Free Essay

Lang Leve de Lezer

In:

Submitted By lieze
Words 14202
Pages 57
Faculteit Taal en Letteren | Studiegebied Toegepaste Taalkunde | | | | | | | Lang leve de lezer | Een literatuurstudie naar de populariteit van lezen als vrijetijdsbesteding bij Nederlandse en Amerikaanse studenten. | | | Groepsproject
Informatiebronnen en Academische Schrijfvaardigheid | | Lieze HARDY | Rebecca JONCKHEERE | Hendrik PONNET | Heidi SCHOUPS | | Docent: Mariet Raedts | Academiejaar 2011-2012 |

* Inhoudsopgave * Inhoudsopgave 2 1 Inleiding 3 2 Onderzoeksontwerp 5 3 Bespreking van de resultaten 7 3.1 De populariteit van lezen bij studenten 7 3.1.1 De huidige populariteit van lezen bij studenten 7 3.1.2 Een evolutie in het leesgedrag bij studenten in de afgelopen 20 jaar 8 3.2 De populariteit van genres en auteurs 10 3.3 Factoren die leesattitude en leesgedrag beïnvloeden 13 3.4 Leesbevorderingsprojecten in Nederland en de Verenigde Staten 16 4 Conclusie en discussie 18 Referentielijst 19 Bijlagen 21 Bijlage 1: lijst van de geraadpleegde catalogi en databanken 22 Bijlage 2: lijst van de gebruikte zoektermen 23 Bijlage 3: inhoudsfiches 24

Inleiding

“Because in my limited experience as a teacher, I’ve noticed in the last 10 years that students are no less intelligent, no less ambitious but there are two big differences: Reading habits have slipped, along with general knowledge. You can quote me on this: You guys don’t know anything.” (Bauerlein, 2004)

De jeugd leest niet meer, daar zijn veel mensen het er wel mee eens. Studies omtrent het leesgedrag van jongeren zijn alomtegenwoordig. De bovengenoemde Bauerlein is professor Engels aan de Emory-universiteit. Hij schreef het boek The Dumbest Generation: How the Digital Age Stupefies Young Americans and Jeopardizes Our Future (Or, Don't Trust Anyone Under 30). Ook werkte hij mee aan een grootschalige studie naar leesgedrag van Amerikaanse volwassenen (National Endowment for the Arts, 2004). Uit dit onderzoek bleek dat jongeren van 18 tot 24 jaar in 2002 28% minder lazen dan 20 jaar eerder.

In deze paper onderzoeken we het leesgedrag en de leesattitude van Nederlandse en Amerikaanse studenten tussen 18 en 25 jaar. De volgende vier vragen vormden de leidraad voor onze literatuurstudie: * Hoe populair is lezen als tijdsbesteding bij Nederlandse en Amerikaanse studenten? * Welke boeken en welke genres spreken Nederlandse en Amerikaanse studenten het meest aan? * Welke variabelen spelen een rol in het leesgedrag en de leesattitudes van Nederlandse en Amerikaanse studenten? * Hoe doeltreffend waren recente leesbevorderingsprojecten in Nederland en de Verenigde Staten?

Als studenten toegepaste taalkunde zijn we vaak bezig met de grammatica van talen. Dat neemt echter niet weg dat we ook geïnteresseerd zijn in literatuur en zo nu en dan van een goed boek willen genieten. We vragen ons af of dit ook geldt voor onze leeftijdsgenoten. We vermoeden namelijk dat het boek het voorbije decennium ernstig aan populariteit ingeboet heeft, onder andere door de technologische omwenteling die we aan het meemaken zijn. Als een dergelijke evolutie inderdaad waarneembaar is, dan moeten we met ons allen misschien naar een manier beginnen zoeken om te vermijden dat dit eeuwenoude medium binnen enkele generaties voorgoed verloren gaat.

We kozen ervoor om het leesgedrag van Nederlandse en Amerikaanse studenten te vergelijken. Ook beperkten we onze literatuurstudie tot studies over leesgedrag bij studenten aan de universiteit of hogeschool. Door het kleine aantal publicaties die we vonden over leesbevordering bij studenten, wordt er in het resultatenhoofdstuk een eerder globaal verslag gebracht.

In het hierop volgende hoofdstuk leggen we uit hoe we de zoektocht naar informatiebronnen aangepakt hebben. Er komt onder andere aan bod welke zoektermen en databanken we gebruikt hebben. Ook bespreken we de beperkingen die we onszelf opgelegd hebben.

Na het onderzoeksontwerp volgt het resultatenhoofdstuk. Dit hoofdstuk wordt opgebouwd volgens de vier onderzoeksvragen. Bij elke onderzoeksvraag worden de resultaten vernoemd en delen we onze bevindingen.

In het laatste hoofdstuk vatten we de belangrijkste resultaten samen in een conclusie en geven we een kritische evaluatie van ons onderzoek. Ook formuleren we enkele vragen voor verder onderzoek.

Onderzoeksontwerp

Bij het verzamelen van wetenschappelijke literatuur voor deze groepspaper hebben we in de eerste plaats een beroep gedaan op veelgebruikte elektronische bronnencatalogi. Daarbij horen onder andere Scirus, Google Scholar en EBSCO databanken, met in het bijzonder Academic Search Premier. Voor de Nederlandse literatuur was dat NARCIS. Ook de website van de Stichting Lezen bleek een goede bron voor het vinden van relevante publicaties en tijdschriften. Een volledige lijst met geraadpleegde databanken en websites zijn terug te vinden in bijlage 1.

De gebruikte zoektermen waren bijvoorbeeld ‘reading attitudes’, ‘changing reading behaviour’ en ‘reading programmes’. Enkele Nederlandstalige equivalenten van de zoektermen waren ‘leesgedrag van studenten’, ‘evoluerend leesgedrag’ en ‘leesbevordering’. De gebruikte zoektermen zijn opgenomen in bijlage 2. Het was wel nodig om de zoektermen te verfijnen door ‘college’ of ‘university students’, respectievelijk ‘hogeschool- en universiteitsstudenten’ toe te voegen. Het merendeel van het onderzoek binnen dit domein is immers gericht op leerlingen uit het lager of middelbaar onderwijs, terwijl wij in onze literatuurstudie op zoek waren naar studenten tussen 18 en 25 jaar oud. Om consequent te blijven, zijn we ook bij de laatste deelvraag op zoek gegaan naar leesbevorderingsprojecten bij studenten van deze leeftijd, hoewel daarover nog niet veel publicaties terug te vinden zijn. Een erg relevant artikel was dat van Burgess en Jones (2010), omdat het zowel op onze onderzoeksvragen als op de deelvragen antwoorden biedt. Dit zette ons onder andere ook aan om specifiek in het tijdschrift College Student Journal te zoeken.

Een bijkomende randvoorwaarde was de publicatiedatum van de gevonden bronnen. Aangezien er voldoende publicaties beschikbaar waren, hebben we ons beperkt tot de afgelopen tien jaar. Bovendien zouden veel oudere studies een vertekend beeld kunnen geven bij het vergelijken van de onderzoeksresultaten.

Uiteindelijk hadden we ook een ruimtelijke randvoorwaarde. We hebben enkel gebruik gemaakt van studies bij Nederlandse en Amerikaanse studenten.

Tijdens het oriënterend lezen van de eerste nuttige bronnen merkten we dat we telkens stuitten op dezelfde namen. Zo hebben we nog een erg bruikbare bron gevonden, die van Mokhtari, Reichard en Gardner (2009). Verder hebben we nog bronnen gevonden door de sneeuwbalmethode te gebruiken.

Een volgende stap was het verwerken van de verzamelde bronnen. Om deze taak te verdelen heeft elk groepslid een aantal publicaties kritisch gelezen en samengevat. Het resultaat is opgenomen in bijlage 3 in de vorm van literatuurfiches, met als doel de belangrijkste elementen uit de tekst naar voren te brengen. Dit liet ook toe om gerichter verbanden te leggen.

Bespreking van de resultaten

De populariteit van lezen bij studenten * De huidige populariteit van lezen bij studenten

In de Verenigde staten is de laatste 10 jaar heel wat onderzoek verricht naar het leesgedrag bij studenten. Hetzelfde kan niet gezegd worden over Nederland. De Nederlandse publicaties gaan vaak over leesgedrag bij kinderen of tieners, maar over leesgedrag bij studenten bestaat er vooralsnog geen uitgebreid onderzoek. In deze paragraaf bespreken we daarom zes Amerikaanse studies.

De populariteit van lezen ligt laag in alle leeftijdsgroepen van de bevolking. Dat is niet anders voor college of university students. Uit een grootschalige survey in opdracht van The National Endowment for the Arts blijkt dat 42,8% van de ondervraagden in de leeftijdscategorie van achttien- tot vierentwintigjarigen boeken voor het plezier leest (2004). Het gaat hier weliswaar niet enkel over studenten, maar het geeft een algemeen beeld van deze leeftijdscategorie in de Verenigde Staten weer. In onderzoeken uitsluitend bij studenten uitgevoerd heerst er in ieder geval geen eensgezindheid.

Een aantal auteurs is het ermee eens dat lezen niet de populairste vrijetijdsbesteding is van studenten. In een survey van Salter (2007) gaven 51% van de ondervraagde studenten aan dat ze in de afgelopen 6 maanden minder dan zes boeken hadden gelezen, en 14% dat ze helemaal geen boeken hadden gelezen. Mokhtari, Reichard en Gardner (2009) ondersteunen ook de bovenstaande resultaten: uit hun studie blijkt dat op internet surfen de populairste bezigheid is van studenten. Hendel en Harrold (2004) constateerden dezelfde tendens. Niet enkel op internet surfen, maar ook naar muziek luisteren lijkt tegenwoordig populairder dan boeken lezen.

Dat lezen niet de populairste tijdsbesteding is van studenten wil geenszins zeggen dat studenten niet lezen. Maar liefst 70% van de ondervraagde studenten beweren dat ze graag lezen voor het plezier, vergeleken met 52% dat graag televisie kijkt (Mokhtari, Reichard & Gardner, 2009). Gilbert en Fister (2011) komen zelfs tot de conclusie dat studenten lezen erg aantrekkelijk vinden. In hun onderzoek zijn de resultaten immers nog opmerkelijker: 93% van de ondervraagde studenten beweert graag voor het plezier te lezen.

Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen lezen als vrijetijdsbesteding en academisch lezen. Niet alle studies houden met dit onderscheid rekening, hoewel we ervan kunnen uitgaan dat studenten in het bijzonder ook vaak academisch lezen. De lage populariteit van lezen als vrijetijdsbesteding die gebleken is uit een studie van Salter (2007) is te verklaren omdat hij wel met dit verschil rekening hield. 61% van de respondenten zeiden namelijk dat lezen voornamelijk een academische activiteit was, die ze bovendien enkel tijdens het academiejaar beoefende uitvoerden. Maar daarom is academisch lezen nog niet geliefd: het is zelfs de minst populaire activiteit van studenten (Mokhtari, Reichard & Gardner, 2009).

Of de populariteit van lezen uiteindelijk weerspiegeld wordt in de tijd dat studenten ermee bezig zijn is niet helemaal duidelijk. De resultaten stroken in ieder geval niet altijd met de werkelijkheid. In het onderzoek van Mokhtari, Reichard en Gardner (2009) werd er aan de studenten gevraagd een dagboek bij te houden en om in blokken van zes uur te noteren waaraan ze de dag voordien tijd hadden besteed. Zo bleek dat studenten beweren erg graag te lezen (70%), maar dat ze in de realiteit het lezen snel laten vallen voor andere bezigheden. Slechts 33% leest elke dag voor het plezier. Een evolutie in het leesgedrag bij studenten in de afgelopen 20 jaar

Een minstens even belangrijk onderwerp voor studie is de evolutie van de populariteit van het lezen door de jaren heen. De algemene opvatting is dat de jongeren en jongvolwassenen van tegenwoordig niet meer of veel minder lezen. Om dit standpunt te bevestigen of te weerleggen bestaan echter te weinig publicaties. In deze paragraaf geven we de visies en resultaten van drie onderzoeken weer. Twee onderzoeken (National Endowment for the Arts, 2004; Hendel & Harrold, 2004) werden over een langere periode uitgevoerd: respectievelijk van 1982 tot 2002 en van 1971 tot 2001. Vooral het laatste decennium uit deze onderzoeken is relevant voor onze literatuurstudie. Een derde onderzoek vergelijkt resultaten uit een eigen survey met resultaten van verschillende studies uitgevoerd jaren voordien (Burgess & Jones, 2010).
Een grootschalig onderzoek uitgevoerd in opdracht van The National Endowment for the Arts (2004) heeft veel stof doen opwaaien. De onderzoekers ondervroegen telefonisch in het totaal 17.135 Amerikanen van 18 jaar en ouder. De resultaten waren opvallend: het leespercentage van de bevolking was gedaald met 7,3% in de periode van 1992 tot 2002. Maar nog opmerkelijker waren de resultaten voor de leeftijdsgroep van 18 tot 24 jaar oud. Die leest 10,5% minder dan dezelfde leestijdsgroep tien jaar eerder en heeft daarmee de snelst dalende score van alle leeftijdsgroepen (National Endowment for the Arts, 2004). Over een periode van twintig jaar is het leescijfer zelfs gedaald met 28% (zie Tabel 3.1). Hendel en Harrold (2004) stelden dezelfde tendens vast: studenten lezen minder dan tien jaar terug, maar hier zijn de resultaten minder opvallend. Ook Burgess en Jones (2010) vonden dat lezen als vrijetijdsbesteding erg laag lag. Slechts 24% van de studenten las minstens twee keer per week voor het plezier. De onderzoekers benadrukken dat er geen merkbare vermindering is in het lezen van boeken ten opzichte van 20 jaar geleden.

Tabel 3.1 | | | | | Literair lezen door jonge volwassenen (National Endowment for the Arts, 2004, p. xi) | Leeftijdsgroep | Percentage groep | Afname | | 1982 | 1992 | 2002 | 1982-2002 | 18-24 | 59,8 | 53,3 | 42,8 | -28% | 25-34 | 62,1 | 54,6 | 47,7 | -23 | Alle leeftijden | 56,9 | 54,0 | 46,7 | -18 |

De studie van The National Endowment for the Arts (2004) ontving veel kritiek. Gilbert en Fister (2011) zijn het niet eens met de resultaten en suggereren dat de gebruikte definitie van lezen mogelijk te nauw zou kunnen zijn.

Het aantal publicaties over de evolutie van het lezen bij studenten is te beperkt om er definitieve conclusies uit te trekken, maar een algemene trend wijst op een afname van lezen als vrijetijdsbesteding. Om meer inzicht te krijgen in deze evolutie en ze een halt toe te kunnen roepen, is het noodzakelijk dat meer onderzoek wordt gedaan naar dit onderwerp.

De populariteit van genres en auteurs *
Zoals we in paragraaf 3.1 reeds vermeldden, wordt er steeds minder gelezen. Daarom is het belangrijk te weten welke genres en boeken toch nog gelezen worden, zodat bibliotheken en uitgeverijen hun aanbod hieraan kunnen aanpassen. Noch Amerikaanse, noch Nederlandse onderzoeken lijken echter veel aandacht te besteden aan de populariteit van boeken en genres. In deze paragraaf bespreken we de weinige onderzoeken die toch de populariteit van genres bij studenten probeerden te bepalen. Het laatste onderzoek besteedde ook aandacht aan populaire auteurs. Er was echter geen enkel onderzoek te vinden dat aandacht besteedde aan populaire boeken zelf.

Uit een survey van Burgess en Jones (2010) bij 209 Amerikaanse studenten blijkt dat vrouwelijke studenten een voorkeur hebben voor boeken over religie en spiritualiteit en vaker boeken uit het genre van de romantiek of mysterie en thriller lezen. Mannen blijken niet echt een voorkeur te hebben voor een bepaald genre. De minst populaire genres bij zowel mannen als vrouwen zijn klassieke stukken en science fiction/fantasy. Burgess en Jones onderzochten ook of er een verschil bestaat tussen remidiërende en niet-remidiërende studenten. Beide groepen hebben een voorkeur voor het genre mysterie/thriller. Remidiërende studenten lezen ook graag horrorverhalen. Klassieke verhalen en boeken over religie en spiritualiteit doen het minder goed bij remidiërende studenten. Deze genres worden als minder leuk ervaren en zijn bijgevolg niet zo populair bij hen. Niet-remidiërende studenten lezen naast mysterie/thrillerverhalen ook graag misdaadromans.

De resultaten van het onderzoek van Burgess en Jones lijken bevestigd te worden door een survey afgenomen bij 2500 Amerikaanse studenten over hun ervaringen met recreatief lezen. Gilbert en Fister (2011) maakten geen onderscheid tussen remidiërende en niet-remidiërende studenten, maar wel tussen mannen en vrouwen. Uit hun onderzoek blijkt dat vrouwen kiezen voor fantasy, romantiek en fictie. Mannen lezen graag science fiction. Algemeen gezien is fictie het populairste genre. Mysterie, klassieke verhalen en non-fictie zijn ook populair.

De enige survey die expliciet naging welke auteurs of boeken studenten lezen, was een onderzoek gehouden aan twee Amerikaanse universiteiten (Salter, 2007). Bezoekers van de bibliotheken van Oglethorpe University en Mercer University kregen een lijst met 15 vragen, waarbij de twee laatste vragen peilden naar de genres, boeken en auteurs die studenten graag lezen. De ondervraagden mochten telkens meerdere opties aanduiden of een alternatief antwoord invullen. In totaal vulden 163 studenten de survey in. In Tabel 3.2 wordt een overzicht gegeven van de resultaten. Fictie (69%) is het populairst, gevolgd door non-fictie (45%), thrillers/mysterieverhalen (41%) en romantische verhalen (38%). Het minst geliefde genre is de graphic novel (6%), gevolgd door toneelstukken (10%).

Tabel 3.2 | | | Vraag 14 van de survey (Salter, 2004, p. 37) | | | 14. Welk type boeken lees je over het algemeen graag? Duid alle toepasselijke antwoorden aan. | Biografieën | 45 | 28% | Klassiekers | 55 | 34% | Fictie | 112 | 69% | Historische romans | 39 | 24% | Non-fictie | 73 | 45% | Poëzie | 28 | 17% | Romantische verhalen | 62 | 38% | Science fiction | 29 | 18% | Kortverhalen | 54 | 33% | Thrillers/mysterieverhalen | 67 | 41% | Graphic novels | 12 | 6% | Toneelstukken | 17 | 10% | Andere, gelieve te specificeren: filosofie, psychologie, sport; Christelijk spiritueel (2); kunst; inspirerend; Bijbel (3); verpleegkunde; mysterie; medisch; fantasy; roddel. | 16 | 10% |

Tabel 3.3 (p. 12) geeft een overzicht van de antwoorden op de laatste vraag van de survey, waarin specifiek naar namen van auteurs gevraagd werd. Nicholas Sparks blijkt de populairste auteur te zijn, wat in de lijn ligt van de antwoorden op de vraag over de genres. Sparks is een fictieschrijver die voornamelijk romantische verhalen publiceert. Op een gedeelde tweede plaats staan John Grisham, Dean Koontz en Eric Jerome Dickey. Grisham en Koontz zijn bekend als auteurs van literaire thrillers. Dickey is vooral bekend vanwege zijn romans over het hedendaagse Afro-Amerikaanse leven, maar heeft ook verschillende misdaadverhalen geschreven.

Tabel 3.3 | | Vraag 15 van de survey (Salter, 2004, p. 38) | Auteur | Stemmen | Nicholas Sparks | 8 | Eric Jerome Dickey | 4 | John Grisham | 4 | Dean Koontz | 4 | Jane Austen | 3 | Stephen King | 3 | C.S. Lewis | 3 | David Sedaris | 3 | Shakespeare | 3 | Sister Souljah | 3 | Omar Tyree | 3 |

Factoren die leesattitude en leesgedrag beïnvloeden

Talloze studies hebben al onderzocht welke factoren een invloed kunnen hebben op de leesattitude en leesgedrag. Deze vraag is in studies rond lezen vaak terug te vinden als een van de deelvragen. De relevantie van deze deelvraag schuilt in haar tweeledige onderzoeksdoel. Enerzijds kan ze een verklaring geven voor veranderingen in het leesgedrag en anderzijds kan ze een strategie helpen ontwikkelen om het lezen te bevorderen. In deze paragraaf bespreken we de gevonden resultaten.

Stalpers (2002) geeft het meest theorische model (zie Figuur 3.1). Hij verklaart verschillen in leesattitude op basis van drie factoren: het beschikbare aanbod aan boeken, de sociale normen over lezen en de eigen leesvaardigheid. Het eigenlijke leesgedrag (leesfrequentie) is dan enkel nog bepaald in functie van de leesattitude. Op deze manier brengt hij een belangrijke wijziging aan in het oudere model van Ajzen en Piek.

Figuur 3.1. Verbeterd model (2002) (Stalpers, 2002, p. 185).

Leesattitude wordt bovendien verder opgesplitst in een utilitaire en genotszuchtige component. Daarvan vormt de tweede de belangrijkste voorspeller voor het leesgedrag (Stalpers, 2002). Ook Kelly en Daughtry (2009) en Trott en Elliott (2009) wijzen op het belang van lezen voor het plezier.

Wat leesvaardigheid betreft wijst Stalpers vooral op de mogelijke neerwaartse spiraal bij taalzwakke leerlingen: “Dit kan betekenen dat moeite hebben met lezen of dit zelfs frustrerend vinden, plezier in het lezen sterk kan belemmeren, waardoor men weinig leest” (2002, p. 183). Het onderzoek van Nelck-da Silva en Schlundt Bodien (2002) zou in dit verband wel betekenisvol kunnen zijn. Zij verklaren leesgedrag in functie van het egostadium waarin de lezer zich bevindt. Zo ontstaat een model waarin kalenderleeftijd van ondergeschikt belang is. Het is daarentegen het stadium van ego-ontwikkeling dat bepaalt in welke mate de lezer een tekst zal weten te appreciëren: “Naarmate reflectie zich meer ontwikkelt, zal dat zijn invloed hebben op de wijze waarop een lezer een tekst ervaart” (Nelck-da Silva & Schlundt Bodien, 2002, p. 61). De meerderheid van de achttien- tot vijfentwintigjarigen bevindt zich naar een eerder onderzoek van Westenberg in het Conformistische (de E4-lezer, 24%) en het Zelfbewuste stadium (de E5-lezer, 41%). Lemaire (2004) duidt op de rol die ouders, scholen en bibliotheken kunnen spelen door het lezen te promoten. Dit past in het model van Stalpers onder sociale normen. Lemaire benadrukt wel dat de invloed van ouders in de leeftijdsgroep van 18 jaar en ouder amper nog te merken is. Ouders kunnen uiteraard wel “als volwassenen onderling over boeken praten. Dit is echter geen specifieke ouderrol” (Lemaire, 2004, p. 10). Ook Stalpers geeft aan dat de sociale norm tijdens de adolescentie verschuift “van ouders naar leeftijdsgenoten, de zogenaamde peer group control. Terwijl tijdens de kinderjaren met name de normen van ouders invloedrijk zijn, letten tieners meer op het gedrag en de opinies van leeftijdsgenoten bij het bepalen van hun smaak” (2002, p. 183).

Over de rol van het boekaanbod is nog weinig onderzoek verricht. Elliott (2009) onderzocht de mogelijkheid om academische bibliotheken in te schakelen voor de bevordering van extracurriculair lezen. Ze stelde vast dat er wel degelijk interesse was voor dergelijke projecten. De drempels lagen echter vaak hoog: 70% van de bevraagde bibliotheekverantwoordelijken gaf budgettaire beperkingen als reden, 65% personeelstekort. Aangezien bij dit onderzoek de studenten zelf niet bevraagd werden, is bovendien niet duidelijk of deze zitten te wachten op een groter aanbod in de academische bibliotheek van de instelling waaraan ze studeren.

Waar het model van Stalpers nog geen rekening mee houdt, is de populariteit van andere vrijetijdsbestedingen. Naarmate die meer tijd innemen, hebben die nochtans een directe impact op de leesfrequentie. De factor tijdsgebrek komt dan ook in verschillende studies naar voren (National Endowment for the Arts, 2004; Burgess & Jones, 2010; Lemaire, 2004; Mokhtari & Gardner, 2009). Vooral de stijgende populariteit van het internet speelt hier een grote rol. Bij een recente enquête van Mokhtari en Gardner (2009) gaf 95% van de bevraagde studenten aan dat ze zo goed als dagelijks het internet gebruiken. Slechts 32% gaf aan dat ze dagelijks lezen voor hun plezier.

Zelfs de nieuwe mogelijkheden die de digitale vooruitgang met zich mee bracht, lijken er vooralsnog niet in te slagen het lezen als vrijetijdsbesteding nieuw lezen in te blazen. Onderzoek van Woody, Daniel en Baker (2010) toonde bijvoorbeeld aan dat studenten in het algemeen een voorkeur hebben voor geprinte boeken. Foasberg (2011) deed nog verder onderzoek in een survey over studenten en het gebruik van e-books en e-readers. Van de bevraagde studenten bezaten slechts 3,7% een e-reader. 34,9% daarvan geeft bovendien aan de e-reader slechts voor een derde van hun leesactiviteiten te gebruiken. Aangezien het hier nog slechts gaat om gebruikers van het eerste uur, is het te vroeg om al te spreken van een invloedrijke factor op leesattitude of leesgedrag.

Om af te sluiten vermelden we nog het onderzoek van Kelly en Daughtry (2006) en Kelly en Kneipp (2009). Daarin werd op zoek gegaan naar een correlatie tussen leesattitude en respectievelijk noctcaelador en creativiteit. Er werd aangetoond dat dergelijk verband inderdaad bestaat, al draagt dit in principe enkel bij aan de algemene profilering van de genotslezer. Om aan te tonen dat het effectief om een causaal verband zou gaan is verder onderzoek nodig. Desalniettemin geeft dit onderzoek weer hoe gedetailleerd deze onderzoeksvraag al bestudeerd werd.

Leesbevorderingsprojecten in Nederland en de Verenigde Staten

Zoals we in paragraaf 3.1 schreven, wordt er steeds minder gelezen. Leesbevorderingsprojecten zijn een oplossing om lezen terug populair te maken, wat belangrijk is want lezen kent veel voordelen. Het grootste deel van de gevonden publicaties handelt over projecten voor kinderen en tieners, maar toch hebben we voldoende publicaties gevonden over projecten voor studenten. In deze paragraaf bespreken we enkele van deze leesbevorderingsprojecten uit Nederland en de Verenigde Staten en de voordelen die verbonden zijn aan lezen.

“Attitudes worden gevormd door ervaringen, met name eigen ervaringen” (Stalpers, 2002, p. 191). Dit betekent niet dat andermans ervaringen geen invloed kunnen hebben op de eigen leesattitude. Er zijn leesbevorderingsprojecten zowel in Nederland als in de Verenigde Staten waarbij studenten een artikel schrijven over een boek dat ze gelezen hebben. Dit artikel wordt gepubliceerd in de schoolkrant. Hierdoor kunnen andere studenten “het risico op ‘miskopen’ en daarmee teleurstellende leeservaringen voorkomen” (Stalpers, 2002, p. 192) en zijn ze beter geïnformeerd over welke boeken er in omloop zijn. In de Verenigde Staten loopt een gelijkaardig project volgens het onderzoek van Gilbert en Fister (2011). Een ander project volgens hetzelfde principe, dat ook succes kent in de Verenigde Staten, is de boekenclub. Studenten lezen hetzelfde boek en komen samen om hun meningen te delen met elkaar.

Ook boekenlijsten, uitbreidingen van de bibliotheekcollectie, aparte ruimtes in de bibliotheek voor recreatief lezen, langere uitleenperiodes in vakanties en het openhouden van de schoolbibliotheken tijdens de vakanties zijn manieren waarop lezen volgens Gilbert en Fister (2011) bevorderd kan worden. Bosman, Glover en Prince (2008) startten in 2005 een blog om de collectie van de bibliotheek te promoten en om aan te geven welke boeken beschikbaar zijn in de bibliotheek. Zowel bibliotheekmedewerkers als bezoekers kunnen op de blog boekbesprekingen schrijven. De methode komt ook bij het onderzoek van Gilbert en Fister (2011) voor. Meer promotie van recreatief lezen was het doel en ook zij maakten onder andere gebruik van een blog.

Leesbevorderingsprojecten in Nederland zijn echter niet uitgebreid. Zij gaan vooral terug op de beschikbaarheid en bereikbaarheid van de boeken. “Wanneer boeken duidelijk ingedeeld zijn en op een aantrekkelijke manier aangeboden worden, zullen lezers sneller iets vinden dat aansluit bij hun behoeften en daardoor plezier behouden in lezen” (Lemaire, 2004, p. 11). Het uiteindelijke doel van deze projecten was om studenten meer te doen lezen in hun vrije tijd en om ervoor te zorgen dat studenten na hun studies nog terugkeren naar bibliotheken voor verdere ontwikkeling en onderwijs (Gilbert & Fister, 2011).

“Leesbevorderingsprogramma’s voor kinderen en adolescenten gaan ervan uit dat het stimuleren van lezen leidt tot meer leesplezier en betere taal- en leesvaardigheid” (Mol & Bus, 2011, p. 2). Lezen maakt ons dus in feite slimmer en succesvoller. Mol en Bus (2011) deden een meta-analyse die aantoonde dat kinderen die veel lezen, veel taalvaardiger zijn, beter kunnen lezen en intelligenter en succesvoller zijn op school. Hier komen echter enkele problemen bij kijken. Kinderen die graag lezen, lezen waarschijnlijk ook veel en genieten van al deze voordelen (zie Figuur 3.2). Kinderen die niet graag lezen en die moeite hebben met lezen, lezen niet zo veel en kunnen dus niet genieten van de voordelen van lezen. Deze kinderen moeten dus gestimuleerd worden, eerst door voorgelezen te worden, daarna door zelf boeken te lezen. Deze bevindingen komen overeen met die van Stalpers (2002). Kinderen die goed kunnen lezen, beleven er meer plezier aan, terwijl kinderen die niet goed kunnen lezen, het meestal ook niet fijn vinden. De nadruk ligt hier op het vertrouwen in de eigen leesvaardigheden. Kinderen die niet zo goed kunnen lezen, moeten gestimuleerd en aangemoedigd worden. Als ze geleidelijk aan vooruitgang boeken en dit ook zelf ervaren, beleven ze meer plezier aan het lezen.

Figuur 3.2. Positieve spiraal (Mol & Bus, 2011, p. 11).

Conclusie en discussie

Lezen heeft de afgelopen decennia aan populariteit ingeboet bij de Amerikaanse bevolking. De daling is het sterkst bij de 18 tot 24-jarigen. Toch zeggen studenten uit deze leeftijdscategorie dat ze veel en graag lezen. Uit onderzoek blijkt echter dat studenten een boek snel inruilen voor andere vrijetijdsbestedingen. Hoe meer tijd er besteed wordt aan deze andere bezigheden, hoe minder tijd er overblijft voor lezen. De populairste vrijetijdsbesteding van de afgelopen jaren is het internet. Naarmate internet populairder wordt, daalt het aantal studenten dat voor zijn plezier een boek open doet.

De dalende populariteit van lezen bij studenten toont aan dat leesbevorderingsprojecten voor deze leeftijdscategorie broodnodig zijn. Het aantal projecten dat focust op studenten is echter beperkt. Verder blijkt ook dat leesbevordering bij studenten vooral de taak is van de universiteitsbibliotheken.

Dat er minder gelezen wordt, betekent echter niet dat er helemaal niet meer gelezen wordt. Uit de enkele onderzoeken naar populaire genres bij studenten blijkt dat fictie het populairst is. Romantische verhalen, mysterie/thrillers en fantasy zijn de genres die studenten het liefst lezen.

Het overgrote deel van deze resultaten heeft alleen betrekking op Amerikaanse studenten. Lezen wordt minder onderzocht bij Nederlandse studenten.

Wij hebben ervoor gekozen om al onze deelvragen te focussen op Amerikaanse en Nederlandse studenten. Als onderzoeken die handelen over andere leeftijdscategoriën of nationaliteiten ook behandeld zouden worden, zouden de resultaten misschien anders liggen. Toch staat het vast dat er nog meer onderzoek moet gebeuren naar de populariteit van lezen bij studenten in het algemeen en zeker naar welke genres, auteurs of boeken dan wel gelezen worden door studenten. Gezien de populairste vrijetijdsbestedingen vooral te vinden zijn in de categorie van recente technologische ontwikkelingen, moet er zeker ook nog verder onderzoek gebeuren naar de invloed van deze nieuwe technologieën op de populariteit van lezen.

* Referentielijst Bosman, R., Glover, J., & Prince, M. (2008). Growing adult readers: Promoting leisure reading in academic libraries. Urban Library Journal, 15(1), 46-58. Geraadpleegd via http://lacuny.org
Burgess, S. R., Jones, K. K. (2010). Reading and media habits of college students varying by sex and remedial status. College Student Journal, 44(2), 492-508. Geraadpleegd via http://web.ebscohost.com
Foasberg, N. M. (2011). Adoption of e-book readers among college students: A survey. Information Technology & Libraries, 30(3), 108-128. Geraadpleegd via http://www.ala.org/lita/ital/
Gilbert, J., & Fister, B. (2011). Reading, risk, and reality: College students and reading for pleasure. College & Research Libraries, 72(5), 474-495. Geraadpleegd via http://crl.acrl.org
Hendel, D. D., & Harrold, R. D. (2004). Undergraduate student leisure interests over three decades. College Student Journal, 38(4), 557-568. Geraadpleegd via http://web.ebscohost.com
Kelly, K. E., & Kneipp, L. B. (2009). Reading for pleasure and creativity among college students. College Student Journal, 43(4), 1137-1144. Geraadpleegd via http://web.ebscohost.com
Kelly, W.E., & Daughtry, D. (2006). Pursuit of leisure reading and interest in watching the night-sky: Relationship between reading for pleasure and noctcaelador. Reading Improvement, 43(2), 59-63. Geraadpleegd via http://web.ebscohost.com
Lemaire, C. (2004). Lezen doen we samen: de praktische consequenties van onderzoek naar leesgedrag en leesbevordering. Stichting lezen. Geraadpleegd via http://www.lezen.nl Mokhtari, K., Reichard, C. A., & Gardner, A. (2009). The impact of internet and television use on the reading habits and practices of college students. Journal Of Adolescent & Adult Literacy, 52(7), 609-619. doi:10.1598/JAAL.52.7.6
Mol, S. E., & Bus, A. G. (2011). Lezen loont een leven lang. De rol van vrijetijdslezen in de taal- en leesontwikkeling van kinderen en jongeren. Levende talen tijdschrift, 12(3), 2-15. Geraadpleegd via http://www.lt-tijdschriften.nl
National Endowment for the Arts (NFAH). (2004). Reading at risk: A survey of literary reading in America. Bradshaw, T. & Nichols, B. (Research division report #46). Washington, DC: National Endowment for the Arts. Geraadpleegd via http://www.nea.gov/pub/ReadingAtRisk.pdf
Nelck-da Silva Rosa, F., & Schlundt Bodien, W. (2002). Leesattitude versus leeftijd: zoektocht naar verband tussen ego-ontwikkeling en leesattitudeontwikkeling. In A. Raukema, D. Schram & C. Stalpers (red.), Lezen en leesgedrag adolescenten jongvolwassenen: verslag van het congres georganiseerd door Stichting Lezen en de Provinciale Bibliotheek Centrale Noord-Brabant, 23 en 24 mei 2002 (pp. 59-69). Delft: Eburon. Geraadpleegd via: http://www.lezen.nl Salter, A. (2007). Are we becoming an aliterate society? The demand for recreational reading among undergraduates at two universities. College & Undergraduate Libraries, 14(3), 27-43. doi:10.1300/J106v14n03_02
Stalpers, C. (2002). De relatie tussen leesattitude en lidmaatschap van de openbare bibliotheek: Een empirisch onderzoek onder 275 scholieren naar voorspellende factoren van leesgedrag en het afhaken als bibliotheeklid. In A. Raukema, D. Schram & C. Stalpers (red.), Lezen en leesgedrag adolescenten jongvolwassenen: verslag van het congres georganiseerd door Stichting Lezen en de Provinciale Bibliotheek Centrale Noord-Brabant, 23 en 24 mei 2002 (pp. 175-193). Delft: Eburon. Geraadpleegd via: http://www.lezen.nl
Trott, B., & Elliott, J. (2009). Barriers to extracurricular reading promotion in academic libraries. Reference & User Services Quarterly, 48(4), 340-346. Geraadpleegd via http://web.ebscohost.com
Woody, W., Daniel, D. B., & Baker, C. A. (2010). E-books or textbooks: Students prefer textbooks. Computers & Education, 55(3), 945-948. doi:10.1016/j.compedu.2010.04.005

* Bijlagen

* Bijlage 1: lijst van de geraadpleegde catalogi en databanken

EBSCO databanken
Google Scholar
NARCIS
Scirus
Springerlink
Web of Science

* Bijlage 2: lijst van de gebruikte zoektermen

Nederlandstalige zoektermen: leesgedrag van studenten evoluerend leesgedrag vrijetijdsbesteding leesattitude populair leesgedrag bij Nederlandse studenten studenten lezen
Nederlandse studenten lezen veranderend leesgedrag leesbevordering leesbevorderingsproject factoren leesattitude variabelen leesattitude invloed lezen genres boeken lezen

Engelstalige zoektermen: reading behavior(u)r reading behavior(u)r of students/college students changing reading behavior(u)r reading attitudes reading programs student attitudes reading habits leisure factors reading attitude variables reading attitude impact reading types books reading popularity reading university students reading

* Bijlage 3: inhoudsfiches
Inhoudsfiche nr. 1
Naam student: Heidi Schoups
-------------------------------------------------

-------------------------------------------------
Referentie
Bosman, R., Glover, J., & Prince, M. (2008). Growing adult readers: Promoting leisure reading in academic libraries. Urban Library Journal, 15(1), 46-58. Geraadpleegd via http://lacuny.org -------------------------------------------------
Onderzoeksdoel en/of onderzoeksvragen
Welk effect hadden vergelijkbare leesbevorderingsprojecten in Nederland en de VS?

-------------------------------------------------
Details onderzoeksaanpak (soort onderzoek – materiaal – deelnemers – meetinstrumenten – …)
Case study van verschillende projecten om recreatief lezen bij studenten te promoten.
In 2006 kwam Virginia Commonwealth University (VCU) met een nieuw strategisch plan op de proppen: ‘VCU 2020: Vision for excellence’. Een deel van dit plan was een manier zoeken om recreatief lezen binnen academische bibliotheken aantrekkelijker te maken. Hiervoor zochten ze inspiratie bij gelijkaardige projecten in andere universiteiten, die besproken worden in dit artikel. Ook hun eigen projecten komen kort aan bod.

-------------------------------------------------
Belangrijkste onderzoeksresultaten
Project uit 2007 van de University of Dayton, “Porch Reads”, dat studenten moest aanzetten om meer te lezen. Het project was bedoeld voor tweedejaarsstudenten en bestond uit kleine discussiegroepen, geleid door professoren, waarin boeken besproken werden. Deze discussiegroepen waren populair en met ieder nieuw boek dat besproken werd, kwamen er meer en meer studenten op af. (studie van Gauder, Giglierano & Schramm uit 2007)

Project uit 2005 van de VCU, “Book reMarks”, een blog die opgestart werd met het doel de collectie van de bibliotheek te promoten en studenten en professoren te wijzen op boeken die geschikt zijn voor recreatief lezen. De blog gaf de mogelijkheid het boek virtueel te presenteren, op een manier waarmee vooral studenten vertrouwd zijn. Er werd reclame gemaakt voor de blog op andere websites van de universiteit en in de bibliotheken zelf. Bij speciale themaweken of –maanden biedt de blog ook een optie om auteurs die relevant zijn voor dit thema in de spotlight te zetten, zoals tijdens Black History Month (februari). De blog is een succes, met een gemiddelde van 1141 “hits” per dag. Er verschijnen ook boekbesprekingen op de blog, die geschreven zijn door zowel bibliotheeksmedewerkers als bezoekers van de blog.

Een ander project van VCU is de “Book Swap”. In het bibliotheekscafé van Cabell Library werd een speciaal rek gereserveerd hiervoor. De bedoeling is dat studenten gewoon een boek mogen meenemen als ze het leuk vinden, zolang ze maar een ander boek dat ze leuk vonden, achterlaten. Alle boeken zijn welkom, behalve technische handleidingen, indoctrinerende literatuur en studieboeken. Gemiddeld zijn er ongeveer 100 boeken beschikbaar in dit rek. De uitwisselingsgraad ligt op ongeveer 10%.

In 2006 gingen de bibliotheken van VCU een verdrag aan met University College om een “Summer Reading Program” te ontwikkelen. Dit programma is een verplichting voor eerstejaarsstudenten. De studenten kregen het boek tijdens de zomeroriëntatie en moesten het boek gelezen hebben tegen de eerste week van het herfstsemester. Tijdens de eerste lesweek werd het boek dan gebruikt als startpunt voor klasdiscussies en andere opdrachten.

-------------------------------------------------
Discussiepunten aangehaald door de auteur
/
-------------------------------------------------
Eigen kritische bedenkingen bij het onderzoek
/
-------------------------------------------------
Inhoudelijke verwijzingen naar andere studies (fiches)
/
-------------------------------------------------
Bruikbare visualiseringen
/

Inhoudsfiche nr. 2
Naam student: Hardy Lieze
-------------------------------------------------

-------------------------------------------------
Referentie
Burgess, S. R., Jones, K. K. (2010). Reading and media habits of college students varying by sex and remedial status. College Student Journal, 44(2), 492-508. Geraadpleegd via http://web.ebscohost.com

-------------------------------------------------
Onderzoeksdoel en/of onderzoeksvragen
In welke mate is de populariteit van lezen als vrijetijdsbesteding de laatste tien jaar gewijzigd bij studenten (18-25 jaar) uit de VS?
Deelvraag: Welke literaire genres zijn het populairst bij studenten?
Deelvraag: Welke factoren kunnen het leesgedrag van studenten beïnvloeden?

Belangrijkste doel * Verschillen in de leesvaardigheid binnen het leesgedrag van studenten onderzoeken * Wat wordt er onderzocht: welke genres ze het liefst verkiezen, wat zijn hun leesgewoontes, mediagewoontes, wat de redenen zijn voor het niet lezen en dit allemaal bij studenten. * De verwachtingen waren dat remediërende studenten minder zouden lezen voor hun plezier en voor academische doeleinden. Ook verwachtten we dat deze studenten een minder aantal literair materiaal zouden lezen en leuk vinden. Nog één van de verwachtingen was dat vrouwen meer zouden lezen voor plezier maar niet voor academische doeleinden dan mannen.

-------------------------------------------------
Details onderzoeksaanpak (soort onderzoek – materiaal – deelnemers – meetinstrumenten – …)
Soort onderzoek + materiaal = Survey over leesgewoontes, gewoontes binnen het mediagebruik, houdingen ten opzichte van verschillende genres, redenen voor het niet lezen van boeken.

De survey bevatte 71 vragen om demografische gegevens, populariteit van genres, typische gedrag tijdens vrije tijd en om de redenen voor het niet lezen te beoordelen. De deelnemers moesten op een schaal van 1 tot 5 weergeven hoe graag ze een genre lazen (1 = not at all, 5= a lot). Ze gaven ook aan hoe vaak ze deelnamen aan één van de aangegeven activiteiten tijdens de week door gebruik te maken van de schaal (not at all, once a week, twice a week, daily, multiple times a day). De deelnemers gaven ook een score van 1 tot 5 aan de redenen voor niet te lezen. Deze survey duurde ongeveer 20 tot 45 minuten.

Deelnemers = 209 hogeschool/universiteit studenten. In het algemeen blank. Gemiddelde leeftijd van 21 jaar en van Amerikaanse afkomst. Ongeveer 70% was vrouwelijk.

-------------------------------------------------
Belangrijkste onderzoeksresultaten 1. Vrouwen kiezen de genres: mysterie/thriller, religie/spiritualiteit en romantiek boven de mannen. Mannen hebben geen genres gekozen boven vrouwen. 2. Vrouwen lezen vaker boeken en tijdschriften voor plezier dan mannen. Mannen lezen de krant en spelen videospelletjes vaker dan vrouwen. 3. Er zijn geen verschillen tussen geslacht in het gebruik van boeken voor school en voor redenen om niet te lezen. 4. Lezen is geassocieerd met betere resultaten op school, hogere resultaten, kritischer denken, grotere vocabulaire. (citaat) (Cunningham & Stanovich, 1991;2003, Gallik, 1999, Guthrie, 2001, Nagy & Herman, 1987, Stanovich & Cunningham, 1992) 5. Degene die niet veel lezen hebben problemen met het ontwikkelen van lees en schrijfvaardigheden op hoog niveau. (citaat) (Kirsch, de Jong, Lafontaine, McQueen, Mendelovits, & Monseur, 2002, Krashen, 1993) 6. Vrijetijdslezen is geen alledaagse activiteit voor pubers en jongvolwassenen. Kinderen lezen vaker en vinden dit vaker fijner dan jongvolwassenen. (Greaney, 1980, Moje, Young, Readance, & Moore, 2000, Strommen & Mates, 2004) 7. “Additionally, a report by the National Endowment for the Arts (2004) suggests that youth and adults in the U.S. today do not read for pleasure as much or as well as they did 20 years ago. This has led some educators to suggest that reading behavior is losing ground to competing activities available to older teens and young adults from video games to iPhones (e.g., Johnsson-Smaragdi & Jonsson, 2006; Neuman, 1988). However, some researchers have found that the reading behavior of adolescents and young adults has not changed appreciably since the 1940's (Anderson, Hiebert, Scott, & Wilkinson, 1985; Neuman, 1995; Strommen & Mates, 2004).” 8. Veel jongvolwassenen tonen aan dat ze wel lezen. Ze willen alleen niet lezen voor school maar zullen dit wel doen buiten school als het hun aanstaat. (Reeves, 2004, Guthrie & Davis, 2003) 9. Tabel 1: leukste genres
Tabel 2: /
Tabel 3: redenen om niet te lezen
Tabel 4: / 10. Verschillen in wat is het leukste genre.
Vrouwen kozen Mysterie/thriller en romantiek. Mannen en vrouwen kozen Mysterie/thriller. Het minst gelezen was klassieke stukken en science fiction/fantasy voor de vrouwen terwijl mannen het minst religie en spiritualiteit, klassieke, sf/fantasy en romantiek lazen. ZIE TABEL 1
Remediërende studenten kozen als minst leuke genre religie en spiritualiteit en klassieke werken, lager als niet remediërende studenten. Leuker vonden ze horror en mysterie/thriller. Niet remediërende vonden Mysterie/thriller en misdaad het leukst. 11. Redenen om niet te lezen ZIE TABEL 3 * Niet genoeg tijd vrouwen en niet remediërende studenten * Geen interesse mannen * Te moe vrouwen * Te saai mannen en remediërende studenten 12. Vrouwen lezen vaker een boek dan mannen en ze lezen ook veel vaker gewoon voor het plezier terwijl mannen bijna nooit voor hun plezier lezen. Remediërende studenten lezen bijna niet voor hun plezier terwijl niet remediërende studenten dit wel doen.

-------------------------------------------------
Discussiepunten aangehaald door de auteur
Vaststelling = Het leesgedrag en het gebruik van boeken is aan het afnemen door de technologie. Ze gebruiken technologie voor muziek, video, videospelletjes en communicatie. (International Reading Association, 2000)

In deze studie onderzoeken we of studenten nog lezen en welke andere media ze gebruiken. Ze lezen nog 75% voor school twee keer per week. Lezen voor plezier is niet zo veelvoorkomend. 24% leest een boek voor het plezier 2 keer per week. Mokhtari, Reicherd, & Gardner (2009) vonden dezelfde resultaten: 34% leest voor zijn plezier en 65% leest voor school één of twee keer per week.

Er is geen afname geweest de laatste 20jaar in het lezen van boeken.

-------------------------------------------------
Eigen kritische bedenkingen bij het onderzoek
/
-------------------------------------------------
Inhoudelijke verwijzingen naar andere studies (fiches)
Mokhtari, Reichard, & Gardner (2009): Studenten, ook al lezen ze graag voor hun plezier, vinden zichzelf goede lezers en vinden lezen voor het plezier belangrijk. Ze zijn ook bezig met veel andere activiteiten en dit veel vaker en veel langer dan lezen.

Mokhtari, Reichard, & Gardner (2009): Het leesgedrag van jongvolwassenen is nog niet veel onderzocht desondanks dat deze jongvolwassenen aangeven graag te lezen voor hun plezier. Ze ontdekten dat studenten vlugger iets zullen lezen wat niet te maken heeft met school of televisie zullen kijken dan iets zullen lezen voor academische doeleinden. 34% leest voor zijn plezier en 65% leest voor school één of twee keer per week.

Zie discussiepunten

-------------------------------------------------
Bruikbare visualiseringen
Visualisering 1 (pp. 10-11)
Bijschrift: table 1 enjoyment of the genres

Visualisering 2 (pp. 15-17)
Bijschrift: table 3 reasons not to read

Inhoudsfiche nr. 3
Naam student: Rebecca Jonckheere
-------------------------------------------------

-------------------------------------------------
Referentie
Foasberg, N. M. (2011). Adoption of e-book readers among college students: A survey. Information Technology & Libraries, 30(3), 108-128. Geraadpleegd via http://www.ala.org/lita/ital/

-------------------------------------------------
Onderzoeksdoel en/of onderzoeksvragen
Hebben studenten een eigen e-reader?
Willen de studenten een e-reader kopen?
Als studenten een e-reader bezitten, gebruiken ze hem dan vaak en vinden ze het gepast voor academisch werk?
Waar kopen de studenten e-books, wat en hoeveel lezen ze ermee?
Wat zijn de voor- en nadelen van e-readers?

Het doel van de survey was om te weten of studenten een eigen e-reader bezitten en als dat het geval is, hoe ze die gebruiken.

-------------------------------------------------
Details onderzoeksaanpak (soort onderzoek – materiaal – deelnemers – meetinstrumenten – …)
De deelnemers van het onderzoek waren studenten van het Queens College, dat is een onderdeel van de City University of New York. Het onderzoek maakte deel uit van een overkoepelend onderzoek: Queens College’s Student Technology Survey. De enquête werd via het officiële e-mailadres van de studenten doorgestuurd. Als aansporing maakten de deelnemers kans om een iPod Touch te winnen. Enkel de studenten die een e-book in hun bezit hadden, werden opgenomen in de resultaten. De studenten werden gevraagd naar het bezit van een e-reader, wat hun mogelijke volgende aankopen zouden zijn, over het gebruik van hun e-books, welke genres ze ermee lazen, hoeveel ze ermee lazen, en waar ze een e-book konden vinden. Ten slotte moesten ze opsommen welke voordelen en welke nadelen e-books brengen. Voor deze vraag kregen ze een aantal mogelijkheden die ze met de Likertschaal konden aanduiden. De Chi-kwadraat toets met significantieniveau 0.05 werden gebruikt om de resultaten te vergelijken.

-------------------------------------------------
Belangrijkste onderzoeksresultaten
Hebben studenten een eigen e-reader?
3,7% van de ondervraagde studenten hebben een e-reader. 15,7% van de studenten die e-books lezen hebben een e-reader waarmee ze het kunnen lezen. Studenten die een e-reader hebben, zijn ‘early adopters’, dwz. ze behoren tot dat deel van de bevolking die nieuwigheden het snelst overnemen.
Willen de studenten een e-reader kopen?
Van de studenten die met een ander toestel e-books lezen (84,3%) plant 23,67% een e-reader te kopen binnen het jaar of voor afgestudeerd te zijn, en 13,91% na afgestudeerd te zijn. De meesten denken dus niet een e-reader te kopen.
Als studenten een e-reader bezitten, gebruiken ze hem dan vaak en vinden ze het gepast voor academisch werk?
Van de studenten met een e-reader leest 34,9% slechts een derde in vorm van e-books en 42,8% twee derde of meer. Van de studenten die geen e-reader hebben leest 54,1% slechts een derde in vorm van e-books.
Studenten met e-reader en zonder (maar die wel e-books lezen) gebruiken e-books meer voor ontspanning dan voor klas- en werkactiviteiten, vooral studenten mét e-reader (85,7% gebruikt het voor ontspanning).
Waar kopen de studenten e-books?
De studenten met e-reader kopen e-books via een officieel verkooppunt specifiek voor e-readers (vb. Barnes& Nobles en Amazon). Het grootste deel van studenten zonder e-reader (45,6%) kopen hun e-books ook via deze officiële verkooppunten, maar ze zullen sneller via de openbare bibliotheek eraan geraken.
Wat zijn de voor- en nadelen van e-readers? De studenten vonden een e-reader voordelig omdat: * Het draagbaar is, * Het gemakkelijk is te gebruiken, * Het veel opslagruimte heeft, * Het speciale functies heeft.
De studenten vonden een e-reader nadelig omdat: * Het veel kost, * E-books veel kosten, * De selectie van e-books te smal is, * Het de ogen te veel vermoeide.
Vooral studenten zonder e-reader lazen nog graag geprinte boeken.

-------------------------------------------------
Discussiepunten aangehaald door de auteur
De survey was op kleinere schaal (op 1705 respondenten gebruikten slechts 63 studenten een e-reader en 338 studenten lazen e-books). De diversiteit van de studenten is toch wel groot.

Studenten die geen e-books lazen werden helemaal niet over het onderwerp bevraagd.
De studenten werden niet gevraagd over algemeen leesgedrag, en er kan dus niet mee vergeleken worden.

-------------------------------------------------
Eigen kritische bedenkingen bij het onderzoek
De studenten werden niet gevraagd over algemeen leesgedrag, en er kan dus niet mee vergeleken worden.

-------------------------------------------------
Inhoudelijke verwijzingen naar andere studies (fiches)
/
-------------------------------------------------
Bruikbare visualiseringen
Visualisering 1 (p. 111)
Bijschrift: E-book use among respondents

Visualisering 2 (p. 111)
Bijschrift: Devices used to read e-books among e-book readers

Visualisering 3 (p. 113)
Bijschrift: Amount of reading done with e-books

Visualisering 4 (p. 113)
Bijschrift: Types of reading done with e-books

Inhoudsfiche nr. 4
Naam student: Hardy Lieze
-------------------------------------------------

-------------------------------------------------
Referentie
Gilbert, J., & Fister, B. (2011). Reading, risk, and reality: College students and reading for pleasure. College & Research Libraries, 72(5), 474-495. Geraadpleegd via http://crl.acrl.org

-------------------------------------------------
Onderzoeksdoel en/of onderzoeksvragen
In welke mate is de populariteit van lezen als vrijetijdsbesteding de laatste tien jaar gewijzigd bij studenten (18-25 jaar) uit Nederland en de VS?
Deelvraag: Welke literaire genres zijn het populairst bij studenten?
Deelvraag: Welke factoren kunnen het leesgedrag van studenten beïnvloeden?
Deelvraag: Welk effect hadden vergelijkbare leesbevorderingsprojecten in de VS?
De vragen die specifiek worden gesteld zijn: * Wat zijn de attitudes t.o.v lezen voor plezier? * Zorgen hogescholen en universiteiten voor problemen als het om lezen voor plezier gaat? * Zijn bibliotheken bezig met leesbevorderingsprojecten?

-------------------------------------------------
Details onderzoeksaanpak (soort onderzoek – materiaal – deelnemers – meetinstrumenten – …)
Soort onderzoek = een survey naar de attitudes en ervaringen met recreatief lezen.
Deelnemers = 2500 studenten tussen de 18-22 jaar
Materiaal = zie appendix A (studenten enquête)
Vragen:
Lees je graag?
Lees je graag in je vrije tijd?
Wat lees je graag in je vrije tijd? (verschillende genres als keuze)
Hoeveel tijd spendeer je aan recreatief lezen per week tijdens het schooljaar?
Waarom lees je niet zoveel recreatief tijdens het schooljaar?
Hoe kan de bibliotheek je aanmoedigen om meer te gaan lezen?

-------------------------------------------------
Belangrijkste onderzoeksresultaten 1. Eerste bevindingen = Studenten hebben een grote interesse in lezen en er worden leesbevorderingsprojecten aangeraden in bibliotheken om lezen aan te moedigen als levenslang leren. 2. Studenten hebben niet veel tijd om vrijwillig te lezen maar ze doen het wel graag en ze zouden het appreciëren als bibliotheken projecten zouden opstellen die het vergemakkelijken om vrijwillig te kunnen lezen en niet te veel tijd te verliezen. 3. Lezen voor plezier is voordelig * Geeft informatie over de wereld waarin ze leven en geeft informatie over hunzelf. * Stimuleert de creativiteit en verbetert de academische prestaties * Je leert kritisch denken 4. 93% van de studenten leest graag voor zijn/haar plezier. Vrouwen iets meer dan mannen. (95% >< 88%) 5. Fictie is het populairste genre, gevolgd door mysterie, klassiek, nonfictie. Er waren nog wat verschillen tussen mannen en vrouwen. Bijvoorbeeld vrouwen kozen romantiek, fantasy en fictie terwijl mannen graag science fiction lazen. (Table 1 p479) 6. Het internet wordt ook gezien als een plaats om recreatief te lezen. 7. Wat houdt hen tegen om recreatief te lezen tijdens het schooljaar? * Teveel te lezen voor school * Wilt uitgaan * Tijd op andere manieren spenderen * Met andere woorden, studenten hebben geen tijd om te lezen * Studenten werken, gaan uit met vrienden, kijken tv en films, doen aan extra activiteiten, slapen, werken voor school, … * Hebben geen tijd, dit is de grootste barrière die de studenten tegenkomen als het gaat om lezen in hun vrije tijd.
= Dit heeft dus niets te maken met plezier hebben in het lezen of met de toegankelijkheid van het lezen 8. Wat zijn mogelijke oplossingen (bevorderingsprojecten)? * Boekenlijsten * Uitbreiding van de bibliotheekcollectie (graphic novels & magna) * ‘display’ en aparte ruimtes in de bibliotheek voor recreatief lezen * Langere uitleenperiodes in vakanties * recreatief lezen moet meer worden gepromoot door bijvoorbeeld blogs te schrijven * Studenten die recensies schrijven en die worden uitgegeven in die schoolkrant zodat andere studenten een idee krijgen van nieuwe en goede of slechte boeken. * comfortabel meubilair * Studenten hebben vaak niet de tijd om te lezen door het schooljaar heen dus opening van de schoolbibliotheken tijdens de vakanties (ook grote vakanties) zou gemakkelijk zijn.

CONCLUSIE
-------------------------------------------------
De enquête toont aan dat studenten graag lezen voor hun plezier maar dat dit afneemt vanwege het lezen voor werk of school. Ze gaan minder lezen voor plezier omdat ze al zoveel moeten lezen op school. Dus als we willen dat de studenten ook in hun vrije tijd veel lezen moeten we verschillende leesbevorderingsprojecten opstarten. (leuk materiaal aanbieden om te lezen, bibliotheken aantrekkelijk houden ook als studenten afgestudeerd zijn zodat ze ook dan nog terugkeren voor verdere ontwikkeling en onderwijs)
-------------------------------------------------

-------------------------------------------------
Discussiepunten aangehaald door de auteur
Auteurs waren verrast door hun ontdekkingen. Studenten zeggen dat ze niet veel tijd hebben om te lezen voor hun plezier tijdens het schooljaar maar ze hebben wel positieve gevoelens over recreatief lezen. Het is dus belangrijk dat ook al hebben ze geen tijd tijdens het schooljaar dat de studenten toch worden aangezet om te lezen tijdens hun vrije tijd (in vakanties, tijdens de zomer)

Doorgevoerde projecten: * Uitbreiding van de bibliotheekcollecties (aparte afdeling fictie boeken) * Langere uitleenperiode tijdens vakantie (3maanden i.p.v. 2 maanden) * Display van fictie met eigen leesruimte en deze collectie werd ook gepromoot * Aangezien dat studenten graag tijdschriften lezen werd ook de tijdschriften afdeling uitgebreid * Studenten konden samenkomen om boeken die ze gelezen hadden te bespreken (boekenclub), recensies te schrijven, … * Dit allemaal om studenten nog meer te doen lezen in hun vrije tijd.

-------------------------------------------------
Eigen kritische bedenkingen bij het onderzoek
/

-------------------------------------------------
Inhoudelijke verwijzingen naar andere studies (fiches)
“Reading is at risk” (National Endowment for the Arts,2004, p. 474).
“Reading for pleasure has been associated with creativity” (Kelly & Kneipp, 2009, p. 475).
“A more recent study of 539 students who completed time-diary surveys found that ‘using the internet’ was more popular with students than recreational reading, but that Internet use did not appear to displace reading as an activity. Watching television was less popular than reading for pleasure, but students were more likely to watch some television every day than to read for pleasure. Reading assigned texts was the least popular of the four activities, but it consumed much of their time” (Mokhtari, Reichard & Gardner, 2009, p. 476).
“In 2009, Elliott reported that librarians continue to find lack of funding and the impact on staff time to be significant barriers, as well as the lack of interest in some staff to participate, perceived low levels of student interest in leisure reading, and acting within a culture that does not value reading” (Elliott, 2009, p. 477)
“Ann Salter and Judith Brook surveyed undergraduates at two institutions and discovered that a majority of respondents read for pleasure and are perhaps not as alliterate as recent studies indicate. Salter and Brook further encourage libraries to promote recreational reading” (Salter & Brook, 2007, p. 477)
“ Renee Bosman, John Glover, and Monique Prince support a blog, a book swap and a READ program in their library in part as a way to support the library…” (Bosman, Glover & Prince, 2011, p.477)

-------------------------------------------------
Bruikbare visualiseringen
Visualisering 1 (p. 479)
Bijschrift: Table 1 what do they like to read? (By Genre)

Inhoudsfiche nr. 5
Naam student: Heidi Schoups
-------------------------------------------------

-------------------------------------------------
Referentie
Hendel, D. D., & Harrold, R. D. (2004). Undergraduate student leisure interests over three decades. College Student Journal, 38(4), 557-568. Geraadpleegd via http://web.ebscohost.com

-------------------------------------------------
Onderzoeksdoel en/of onderzoeksvragen
Hoe populair is lezen als vrijetijdsbesteding bij studenten?

-------------------------------------------------
Details onderzoeksaanpak (soort onderzoek – materiaal – deelnemers – meetinstrumenten – …)
Survey die om de 5 jaar werd afgenomen bij willekeurig uitgekozen studenten van een universiteit in het Midwesten van de Verenigde Staten. De survey liep van 1971 tot 2001. De graad van participatie lag iedere keer tussen 67% en 91%.

De studenten kregen telkens een vragenlijst over hun vrijetijdsbestedingen. De vragen werden opgedeeld in de volgende categorieën: reading, social/interpersonal, music, television/video, the arts, technology, social action.

De demografische karakteristieken van de studenten die meededen aan de survey kwamen overeen met de karakteristieken van de algemene studentenpopulatie.

De survey werd door de jaren heen aangepast om te beantwoorden aan de veranderingen in het dagelijkse leven.

De analyse van de survey focust op 33 items die op twee of meer van de surveys voorkwamen. Vier van deze items hebben iets te maken met lezen.

-------------------------------------------------
Belangrijkste onderzoeksresultaten
Er was tussen 1986 en 2001 een constante en aanzienlijke daling in het aantal studenten dat kranten las. In 1986 las 64,5% een krant, in 2001 was dit nog 38,6%.

Eenzelfde daling doet zich voor vanaf 1981 als het gaat over het lezen van wekelijkse nieuwsmagazines. In 1981 las 31,9% van de studenten een wekelijks nieuwsmagazine, in 2001 was dit nog maar 10,6%.

Het lezen van literaire magazines daalde aanzienlijk tussen 1971 en 1976 en bleef sindsdien fluctueren.

-------------------------------------------------
Discussiepunten aangehaald door de auteur
/
-------------------------------------------------
Eigen kritische bedenkingen bij het onderzoek
/
-------------------------------------------------
Inhoudelijke verwijzingen naar andere studies (fiches)
/
-------------------------------------------------
Bruikbare visualiseringen
/

Inhoudsfiche nr. 6
Naam student: Ponnet Hendrik
-------------------------------------------------

-------------------------------------------------
Referentie
Kelly, K. E., & Kneipp, L. B. (2009). Reading for pleasure and creativity among college students. College Student Journal, 43(4), 1137-1144. Geraadpleegd via http://web.ebscohost.com

-------------------------------------------------
Onderzoeksdoel en/of onderzoeksvragen
Doel = onderzoeken of er een verband bestaat tussen lezen voor het plezier en creativiteit

-------------------------------------------------
Details onderzoeksaanpak (soort onderzoek – materiaal – deelnemers – meetinstrumenten – …)
225 studenten aan een universiteit in het de VS kregen een vragenlijst die zowel hun creativiteit als hun leesattitude onderzocht.

De vragen werden beantwoord respectievelijk op een 7-punts en 5-punts Likertschaal.
De vragenlijsten werden afgenomen tijdens colleges van psychologie. Van de 225 respondenten waren er 180 vrouwen (80 %). 83% van de respondenten waren blanken en 13% Afrikaanse Amerikanen.

Instrumenten: SCAB (schaal voor creativiteit) en RPS (schaal voor lezen voor het plezier)

-------------------------------------------------
Belangrijkste onderzoeksresultaten
Er bestaat inderdaad een relatie tussen creativiteit en leesattitude.
Creatieve studenten kunnen er voordeel bij hebben wanneer leesopdrachten rond feitelijke informatie gepresenteerd worden in de vorm van victie.
De gewoonte om voor het plezier te lezen kan later, indien voldoende onderhouden, een belangrijke activiteit vormen.

Eerder onderzoek:
Bijkomend voordeel: lezen voor het plezier reduceert eenzaamheid (Rane-Szostak & Herth, 1995)

Om studenten te motiveren om te lezen, is het nuttig om te overwegen materiaal aan te bieden waarin ze reeds geïnteresseerd zijn.

-------------------------------------------------
Discussiepunten aangehaald door de auteur
Testgroep eerder homogeen, generalisatie onmogelijk.

SCAB is een relatief nieuw meetinstrument en de geldigheid ervan moet misschien nog verder aangetoond worden.

-------------------------------------------------
Eigen kritische bedenkingen bij het onderzoek

-------------------------------------------------
Inhoudelijke verwijzingen naar andere studies (fiches)
Lezen voor het plezier is de laatste drie decennia sterk gedaald bij studenten (Hendel & Harrold, 2004).

-------------------------------------------------
Bruikbare visualiseringen

Inhoudsfiche nr. 7
Naam student: Ponnet Hendrik
-------------------------------------------------

-------------------------------------------------
Referentie
Kelly, W.E., & Daughtry, D. (2006). Pursuit of leisure reading and interest in watching the night-sky: Relationship between reading for pleasure and noctcaelador. Reading Improvement, 43(2), 59-63. Geraadpleegd via http://web.ebscohost.com
-------------------------------------------------

-------------------------------------------------
Onderzoeksdoel en/of onderzoeksvragen
Doel = onderzoeken of er een verband bestaat tussen lezen voor het plezier en noctcaelador (een sterke interesse en psychologische aantrekking tot de nachthemel).

-------------------------------------------------
Details onderzoeksaanpak (soort onderzoek – materiaal – deelnemers – meetinstrumenten – …)
185 studenten aan een universiteit in het de VS kregen een vragenlijst rond hun persoonlijkheid. Deze vragenlijst bevatte een aantal items rond lezen en noctcaelador bijv: "Reading is one of my favorite pastimes." en “I like to go outside and look at the sky at night often."

De vragen werden beantwoord op een 5-punts Likertschaal.
De vragenlijsten werden afgenomen tijdens colleges van psychologie. Van de 185 respondenten waren er 151 vrouwen (82 %). 83% van de respondenten waren blanken en 13% Afrikaanse Amerikanen.

-------------------------------------------------
Belangrijkste onderzoeksresultaten
Een correlatie van .38 tussen de twee veranderlijken (graag lezen en noctcaelador) = sterk verband (in vergelijking met andere correlatiecoëfficiënten uit de gedragswetenschapen (Hemphill, 2003)).

(geslacht had geen significante invloed)

-------------------------------------------------
Discussiepunten aangehaald door de auteur
De studie is empirisch en gaat in het beste geval op zoek naar een link tussen de twee veranderlijken (graag lezen en graag naar de nachthemel staren). Het vermoeden van een bestaande correlatie werd inderdaad bevestigd, maar daarmee is allerminst een causaal verband gelegd.

-------------------------------------------------
Eigen kritische bedenkingen bij het onderzoek
Eerste indruk: nogal absurd en vergezocht. Dit onderzoek is daarom echter niet minder wetenschappelijk verlopen. Het illustreert op een manier ook hoe tot in het kleinste detail gezocht wordt naar mogelijke invloeden op het leesgedrag, ook al levert dat niet meteen de meest bruibare resultaten op.

-------------------------------------------------
Inhoudelijke verwijzingen naar andere studies (fiches)
Lezen voor het plezier is de laatste drie decennia sterk gedaald bij studenten (Hendel & Harrold, 2004).

-------------------------------------------------
Bruikbare visualiseringen

Inhoudsfiche nr. 8
Naam student: Hardy Lieze
-------------------------------------------------

-------------------------------------------------
Referentie
Lemaire, C. (2004). Lezen doen we samen: de praktische consequenties van onderzoek naar leesgedrag en leesbevordering. Stichting lezen. Geraadpleegd via http://www.lezen.nl

-------------------------------------------------
Onderzoeksdoel en/of onderzoeksvragen
Deelvraag: Welke factoren kunnen het leesgedrag van studenten beïnvloeden?
Deelvraag: Welk effect hadden vergelijkbare leesbevorderingsprojecten in Nederland en de VS?

-------------------------------------------------
Details onderzoeksaanpak (soort onderzoek – materiaal – deelnemers – meetinstrumenten – …)
Deelnemers: 18 jaar en ouder
Meetinstrumenten: vragenlijsten

-------------------------------------------------
Belangrijkste onderzoeksresultaten 1. Rol van ouders in leesbevordering
Praten over lezen en boeken is op elke leeftijd belangrijk om het plezier in lezen te bevorderen of te handhaven. Eenmaal 18 jaar en ouder hebben ouders geen indrukwekkende invloed meer op het leesgedrag van hun kinderen. Ze kunnen onderling wel over boeken praten en elkaar titels aanraden. Er is geen specifieke ouderrol meer. 2. School, bibliotheek en andere leesomgevingen
Uitstekende plaatsen om lezen te bevorderen. * Er zijn boeken aanwezig waardoor mensen de kans hebben om te lezen (beschikbaarheid en bereikbaarheid, als de boeken gemakkelijk te vinden zijn en aantrekkelijk ingedeeld zijn, kunnen zorgen voor plezier in het lezen)
“Wanneer de boeken duidelijk ingedeeld zijn en op een aantrekkelijke manier aangeboden worden, zullen lezers sneller iets vinden dat aansluit bij hun behoeften en daardoor plezier behouden in lezen” (Lemaire, 2004, p.11). * Er is rust, in de bibliotheek en op school moet je stil zijn en om te kunnen lezen is een stille ruimte het beste. * Dit kan er allemaal voor zorgen dat je steeds meer plezier krijgt in lezen en dat is waar het uiteindelijk allemaal om draait. * >18jarigen zijn soms door omstandigheden (schoolwerk) van het lezen afgekomen, maar gaan er dan uit zichzelf niet meer naar terug. Dan moeten ze dus actief gestimuleerd worden om het lezen weer op te pakken. 3. Tekstkenmerken
Boeken kunnen ingedeeld worden op genre. * Detectives/thrillers * Literair/populair * Romantische fictie van Nederlandse auteurs * Romantische fictie van Amerikaanse auteurs
Studenten onthouden beeldende teksten beter. Seks, dood en macht zijn onderwerpen die altijd interessant gevonden worden. De bovenstaande genres zijn ook de meest gelezen genres door studenten. Men komt tot het lezen van spannende boeken door voorbeeldgedrag van de ouders, gecombineerd met actieve stimulering van het lezen in de jeugd. 4. Houding en motivatie * Zij hebben de allergrootste invloed op het leesgedrag.
Tijd die aan lezen besteed wordt is afgenomen. Men besteedt meer tijd aan andere bezigheden.
Bij leesattitude worden 4 functies of doelen van het lezen onderscheiden, te weten: ontwikkeling, utiliteit, plezier en ontsnapping.
Bij lezers heb je drie typen behoeften waarom gelezen wordt: spanning, ontspanning, inspanning.
Genres: detective/thriller, romantiek, literair sluiten hierbij aan.
Het probleem bij studenten en later volwassenen is: ze krijgen te maken met het wegjaageffect. Door omstandigheden (studies, geen tijd meer om te lezen, veel te druk, …) zijn ze van het lezen afgekomen, maar pakken het dan later niet meer uit zichzelf op.

-------------------------------------------------
Discussiepunten aangehaald door de auteur
/
-------------------------------------------------
Eigen kritische bedenkingen bij het onderzoek
/
-------------------------------------------------
Inhoudelijke verwijzingen naar andere studies (fiches)
/
-------------------------------------------------
Bruikbare visualiseringen
/

Inhoudsfiche nr. 9
Naam student: Heidi Schoups
-------------------------------------------------

-------------------------------------------------
Referentie
Mokhtari, K., Reichard, C. A., & Gardner, A. (2009). The impact of internet and television use on the reading habits and practices of college students. Journal Of Adolescent & Adult Literacy, 52(7), 609-619. doi:10.1598/JAAL.52.7.6 -------------------------------------------------
Onderzoeksdoel en/of onderzoeksvragen
Hoe populair is lezen als vrijetijdsbesteding bij Amerikaanse studenten?
Welke variabelen spelen een rol in het leesgedrag en de leesattitude van Amerikaanse studenten?

-------------------------------------------------
Details onderzoeksaanpak (soort onderzoek – materiaal – deelnemers – meetinstrumenten – …)
Survey waarbij studenten gevraagd werd een dagboek bij te houden waarin ze per blok van 6 uren moesten aangeven hoeveel tijd ze gespendeerd hadden aan een bepaalde activiteit de dag voordien. De activiteiten waren verdeeld in 4 groepen: lezen voor plezier, lezen voor academische redenen, televisie kijken en internet gebruiken.

De groep studenten van een niet nader genoemde universiteit kwam overeen met de gehele studentenpopulatie op vlak van leeftijd, geslacht, etniciteit en andere demografische karakteristieken. Van de 4500 studenten die aangeschreven werden, vulden slechts 539 studenten de survey volledig in.

De studenten werden willekeurig in zeven groepen verdeeld, zodat iedere groep maar een dag van de week moest beschrijven.

-------------------------------------------------
Belangrijkste onderzoeksresultaten
Studenten spenderen meer tijd aan het gebruiken van internet dan aan lezen of televisie kijken.

Veel studenten gaven te kennen dat ze tijdens het uitvoeren van een van de vier activiteiten ook andere dingen deden of multitaskten.

Internet is de populairste bezigheid. 70% leest “redelijk graag” tot “heel graag” voor hun plezier, terwijl 52% “redelijk graag” tot “heel graag” televisie kijkt. 16% zegt dat ze “redelijk graag” tot “heel graag” lezen voor academische redenen. 95% van de studenten gebruikt “iedere of bijna iedere dag” het internet, terwijl maar 32% “iedere of bijna iedere dag” leest voor hun plezier. 58% kijkt “iedere of bijna iedere dag” televisie en 65% leest “iedere of bijna iedere dag” voor academische redenen.

Lezen voor plezier heeft geen invloed op de tijd die besteed wordt aan academisch lezen, televisie kijken of internet gebruiken. Academisch lezen daarentegen heeft wel een invloed op de tijd die besteed wordt aan lezen voor plezier, televisie kijken of internet gebruiken. Televisie kijken zorgt ook voor een daling in de tijd die besteed wordt aan de leesactiviteiten, maar niet op het internetgebruik. Internetgebruik heeft geen invloed op de andere drie activiteiten.

Studenten beweren dat ze graag voor hun plezier lezen en dat ze het belangrijk vinden om in hun vrije tijd te lezen, maar ze lijken deze activiteit niet zo vaak uit te voeren als de andere. Ze laten het lezen voor plezier gemakkelijk vallen voor andere activiteiten.

Academisch lezen is de minst populaire activiteit.

-------------------------------------------------
Discussiepunten aangehaald door de auteur
De resultaten van dit onderzoek lijken vroegere onderzoeken tegen te spreken. De tijd die besteed wordt aan academisch lezen en lezen voor plezier ligt aanzienlijk hoger dan in eerdere studies, maar dit kan te wijten zijn aan de nieuwe manier om dergelijke onderzoeken uit te voeren.

Hoewel internetgebruik geen invloed lijkt te hebben op de andere activiteiten, moet dit toch met de nodige voorzichtigheid geïnterpreteerd worden, aangezien sommige activiteiten die beschouwd worden als internetgebruik overlappen met een van de andere hoofdactiviteiten (research op internet kan bijvoorbeeld overgaan naar academisch lezen).

-------------------------------------------------
Eigen kritische bedenkingen bij het onderzoek
/
-------------------------------------------------
Inhoudelijke verwijzingen naar andere studies (fiches)
/
-------------------------------------------------
Bruikbare visualiseringen
Visualisering 1 p.614
Bijschrift: Table 2 Differences in Time Spent Per Day on the Four Activities by All Respondents

Visualisering 2 p. 616
Bijschrift: Table 5 Proportion of Participants Who Reported Enjoying the Four Activities

Visualisering 3 p.616
Bijschrift: Table 6 Proportion of Participants Reporting How Often They Engaged in the Four Activities

Visualisering 4 p.616
Bijschrift: Table 7 Correlations of Time Spent on the Four Activities

Inhoudsfiche nr.10
Naam student: Hardy Lieze
-------------------------------------------------

-------------------------------------------------
Referentie
Mol, S. E., & Bus, A. G. (2011). Lezen loont een leven lang. De rol van vrijetijdslezen in de taal- en leesontwikkeling van kinderen en jongeren. Levende talen tijdschrift, 12(3), 2-15. Geraadpleegd via http://www.lt-tijdschriften.nl

-------------------------------------------------
Onderzoeksdoel en/of onderzoeksvragen
Deelvraag: Welk effect hadden leesbevorderingsprojecten voor kinderen en adolescenten in de VS?

-------------------------------------------------
Details onderzoeksaanpak (soort onderzoek – materiaal – deelnemers – meetinstrumenten – …)
Soort onderzoek = meta-analyse aan de hand van een boekherkenningslijst

Deelnemers en materiaal = studenten aan het hoger onderwijs; 30 studies met 2.709 jongvolwassenen met een gemiddelde leeftijd van 21 jaar uit de Verenigde Staten.

-------------------------------------------------
Belangrijkste onderzoeksresultaten
Deze leesbevorderingsprogramma’s voor kinderen en adolescenten gaan ervan uit dat het stimuleren van lezen leidt tot meer leesplezier en betere taal- en leesvaardigheid. Lezen maakt ons slimmer en succesvoller. * Meta-analyse zoekt naar een verband tussen het lezen van boeken in de vrije tijd en de taal- en leesontwikkeling voor studenten in het hoger onderwijs.

RESULTATEN 1. Academisch succes
Scores van toelatingsexamens voor universiteiten of eindexamens liggen aanzienlijk hoger bij studenten die meer lezen. 2. Woordenschat
Relatie tussen vrijetijdslezen en woordenschat is sterk. Van lezende studenten heeft 79% een grote woordenschat terwijl niet-lezende studenten met een grote woordenschat maar een 21% bedekken. 3. Leesbegrip, basisvaardigheden van lezen, technisch lezen en spelling
Studenten die veel lezen hebben het op deze vlakken ook veel gemakkelijker dan studenten die veel minder lezen. * Meta-analyse laat zien dat lezen tot in de jongvolwassenheid een grote rol speelt.

-------------------------------------------------
Discussiepunten aangehaald door de auteur
De meta-analyse toont aan dat er een groot verschil is tussen de kinderen of jongvolwassenen die door het jeugdjaren heen veel gelezen hebben en tussen de kinderen of jongvolwassenen die bijna niet gelezen hebben. Degene die veel lazen zijn taalvaardiger, lezen beter en zijn zelfs wat intelligenter en succesvoller op school. Er is nu één probleem. Kinderen die plezier beleven aan het lezen van boeken, lezen vaker en halen dus deze voordelen uit het lezen. Zij komen in een positieve spiraal terecht. Maar er zijn natuurlijk ook kinderen die moeite hebben met lezen en die dit niet graag doen en die dit niet vaak doen en hierdoor die voordelen er niet uithalen. Zij komen in de negatieve spiraal terecht. Het is dus belangrijk dat kinderen op een heel vroege leeftijd al gestimuleerd worden om te lezen en voorgelezen worden, zodat ze uiteindelijk toch in die positieve spiraal terecht komen. P11 Figuur 6. Positieve spiraal.

-------------------------------------------------
Eigen kritische bedenkingen bij het onderzoek
Kunnen studenten die in hun kindertijd moeilijkheden hebben gehad met lezen deze achterstand nog inhalen of zullen zij voor altijd deze achterstand met zich mee moeten dragen?

-------------------------------------------------
Inhoudelijke verwijzingen naar andere studies (fiches)
/
-------------------------------------------------
Bruikbare visualiseringen
Visualisering 1 (p. 11)
Bijschrift: figuur 6. Positieve spiraal

Inhoudsfiche nr. 11
Naam student: Rebecca Jonckheere
-------------------------------------------------

-------------------------------------------------
Referentie
National Endowment for the Arts (NFAH). (2004). Reading at risk: A survey of literary reading in America. Bradshaw, T., & Nichols, B. (Research division report #46). Washington, DC: National Endowment for the Arts. Geraadpleegd via http://www.nea.gov/pub/ReadingAtRisk.pdf

-------------------------------------------------
Onderzoeksdoel en/of onderzoeksvragen
Wie leest literaire werken, welke soorten, hoe vaak en hoe veel?
Welke factoren beïnvloeden het leesgedrag?
Appreciëren wij lezen?
Sporen we aan tot lezen thuis, op school en in de samenleving?
Wat zijn de leestrends in de periode van 1982 tot 2002?

-------------------------------------------------
Details onderzoeksaanpak (soort onderzoek – materiaal – deelnemers – meetinstrumenten – …)
Een grootschalige enquête werd gehouden door U.S. Census Bureau’s Current Population Study (CPS). 17,135 volwassenen van 18 jaar en ouder werden, vooral telefonisch, ondervraagd. Er was een respons van 70%. De respondenten waren van verschillende demografische achtergronden en de deze werden zo gewogen dat de resultaten pasten binnen de kenmerken van Amerikaanse volwassen bevolking. De demografische kenmerken waren o.a.: geslacht, inkomen, opleidingsniveau, leeftijd en ras of etniciteit.

-------------------------------------------------
Belangrijkste onderzoeksresultaten
Wie leest er literatuur in Amerika?
Bijna de helft van de ondervraagden (47%) leest literatuur (romans, kortverhalen, poëzie en toneelstukken).
17% van de ondervraagden die literatuur lazen, lazen 12 boeken of meer in 2002.
Welke factoren beïnvloeden het leesgedrag?
Personen met hoger opleidingsniveau zullen sneller literatuur lezen dan personen met een lager opleidingsniveau. Vrouwen, stadsbewoners, en personen met een hoger familiaal inkomen lezen in het algemaan ook meer. Hetzelfde geldt in het algemeen voor de niet-Spaanse witte bevolking.
De leeftijd maakt niet zoveel uit, maar de jongste en de oudste leeftijdsgroepen lezen wat minder.
Geografisch is lezen het populairst in het westen, het noord-oosten, het midden-westen en het zuiden.
Of televisie kijken het lezen beïnvloed, is in deze studie niet duidelijk. Wel kunnen we uit de resultaten afleiden dat geen TV kijken een positieve impact had op het lezen, en dat 4 uur of meer TV kijken een negatieve invloed had. Maar het is niet duidelijk of mensen die veel TV kijken zouden lezen of ze hun tijd aan iets anders zouden spenderen als ze minder televisie zouden kijken.
De alfabetiseringsgraad en –niveau’s hebben wel een significante invloed op lezen.
Er zijn tegenwoordig zoveel manier om de vrijetijd te besteden, dat er meer onderzoek naar gedaan moet worden.
Wat zijn de leestrends in de periode van 1982 tot 2002?
Het percentage van de lezende Amerikaanse volwassenen is met bijna 10% gedaald. Opnieuw lijkt de televisie niet ‘de schuldige’. Internet daarentegen zou goede verklaring kunnen zijn: mensen die lezen en die internet gebruiken hebben ongeveer hetzelfde profiel. Het zijn vaak opgeleide mensen en behoren tot de leeftijdsgroep die het meeste in percentage voor het lezen gedaald zijn.
Ook geografische factoren kunnen uitleg geven. Over de laatste twintig jaar is de Spaanse gemeenschap in de Amerikaanse bevolking verdubbeld. Aangezien zij aanzienlijk minder lezen kan dit ook een reden zijn dat het algemene cijfer is gedaald.

-------------------------------------------------
Discussiepunten aangehaald door de auteur
De auteurs blijven voorzichtig wanneer het gaat om redenen voor een daling in het leespercentage van Amerikaanse volwassenen. Het kan internetgebruik zijn, het kan verdubbeling van de Spaanstalige gemeenschap zijn, maar verder dan hypotheses gaan ze niet. Ook zijn ze overtuigd dat meer onderzoek naar verschillende aspecten van het leesgedrag noodzakelijk is, en halen ze zelf een paar mogelijke onderzoeksvragen aan.

Het onderzoek heeft plaatsgenomen in 1982, in 1992 en in 2002. De auteurs wijzen erop dat het telkens om tijdspannes van 10 jaar gaat en dat als er een verandering was tussen twee onderzoeken was, het onmogelijk was om te zeggen of het over één jaar of vijf jaar is gebeurd.

-------------------------------------------------
Eigen kritische bedenkingen bij het onderzoek
De auteurs nemen een duidelijk standpunt in: het lezen is verminderd, het lezen zal verdwijnen, en er moet iets veranderd worden om dat te voorkomen. Ik heb persoonlijk mijn twijfels bij het ‘verdwijnen’ van boeken en vind dat ze een wel heel pessimistisch toekomstbeeld hebben.

-------------------------------------------------
Inhoudelijke verwijzingen naar andere studies (fiches)
/
-------------------------------------------------
Bruikbare visualiseringen
Visualisering 1 (p. ix)
Bijschrift: Decline in Literary Reading

Visualisering 2 (p. x)
Bijschrift: Literary Reading by Gender

Visualisering 3 (p. x)
Bijschrift: Literary Reading by Race/Ethnicity

Visualisering 4 (p. xi)
Bijschrift: Literary Reading by Education

Visualisering 5 (p. xi)
Bijschrift: Literary Reading by Age

Visualisering 6 (p. xi)
Bijschrift: Literary Reading by Young Adults

Inhoudsfiche nr. 12
Naam student: Ponnet Hendrik
-------------------------------------------------

-------------------------------------------------
Referentie
Nelck-da Silva Rosa, F., & Schlundt Bodien, W. (2002). Leesattitude versus leeftijd: zoektocht naar verband tussen ego-ontwikkeling en leesattitudeontwikkeling. In A. Raukema, D. Schram & C. Stalpers (red.), Lezen en leesgedrag adolescenten jongvolwassenen: verslag van het congres georganiseerd door Stichting Lezen en de Provinciale Bibliotheek Centrale Noord-Brabant, 23 en 24 mei 2002 (pp. 59-69). Delft: Eburon. Geraadpleegd via: http://www.lezen.nl
-------------------------------------------------

-------------------------------------------------
Onderzoeksdoel en/of onderzoeksvragen
Doel = aangeven dat er grote verschillen zijn in ontwikkeling van de persoon, de zogenaamde ego-ontwikkeling. Deze ego-ontwikkelingsverschillen, die invloed hebben op alle levensgebieden, dus ook op dat van verhalen lezen, moeten invloed hebben op leesattitude en leesattitudeontwikkeling.

-------------------------------------------------
Details onderzoeksaanpak (soort onderzoek – materiaal – deelnemers – meetinstrumenten – …)
Respondenten kregen over een periode van drie jaar twee keer een vragenlijst over hun egostadium en twee keer een vragenlijst over hun leesattitude. De helft van de respondenten werd gevraagd een aantal boeken te lezen

Dit ‘interventieonderzoek’ moest uitmaken of de leesattitude te sturen is.

-------------------------------------------------
Belangrijkste onderzoeksresultaten
Loevinger (1976) en Westenberg et al (1998, 2000) hebben overtuigend aangetoond dat ego-ontwikkeling een proces is dat niet aan kalenderleeftijd gebonden is. Ontwikkeling van reflectie, als een onderdeel van ego-ontwikkeling, beïnvloedt op haar beurt de leesattitude(ontwikkeling). Naarmate reflectie zich meer ontwikkelt, zal dat zijn invloed hebben op de wijze waarop een lezer een tekst ervaart.

Het bovenstaande gerelateerd aan onze beschrijving van leesattitudestadia levert het volgende op. Lezers in het E-3 stadium (achttien tot vijfentwintig jaar 9%) van onze leesattitudeontwikkeling zouden Zelfbeschermend functioneel reflecteren. In het Conformistische (E-4 lezer (achttien tot vijfentwintig jaar 24%)) kan gereflecteerd worden op de tekst en op zichzelf in relatie tot anderen (relationele reflectie). Vanaf het Zelfbewuste stadium (E-5 lezer (achttien tot vijfentwintig jaar 41%)) kan men gaan reflecteren op de tekst, zichzelf, anderen en de omringende wereld, zowel de concrete als de conceptuele (abstraherende existentiële reflectie). Het moge duidelijk zijn dat leeftijd en leesattitude niet noodzakelijkerwijs parallel lopen.
Egostadium-6 (acht tot tien jaar 0%; elf tot dertien jaar 1%; veertien tot zeventien jaar 9%; achttien tot vijfentwintig jaar 20%)
Percentages naar (Westenberg en Jonckheer, 1993)

-------------------------------------------------
Discussiepunten aangehaald door de auteur
Als ego-ontwikkeling zo’n individueel proces is, wordt het heel lastig klassikaal literatuuronderwijs te geven.

Daarom houden wij een pleidooi om tot een andere literatuurdidactiek te komen, zodat ego-ontwikkeling en leesattitudeontwikkeling en dus ontwikkeling van reflectievaardigheden gedurende het hele onderwijstraject optimale kansen krijgen.

-------------------------------------------------
Eigen kritische bedenkingen bij het onderzoek
De resultaten van het interventieonderzoek waarvan sprake in de inleiding worden niet gegeven. Het artikel gaat namelijk bijna uitsluitend over het model dat de auteurs ontwierpen om ego-ontwikkeling toe te passen op leesgedrag. Desalniettemin is dit relevant bij de bespreking van de factoren die de leesattitude beïnvloeden. Bovendien wordt aan de hand van dit model ook voorspeld welke genres geapprecieerd zullen worden door welke leeftijdsgroepen (of beter door welke ego-stadia).

-------------------------------------------------
Inhoudelijke verwijzingen naar andere studies (fiches)
Geen verwijzingen naar onze andere fiches.

-------------------------------------------------
Bruikbare visualiseringen

Inhoudsfiche nr. 13
Naam student: Heidi Schoups
-------------------------------------------------

-------------------------------------------------
Referentie
Salter, A. (2007). Are we becoming an aliterate society? The demand for recreational reading among undergraduates at two universities. College & Undergraduate Libraries, 14(3), 27-43. doi:10.1300/J106v14n03_02 -------------------------------------------------
Onderzoeksdoel en/of onderzoeksvragen
Hoe populair is lezen als vrijetijdsbesteding bij studenten?
Welke genres en boeken lezen studenten?

-------------------------------------------------
Details onderzoeksaanpak (soort onderzoek – materiaal – deelnemers – meetinstrumenten – …)
Survey aan twee Amerikaanse universiteiten (Oglethorpe University en Mercer University) in 2006.

Eerst werd er gewerkt met kleine focusgroepen, om de vragen uit de survey te beoordelen.
De survey werd gepubliceerd op de websites van de bibliotheek van Oglethorpe en de website van de “undergraduates” van Mercer. Er werden ook papieren versies uitgedeeld in de bibliotheek van Oglethorpe. In totaal werden er 163 surveys ingevuld.

De survey bestond uit 15 multiple-choice vragen. Er was ook altijd de mogelijkheid om een alternatief antwoord te geven. De vragen peilden naar studiegewoontes, vrijetijdsbesteding, internetgebruik, de gewoonte om te lezen als vrijetijdsbesteding

-------------------------------------------------
Belangrijkste onderzoeksresultaten
61% van de studenten die antwoordden op de survey gaven aan dat ze alleen maar tijdens het schooljaar lezen en bovendien voornamelijk voor hun opleiding.
45% van de studenten gaven aan dat ze geen tijd besteden aan activiteiten die te maken hebben met nieuwe technologie, zoals computerspelletjes.
77% gebruikt dagelijks 3 tot 5 keer het internet, vooral voor opdrachten en communicatie.
44% van de studenten brengt tijdens het schooljaar 2 tot 4 uur per dag door met lezen voor eigen plezier. Buiten het schooljaar daalt dit naar minder dan 1 uur per dag en worden vooral kranten en magazines gelezen (80% van de tijd).

Boeken zijn niet populair. 51% had minder dan 5 boeken gelezen in de laatste 6 maanden. 14% had zelfs helemaal geen boeken gelezen.

Studenten lezen vooral fictie (69%), non-fictie (45%) en thrillers en mysterieverhalen (41%).

-------------------------------------------------
Discussiepunten aangehaald door de auteur
Uit het onderzoek blijkt dat tv-kijken de populairste vrijetijdsbesteding is bij studenten, maar ze geven tegelijkertijd ook te kennen dat ze graag fictie lezen.

-------------------------------------------------
Eigen kritische bedenkingen bij het onderzoek
Het onderzoek werd uitgevoerd op 2 relatief kleine campussen, met ongeveer 3200 studenten. De resultaten zijn dus hoogstwaarschijnlijk niet representatief voor studenten in het algemeen.

Het onderzoek werd uitgevoerd tijdens de zomer, wanneer mensen minder geneigd zijn om hun tijd te besteden aan het invullen van surveys.

-------------------------------------------------
Inhoudelijke verwijzingen naar andere studies (fiches)
/
-------------------------------------------------
Bruikbare visualiseringen
Visualisering 1 p. 36
Bijschrift: Table 3. Survey Questions 6, 8 and 9

Visualisering 2 p. 37
Bijschrift: Table 4. Survey Question 14

Visualisering 3 p. 38
Bijschrift: Table 5 Survey Question 15

Inhoudsfiche nr. 14
Naam student: Ponnet Hendrik
-------------------------------------------------

-------------------------------------------------
Referentie
Stalpers, C. (2002). De relatie tussen leesattitude en lidmaatschap van de openbare bibliotheek: Een empirisch onderzoek onder 275 scholieren naar voorspellende factoren van leesgedrag en het afhaken als bibliotheeklid. In A. Raukema, D. Schram & C. Stalpers (red.), Lezen en leesgedrag adolescenten jongvolwassenen: verslag van het congres georganiseerd door Stichting Lezen en de Provinciale Bibliotheek Centrale Noord-Brabant, 23 en 24 mei 2002 (pp. 175-193). Delft: Eburon. Geraadpleegd via: http://www.lezen.nl
-------------------------------------------------

-------------------------------------------------
Onderzoeksdoel en/of onderzoeksvragen * In hoeverre bepaalt leesattitude het feitelijk leesgedrag? * Zijn de factoren leesvaardigheid, (de aansprekendheid van) het boekenaanbod en de invloed van de sociale omgeving - naast leesattitude - belangrijke voorspellers van dat leesgedrag? Of hebben deze factoren alleen een direct effect op de leesattitude? * In hoeverre verklaart leesattitude het voornemen lid te blijven of af te haken als bibliotheeklid en welke invloed heeft de kwaliteit van de dienstverlening op dit besluit?

[+ 3 bijkomende vragen die Stalpers behandelt alvorens het echte onderzoek te beschrijven: * Waarom is het van belang om onderzoek te doen naar de bibliotheek? * Welke theorieën zijn reeds bekend over bibliotheekgebruik en leesgedrag? * Wat is de oorsprong van leesattitude en in welke theorie is deze variabele ingebed?]

-------------------------------------------------
Details onderzoeksaanpak (soort onderzoek – materiaal – deelnemers – meetinstrumenten – …)
Stalpers voerde enerzijds een literatuurstudie uit. Dat is te merken bij de antwoorden op de onderzoeksvragen, maar in het bijzonder geldig voor de 3 bijkomende vragen.

Het eigen onderzoek bestaat uit een survey bij 275 scholieren over hun leesgedrag, leesattitude, leesvaardigheid, sociale normen, bibliotheekgebruik en hun voornemen om lid te blijven van de bibliotheek. De vragenlijsten werden tijdens de les uitgedeeld en het kostte respondenten circa twintig minuten om deze in te vullen.

-------------------------------------------------
Belangrijkste onderzoeksresultaten
Taak van de bib tegenover adolescenten: leesbevordering (door aanbod & projecten), informatie-educatie, informatiebemiddeling en onderwijs.

Eerder onderzoek, onder andere van bibliotheken zelf: ‘afhakersonderzoek’ op basis van uitleengedrag Het niet of zelden ontlenen van fictie (minder dan 5 fictieromans blijkt een grote indicator voor afhaakgedrag.
George d’Elia (1980, 1981) doelgroepen bibliotheek: leesplezier, informate, onderwijs Tieners resp. 16,4%, 32,8% en 66,7% / Volwassenen resp.: 60,4%, 45,8% en 39,1%
Leesconsequenties: utilitair vs hedonistisch (zie definitiefiche).
Ajzen (1988) en Piek (1995) geven vier variabelen die het leesgedrag bepalen: * Attitude * Sociale normen * Leesvaardigheid * Aanbod *
Stalpers zelf geeft een verbeterd model, waarbij attitude bepaald wordt door de laatste 3 en op zijn beurt leesgedrag bepaalt (zie figuur 2 p185) [eventueel ook oud model van Ajzen weergeven].

Survey:
Respondenten:
* 42% man, 58 vrouw * 96% lid van de bibliotheek (bijna alle!) * Middelbare school

Correlaties (r=):
Zowel hedonistische als utilitaire leesattitude: sterke correlatie met leesfrequentie (resp .60 en .44) Hedonistische component hangt op zijn beurt samen met aanbod (.40), met leesvaardigheid (.31) en in mindere mate met sociale norm (.20).

Invloed van andere componenten van de theory of planned behaviour (leesvaardigheid, sociale normen en aanbod) op leesfrequentie: slechts beperkte of geen invloed, verklaren elk tussen 1,0 en 1,5 procent van de verschillen in leesgedrag. Grootste voorspeller blijft hedonistische component: verklaart 36% van de verschillen.

Invloed op leesattitude (zie tabel 5 p189):

Aanbod 16,3%, soc norm-beste vriend 23,8%, soc norm-klasgenoten 29,4%, leesvaardigheid 27,9%

-------------------------------------------------
Discussiepunten aangehaald door de auteur
Vmbo-leerlingen waren sterk ondervertegenwoordigd, echter aantal zwakke lezers wijkt niet af van landelijke verdeling.

Sociale norm werd slechts aan de hand van een vraag per significante persoon of groep onderzocht (In welke mate keurt deze persoon of groep het lezen af dan wel goed?). Verder onderzoek zou rekening kunnen houden met de mate waarin deze persoon een rolmodel speelt, bijvoorbeeld door zelf vaak te lezen, wervend te praten over boeken en boeken als geschenk te geven.

“de overgrote meerderheid van de bevraagde scholieren (66%) was er zeker van lid te zullen blijven van de bibliotheek. Derhalve kon geen reguliere lineaire regressieanalyse berekend worden, aangezien deze analysemethode veronderstelt dat de te voorspellen variabele normaal verdeeld is.”

Aanbeveling: “zinvol om van deze variabele [hedonistische component] een belangrijk leesbevorderingsdoel te maken.”

-------------------------------------------------
Eigen kritische bedenkingen bij het onderzoek
De survey richt zich weliswaar tot studenten uit het middelbaar onderwijs. Maar is voor ons relevant in die zin dat ze onderzoekt om welke redenen studenten na het middelbaar afhaken als lid van de bibliotheek. Het lijkt mij bovendien erg aannemelijk dat iemands leesattitude onder andere vorm krijgt op basis van ervaringen uit het middelbaar en achteraf niet van de ene dag op de andere verandert. (zoals Stalpers ook aangeeft: leesattitude= stabiele evaluatieve houding)

-------------------------------------------------
Inhoudelijke verwijzingen naar andere studies (fiches)
Geen verwijzingen naar onze andere fiches.

-------------------------------------------------
Bruikbare visualiseringen
Visualisering 1 (p. 185)
Bijschrift: Figuur 2: Verbeterd model (2002)

Visualisering 2 (p. 189)
Bijschrift: Tabel 5. Stapsgewijze regressieanalyse waarbij de onderdelen van de theory of planned behaviour (sociale normen, vaardigheid en mogelijkheid) onafhankelijke variabelen zijn en leesattitude de afhankelijke is.

Inhoudsfiche nr. 15
Naam student: Ponnet Hendrik
-------------------------------------------------

-------------------------------------------------
Referentie
Trott, B., & Elliott, J. (2009). Barriers to extracurricular reading promotion in academic libraries. Reference & User Services Quarterly, 48(4), 340-346. Geraadpleegd via http://web.ebscohost.com
-------------------------------------------------

-------------------------------------------------
Onderzoeksdoel en/of onderzoeksvragen
Doel = bepalen en aankaarten van de barrières die academische bibliotheken ervan weerhouden om extracurriculair lezen te promoten.

-------------------------------------------------
Details onderzoeksaanpak (soort onderzoek – materiaal – deelnemers – meetinstrumenten – …)
Kort survey (10 vragen) gericht aan de verantwoordelijken/directeurs van 111 academische bibliotheken.
Als opvolging werden tevens interviews afgenomen bij een aantal van deze personen.

-------------------------------------------------
Belangrijkste onderzoeksresultaten
De meerderheid van de respondenten was positief over eventuele promotie van extracurriculair lezen, ook al beschikten ze niet over de nodige middelen.

Redenen waarom extracurriculair lezen niet of amper gepromoot wordt in academische bibliotheken: * Budgettaire beperkingen vormen de voornaamste reden, aangegeven door 70% van de respondenten (en door 31% als hoofdreden) * Personeelstekort wordt aangegeven door 65% van de respondenten (en door 25% als hoofdreden) * Andere barrières: geen initiatief vanuit faculteit, geen vertrouwen in interesse van studenten, wordt niet als taak van een academische bibliotheek beschouwd, ...

-------------------------------------------------
Discussiepunten aangehaald door de auteur
De auteur geeft zelf ook aan dat er nog veel ruimte is voor onderzoek rond lezen als vrijetijdsbesteding bij studenten en dat in het bijzonder de studenten zelf moet gevraagd worden wat hen zou kunnen stimuleren om meer te lezen in hun vrije tijd en of ze dit wel degelijk verlangen. Verder duidt ze ook op de opkomst van de nieuwe elektronische media.

Ze roept ook de vraag op of het lezen moet blijven bestaan voor toekomstige generaties en of scholen en openbare en academische bibliotheken de handen in elkaar moeten slaan om het verder te promoten.

-------------------------------------------------
Eigen kritische bedenkingen bij het onderzoek
Het besproken probleem is relevant voor ons literatuuroverzicht: promotie voor extracurriculair lezen in academische bibliotheken kan een belangrijke variabele zij voor de leesattitude in het bijzonder van de doelgroep die wij behandelen. Het uitgevoerde onderzoek door de auteur is voor ons echter minder van toepassing. De onderzoeksresultaten zijn dus ook minder relevant.

-------------------------------------------------
Inhoudelijke verwijzingen naar andere studies (fiches)
Geen verwijzingen naar onze andere fiches.

-------------------------------------------------
Bruikbare visualiseringen

Inhoudsfiche nr. 16
Naam student: Rebecca Jonckheere
-------------------------------------------------

-------------------------------------------------
Referentie
Woody, W., Daniel, D. B., & Baker, C. A. (2010). E-books or textbooks: Students prefer textbooks. Computers & Education, 55(3), 945-948. doi:10.1016/j.compedu.2010.04.005

-------------------------------------------------
Onderzoeksdoel en/of onderzoeksvragen
Hebben studenten liever e-books of geprinte boeken om te studeren en in welke mate?
-------------------------------------------------

-------------------------------------------------
Details onderzoeksaanpak (soort onderzoek – materiaal – deelnemers – meetinstrumenten – …)
De deelnemers van het onderzoek waren 91 studenten in een Amerikaanse universiteit (45 mannen en 46 vrouwen). Deze studenten werden uit een grotere steekproef gekozen omdat ze eerder aangaven dat ze al eens de keuze hadden gehad een e-book te gebruiken tijdens een les.

De deelnemers vulden eerst een demografische vragenlijst in. Dan werden ze gevraagd of ze al eens een e-book voorhanden hadden en of ze het dan gekozen hadden. Ze werden gevraagd wat het aantal uren dat ze op een computer spenderen was, met welk comfort ze de computer gebruiken, hoe tevreden ze zijn over e-books en in welke mate ze liever geprinte boeken of e-books hadden. Uiteindelijk werd aan de studenten die e-books gebruiken gevraagd hoe vaak ze e-books of geprinte boeken lazen.

-------------------------------------------------
Belangrijkste onderzoeksresultaten
59.3% van de deelnemers kozen al eerder voor een e-book toen ze de mogelijkheid voorgeschoteld kregen tijdens een les.

Geslacht vertoont geen significante correlatie met het gebruik van e-books.
Studenten die eerder al een e-book hadden gelezen, vertoonde niet meer voorkeur voor e-books dan de andere studenten.

Studenten hebben in het algemeen een voorkeur voor geprinte boeken. Er was geen significant verschil tussen studenten die al een e-book hadden gelezen en de andere studenten.

-------------------------------------------------
Discussiepunten aangehaald door de auteur
Er is meer onderzoek noodzakelijk.
Het is verbazend dat studenten die al een e-book gebruikten niet per se liever een e-book lazen.

-------------------------------------------------
Eigen kritische bedenkingen bij het onderzoek
Het onderzoek gaat enkel over e-books en boeken om te studeren.

-------------------------------------------------
Inhoudelijke verwijzingen naar andere studies (fiches)
/

--------------------------------------------
[ 1 ]. Een sterke interesse voor, en een psychologische aantrekking tot de nachthemel

Similar Documents

Free Essay

Events

...InleIDInG . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Het FeStIValteRReIn . . . . . . . . . . . . . . . . 3 4 6 De papIeRWInkel . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34 3.1 BeGROtInG . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35 3.2 SaBaM en BIllIjke VeRGOeDInG . . . . . . . . . 36 3.2.1 SABAM 3.2.2 De Billijke Vergoeding 3.3 Het nIeuWe aRtIeStenStatuut . . . . . . . . . 38 3.4 COntRaCten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 39 1.1 teRReInGeSCHIktHeID . . . . . . . . . . . . . . . . . 6 1.2 alGeMene SCHetS . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8 1.2.1 In- en uitgang 1.2.2 Podium 1.2.3 Drank- en eetbonnetjesstand 1.2.4 Drank- en eetstand 1.2.5 Licht- en geluidstoren of PA 1.2.6 Veiligheidsbuffer 1.2.7 Signeerstand 1.2.8 EHBO 1.2.9 Merchandising 1.2.10 Sponsors 1.2.11 Sanitair 1.2.12 Bewegwijzering en informatie 1.2.13 Backstage 1.3 Denk OOk eenS aan . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15 1.3.1 Ecologisch festival 1.3.2 Toegankelijkheid gehandicapten WeRkplan StReSSFaCtOR 4.1.1 Unit algemene organistatie 4.1.2 Unit stagehands 4.1.3 Unit catering 4.1.4 Unit techniek 4.1.5 Unit security 4.1.6 Unit PR 4.1.7 Unit sponsoring en subsidies 4.1.8 Unit backstage . . . . . . . . . . 40 4.1 De GROte VOORBeReIDInGen . . . . . . . . . . . 41 4.2 De laatSte alGeMene VeRGaDeRInG . . . . . 49 4.3 ‘le MOMent SupRèMe’: De FeStIValDaG . . . 50 BIjlaGen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52 BIJLAGE 1. 100% Puur,een project van...

Words: 34628 - Pages: 139