path in life seems best to them (libertarianism) True are sometimes free, but sometimes have their choices shaped by social, cultural and psychological forces over which they have no control (soft determinism – traditional compatibilism) False are choosing freely only if what it is they say they want is something whose consequences they understand and is a goal or desire that is genuinely good for them (deep self-compatibilism) False are completely determined in all their choices by what has come before – their biology, social forces, etc. (hard determinism) Please explain in a few sentences here why you selected the option you did. Raise at least one question about the position you have taken. I have taken the position of soft determinism because while I believe we have free will- I believe that our free will is limited by probability. I do however wonder if it is possible to defy probability. Can we truly defy the...

Words: 598 - Pages: 3

Premium Essay

Free or Not

...ending to the movie then why waste time waiting for what you already know is going to happen. Another popular opinion is that a persons will is stronger than that of any barrier put in his way. That this thing called fate is only an obstacle that can be over passed just by the implement of a person’s mind. This breed of people believes that nothing can control all events and that the mind can resist all temptations if properly trained. I myself have different theory. That yes there is a higher power that puts fate into play. He sits there and watches how his cine will play out. Unlike others I ask myself a question wouldn’t a being of higher power want a little drama a little break from the norm. I believe that he gave us a thing called free will. The ability to put into play our own set of events. If I was a director and I didn’t have to worry about time or money, I would like to see how my movie turned out if I wrote...

Words: 449 - Pages: 2

Premium Essay

Free Will or Determination

...FREE WILL OR DETERMINISM 1 Free Will or Determinism Ashley Magee American InterContinental University FREE WILL OR DETERMINISM 2 Abstract This essay will discuss free will versus determinism. This will be a dialogue between an imaginary Socrates and me. A series of questions will be discussed to describe determinism and free will. FREE WILL OR DETERMINISM 3 Socrates: What is your definition of determinism? Ashley: Determinism is the thought that each event is caused by something. Since human actions could be looked at as an event then each choice is because of a cause. Socrates: So, if every event is based on a cause then we do not have free will. Ashley: I don’t believe human action is an event, I feel like we all make our own decisions and our fate is determined by our decisions. Socrates: What is your definition of free will? Ashley: Free will is to act without the confinement of fate. This is acting at one’s own concern. Socrates: Is it not true that we all have our own fate? Ashley: I believe that our fate lies in our own hands. It is up to us to decide how we live our lives. Socrates: Do you feel that every event has an explanatory cause? Ashley: I do not feel that way. Some things just can’t be explained and we will never know why some things happen. Socrates: Is it not true that everything happens for a reason? Ashley: I think that everything happens because of the decision that we made. Whether good or bad things happen...

Words: 1003 - Pages: 5

Premium Essay

Free Will and Determinism

...In Clifford Williams’ Free Will and Determinism: A Dialogue, free will, determinism, and compatibilism are compared. Free will states that one has a choice to do anything one wants to do and has al alternatives open to him/her. Determinism states that everything one does is a result of something else that happened in the past. One has the assumption that he/she has more than one choice but in reality only one is really open. Compatibilism states that free will and determinism are compatible. To believe in compatibilism means that one believes that his/her actions are due to chance or happen because the action is chosen. The problem with this premise is that if it were due to chance than one cannot be held responsible for his/her actions because he/she did not choose to do anything. If the action was due to choice than there should be a cause as to why one chose one thing over the other. In other words, an act is only free when an outside force has not caused it, and everything one does is determined. In Peter van Inwagen’s Powers of Rational Beings: Freedom of the Will, he argues that we have free will and it is incompatible with determinism. van Inwagen argues that if determinism were true if the universe were rolled back to a previous state then the history of the world would repeat itself. No matter how many times this was to happen, the outcome would always be the same. Determinism says that out of all the possible choices we think we have only one is actually physically...

Words: 1110 - Pages: 5

Premium Essay

Free Will and Determinism

...Since the ancient Greeks, one of the most provocative and oft-discussed questions in philosophy has been whether we have free will in determining the course of our actions, or whether our actions are determined by forces beyond our control. Before the advent of secular thought, those forces might have been identified as the whims of the gods, though the tradition of naturalism in Western thought goes back at least as far as the Milesian School of Greek Philosophy, in the 6th century B.C. In more recent times as the cognitive sciences have developed, it has seemed increasingly likely that our brains work along deterministic lines (or, if quantum effects are non-negligible, at the very least along mechanical lines). So a new debate has arisen: are the concepts of determinism (or naturalism or mechanism) when applied to the brain sciences logically compatible with free will? So some of the attention has shifted from the debate between the “determinists” and the “anti-determinists”, to that between the “compatibilists” and the “anticompatibilists”. Two declared opponents in this debate are Peter van Inwagen (author of An Essay on Free Will, Oxford University Press, 1983) and Daniel C. Dennett (author of several books including Elbow Room, MIT Press, 1984, which I will be referencing here). Each argues for his conclusion from premises he regards as antecedently plausible, with van Inwagen taking the anti-compatibilist line and Dennett the compatibilist. As van Inwagen is the more...

Words: 1908 - Pages: 8