Free Essay

Drones

In:

Submitted By lutciano
Words 21410
Pages 86
Scriptie Master Informatierecht

Privacyvraagstukken bij het burgerlijk gebruik van drones
In hoeverre is de privacyregelgeving toereikend bij de toepassing van drones door burgers?

R.P. Ridderhof Oktober 2013

1

Scriptie Master Informatierecht

Privacyvraagstukken bij het burgerlijk gebruik van drones
In hoeverre is de privacyregelgeving toereikend bij de civiele toepassing van drones?

Richard Ridderhof Studentnummer 5774500

Begeleider: dr. T. McGonagle Universiteit van Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid, IViR

2

Inhoud
Inleiding ..................................................................................................................................... 5 Hoofdstuk 1: Gebruik van drones .............................................................................................. 8 1.1 1.2 1.3 Wat zijn drones? .......................................................................................................... 8 Geschiedenis .............................................................................................................. 10 Toepassingen drones.................................................................................................. 10 Inzet van drones door de overheid ..................................................................... 11 Inzet van drones door burgers ............................................................................ 12

1.3.1 1.3.2 1.4 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 3.1 3.2

Afsluitend .................................................................................................................. 14 Vrij in de lucht ........................................................................................................... 15 Hoogte ....................................................................................................................... 15 Niet altijd zichtbaar ................................................................................................... 15 Moeilijk toegankelijke plaatsen ................................................................................. 16 Wendbaarheid ............................................................................................................ 16 Schaal......................................................................................................................... 16 Afsluitend .................................................................................................................. 16 Juridisch kader ................................................................................................ 18 Complexiteit privacyregelgeving .............................................................................. 18 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens ...................................................... 19 Artikel 8 EVRM ................................................................................................. 19 Artikel 10 EVRM ............................................................................................... 21 Horizontale werking ........................................................................................... 22 Begrippen uit de uitspraken van het EHRM ...................................................... 24

Hoofdstuk 2: De verschillen tussen drones en andere filmmethoden ...................................... 15

Hoofdstuk 3

3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.4 3.3 3.4

Artikel 10 en 12 Grondwet ........................................................................................ 28 Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).............................................................. 30 Persoonsgegevens ............................................................................................... 30 Verwerking ......................................................................................................... 30 Excepties ............................................................................................................ 31 Actoren Wbp ...................................................................................................... 31 Grondslagen ....................................................................................................... 32 Gevoelige gegevens ............................................................................................ 32 Verplichtingen verantwoordelijke ...................................................................... 33 Rechten van betrokkenen ................................................................................... 33 Uitzondering plichten verantwoordelijke ........................................................... 33 Artikel 441b Wetboek van Strafrecht ................................................................. 34 3

3.4.1 3.4.2 3.4.3 3.4.4 3.4.5 3.4.6 3.4.7 3.4.8 3.4.9 3.5 3.5.1

Cameratoezicht artikelen 441b en 139f Wetboek van Strafrecht .............................. 34

3.5.2 3.6 3.7 3.8 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 5.1 5.2 5.3 5.4

Artikel 139f Wetboek van Strafrecht ................................................................. 35

Portretrecht ................................................................................................................ 36 Richtlijnen College bescherming persoonsgegevens (CBP) ..................................... 38 Afsluitend .................................................................................................................. 38 Kenbaarheid ............................................................................................................... 39 Redelijke privacyverwachting ................................................................................... 39 Publieke en niet-publieke ruimte ............................................................................... 40 Stelselmatigheid......................................................................................................... 40 Afsluitend .................................................................................................................. 41 Kenbaarheid ............................................................................................................... 42 Redelijke privacyverwachting ................................................................................... 44 Publieke en niet-publieke ruimte ............................................................................... 45 Stelselmatigheid......................................................................................................... 46 Algemeen ........................................................................................................... 46 Belang van journalistiek in de privacywetgeving .............................................. 46 Aanbevelingen .................................................................................................... 47

Hoofdstuk 4: Privacyvraagstukken .......................................................................................... 39

Hoofdstuk 5: Is het huidige kader toereikend?......................................................................... 42

5.4.1 5.4.2 5.4.3 5.5

Afsluitend .................................................................................................................. 47

Hoofdstuk 6: Conclusie ............................................................................................................ 49 Lijst met geraadpleegde literatuur ............................................................................................ 51 Lijst met geraadpleegde jurisprudentie .................................................................................... 56

4

Inleiding
Algemeen
Unmanned Aerial Vehicles (UAV’s), meestal aangeduid als ‘drones’, zijn bekend door toepassingen bij politie en defensie. Drones worden echter niet meer alleen door het leger en politie gebruikt. Ze worden steeds meer toegepast door burgers. Burgers gebruiken drones vooral voor recreatieve doeleinden. Ook kunnen drones gebruikt worden voor het in de gaten houden van dijken, voor crowd control tijdens grote evenementen, om files in kaart te brengen en om filmshots te maken. 1 De drones die door private partijen worden ingezet zijn steeds makkelijker verkrijgbaar. Er zijn zelfs drones te koop voor onder de driehonderd euro. 2 Deze scriptie gaat over de mogelijkheid om met drones te filmen. Mensen kunnen het als een schending van privacy ervaren als ze ongevraagd gefilmd worden. Er is regelgeving voor het ongevraagd gefilmd worden, maar is deze regelgeving ook van toepassing op drones? Drones hebben immers specifieke eigenschappen, bijvoorbeeld dat ze wendbaar zijn. In deze scriptie zal daarom gekeken worden of het huidige juridische kader nog uitkomst biedt bij privacyvraagstukken door drones in de civiele toepassing. Probleemstelling De probleemstelling is als volgt: in hoeverre is het juridisch kader voor de bescherming van privacy in Nederland toereikend bij de toepassing van drones door burgers? Deelvragen Om tot beantwoording van de probleemstelling te komen moeten de volgende vragen worden beantwoord: 1. Wat is een drone en welke toepassingsmogelijkheden heeft een drone? 2. Waarin verschilt het cameragebruik van drones met het traditionele gebruik van camera’s? 3. Wat is het juridisch kader dat van toepassing is bij de civiele toepassing van drones? 4. Tot welke privacykwesties leiden drones als ze door burgers gebruikt worden? 5. Is het huidige juridisch kader toereikend ten aanzien van de privacykwesties door drones? Plan van aanpak In hoofdstuk 1 bespreken we wat een drone is en wat de toepassingsmogelijkheden zijn. Dit hoofdstuk geeft antwoord op deelvraag 1.
1 2

S. Bronzwaer & C. Houtekamer 2012b. Zie bijvoorbeeld .

5

In hoofdstuk 2 kijken we naar de verschillen tussen het traditionele cameratoezicht en het cameratoezicht door drones. Dit onderzoek geeft antwoord op deelvraag 2. Traditioneel cameratoezicht is al onderdeel van de privacywetgeving. De verschillen tussen filmen met drones en filmen met andere technieken typeert het unieke van drones. Hoofdstuk 1 en 2 vormen samen het technisch kader waarop we het juridisch kader kunnen toepassen. Hoofdstuk 3 bevat het juridisch kader bij de civiele toepassing van drones. In dit hoofdstuk worden de diverse regelgeving behandeld die zijn verspreid over verschillende rechtsgebieden. Dit is het unieke aan het privacyrecht. Het is geen duidelijk afgebakend rechtsgebied. Hoofdstuk 3 tracht een antwoord te geven op deelvraag 3. In hoofdstuk 4 worden de privacykwesties behandeld. Doordat we nu de unieke eigenschappen van drones kennen, kunnen we nu aan de hand van het juridisch kader de privacyvraagstukken vaststellen. Op deze manier wordt antwoord gegeven op deelvraag 4. Vervolgens wordt in hoofdstuk 5 gekeken of het juridisch kader toereikend is op deze privacykwesties. Als de wetgeving onvoldoende in overeenstemming is met de unieke eigenschappen van drones, dan zal het ook onvoldoende zijn om privacyrechtelijke bescherming te bieden bij drones. Mocht dat het geval zijn, dan zullen er aanbevelingen worden gedaan die de privacykwesties kunnen ondervangen. Er wordt in hoofdstuk 5 antwoord gegeven op deelvraag 5. Ten slotte staat in hoofdstuk 6 de conclusie. Hierin wordt antwoord gegeven op de probleemstelling. Methodiek In deze scriptie wordt een klassiek-juridische onderzoeksmethode gebruikt. Er wordt dus antwoord gegeven op een rechtsvraag. Waar mogelijk zal ik juridische, dan wel wetenschappelijke bronnen gebruiken. Ook beleidsdocumenten kunnen gebruikt worden. Soms worden echter krantenberichten en niet-juridische rapporten gebruikt in hoofdstuk 1 om uit te leggen wat drones precies zijn. In de overige hoofdstukken worden over het algemeen juridische bronnen gebruikt. Afbakening Uit hoofdstuk 1 zal blijken dat drones worden ingezet door de overheid en door burgers. In deze scriptie wordt na hoofdstuk 1 uitsluitend aandacht besteed aan de burgerlijke toepassing van drones. Hiervoor is gekozen, omdat over de private inzet van drones nog weinig juridische stukken geschreven zijn, terwijl het gebruik van drones door private partijen in opkomst is. Bovendien is het interessant om te zien hoe het privacyrecht in horizontale relaties toepasbaar is. Ook blijkt uit hoofdstuk 1 dat het civiele gebruik van drones ook het gebruik door bedrijven en journalisten omvat. Op het bedrijfsmatig gebruik van drones wordt na hoofdstuk 1 niet mee ingegaan. Dit is omdat er geen specifieke privacykwesties zijn bij drones die enkel gelden voor bedrijven. Bedrijfsmatig gebruik is bovendien onderdeel van het civiele gebruik. Bij journalisten spelen wel specifieke privacykwesties. Daarom zal in hoofdstuk 4 een privacykwestie worden behandeld waarin de drone bestuurd wordt door een journalist. Vervolgens 6

wordt in hoofdstuk 5, naast de algemene privacyvraagstukken, ingegaan op de duidelijkheid van het juridisch kader bij gebruik van een drone door een journalist.

7

Hoofdstuk 1: Gebruik van drones

In dit hoofdstuk wordt uitgelegd wat precies onder drones verstaan wordt en wat de toepassingen zijn van drones. Zo kan met behulp van de definiëring van drones worden gekeken wat de verschillen zijn tussen drones en andere filmmethoden in het volgende hoofdstuk. Met de paragraaf ‘wat zijn drones?’ wordt beoogd een technisch kader te scheppen. Het is van belang precies te weten wat onder drones verstaan wordt om later de drones te vergelijken met andere manieren van cameratoezicht. Ook moet het begrip ‘drones’ duidelijk zijn om het verder in deze scriptie in de huidige privacywetgeving toe te passen. Na de definiëring van drones volgt een paragraaf over de geschiedenis van drones. Deze paragraaf laat zien hoe UAV’s zich hebben ontwikkeld tot de kleine drones zoals we die nu kennen. Daarna komen de toepassingen van drones aan bod. De toepassingen worden onderverdeeld in aan de ene kant de inzet van drones door de overheid en aan de andere kant het gebruik door burgers. In de eerste groep is sprake van een verticale relatie, met andere woorden de overheid staat tegenover de burger. In de tweede groep is sprake van horizontale relatie, oftewel een burger staat tegenover een andere burger. In deze scriptie richt het onderzoek zich op de horizontale relatie in plaats van de verticale relatie. Dit is omdat het interessant is te zien hoe het privacyrecht werkt in horizontale relaties. Een andere reden voor de focus op de burgerlijke toepassing van de drones is vanwege de groeiende belangstelling hiervoor onder burgers. In de toekomst zullen drones steeds vaker gebruikt worden door burgers. Een groeiend aantal drones zal ertoe leden dat het aantal aantastingen van de privacy ook zal stijgen. Hoewel deze scriptie zich richt op de burgerlijke toepassing, zal de inzet door militairen en politie wel in dit hoofdstuk behandeld worden. Op deze manier kan het gebruik van drones in een groter perspectief worden bekeken. Het onderscheid tussen gebruik van drones door militairen en politie aan de ene kant en gebruik van drones door burgers aan de andere kant wordt dan duidelijker.

1.1

Wat zijn drones?

Drones zijn onbemande vliegtuigjes. De officiële naam voor drones is Unmanned Aerial Vehicles (UAV’s). Drones worden meestal op afstand bestuurd. 3 Sommige modellen kunnen echter ook autonoom vliegen. Er zijn drones met vleugels, maar de meeste vliegen door middel van meerdere propellers. Daardoor kan de UAV eenvoudig in alle richtingen bewegen. Daarom zijn drones ook geschikt om binnenshuis te gebruiken. 4 Ze zijn wendbaar en kunnen net als helikopters blijven zweven. De drone staat dan als het ware stil in de lucht. 5 Een drone kan worden uitgerust met een (film)camera, een (dodelijk) wapen of audiosensoren. 6 Ook kan hij worden uitgerust met een infraroodsensor. Dit maakt het mogelijk om binnenshuis te kij-

3 4

Coeckelbergh 2013, p. 87. Zie: 5 Dijkshoorn & Visser 2011, p. 193. 6 Schermer & Van der Heide 2013, p. 1774; Bone & Bolkom 2003.

8

ken. 7 Als de drone een camera heeft, kunnen beelden worden gemaakt. Die beelden kunnen vervolgens worden opgeslagen en bewerkt. De beelden kunnen daarna worden gepubliceerd. Drones kunnen gebruikt worden voor surveillance, inspectie en zoek- en reddingsacties. Ook kan een drone gebruikt worden om een omgeving in kaart te brengen. 8 Tevens kan hij dienen om de buren mee te filmen. Drones zijn er in verschillende soorten en maten. Drones kunnen zo groot zijn als een Boeing 737 of zo klein als een insect. 9 De meeste drones zijn ongeveer zo groot als een rugzak. Grote drones worden nog wel gebruikt door sommige krijgsmachten, maar ook daar is de kleinere variant favoriet. 10 Vooral bij het surveilleren bieden kleine drones voordelen ten opzichte van de grotere modellen. Ook in de particuliere markt worden met drones meestal drones zo groot als een rugzak bedoeld. Deze drones werden de afgelopen jaren steeds vaker gebruikt en werden beschikbaar voor een groter wordend publiek. Drones zijn er in verschillende prijsklassen. Er zijn goedkope drones zoals de Parrot AR Drone 2.0. Dit is een speelgoeddrone die wordt bestuurd met een iPhone. De communicatie tussen de iPhone en de Parrot gaat via een wifi-netwerk in de drone zelf. Dit onbemande vliegtuigje kost 270 euro. 11 Niet alleen de prijs is laag, ook de kwaliteit. Deze drone kan niet zo ver vliegen. Het bereik van de Parrot gaat niet verder dan het eigen zicht van de bestuurder. Ook is de vliegtijd korter dan twaalf minuten. Door het geringe gewicht zijn de beelden vaak schokkerig. 12 De goedkope drone maakt vliegen met een drone wel beschikbaar voor een groot publiek. Daarnaast zijn er drones die relatief goedkoop zijn, maar betere kwaliteit hebben dan de Parrot. Dit zijn de ‘multi-rotor’- helikopters. Door middel van GPS kunnen deze toestellen stil in de lucht blijven hangen, zelfs bij stevige wind. 13 Deze UAV’s kosten meestal rond de 15.000 tot 20.000 euro. Ze kunnen 15 tot 45 minuten vliegen. 14 Ook zijn er zogenoemde ‘fixed wing’ drones. Deze vliegen via vleugels in plaats van propellers. Dat komt de wendbaarheid niet ten goed. Wel kunnen hiermee stabiele camerabeelden worden gemaakt. 15 De beste modellen zijn de militaire drones. Zo kan de Global Hawk 35 uur lang vliegen en een hoogte bereiken van 20 kilometer. Dit toestel kost 154 miljoen euro. 16 Voor particulieren zijn deze drones dus niet te betalen. Ook de kwaliteit van de camera verschilt. De duurdere drones hebben een hogere kwaliteit lens. Daardoor kan op hogere afstand objecten in de gaten worden gehouden. De drones zijn daardoor niet zichtbaar bij het surveilleren. De drones ontwikkelen zich snel en kunnen steeds betere beelden maken. In 2012 werd gezegd dat een UAV 13 mensen tegelijk op de grond volgen, maar dat dit snel zal oplopen tot 65 mensen. Men verwacht uiteindelijk 150

7 8

Horgan 2013. Dijkshoorn & Visser 2011, p. 1. 9 Horgan 2013; Federal Aviation Administration 2013. 10 Schneiderman 2012, p. 8. 11 Kraak 2013. 12 Kraak 2013. 13 Zie: . 14 Kraak 2013. 15 Kraak 2013. 16 Kraak 2013.

9

afbeeldingen van mensen te kunnen vastleggen door een enkele UAV. 17 Deze snelle ontwikkelingen zorgen voor een groter aantal privacyschendingen, omdat steeds meer mensen tegelijk in beeld komen. Ook wordt er snelle vooruitgang geboekt met kunstmatige intelligentie. Als deze technologie wordt toegepast in drones kunnen ze uit zichzelf beslissingen nemen zonder menselijke tussenkomst. 18 Dit biedt weer tal van nieuwe vraagstukken. Bijvoorbeeld wie verantwoordelijk is als een drone een verkeerde beslissing neemt.

1.2

Geschiedenis

Drones bestaan langer dan menigeen denkt. In 1915 bedacht Nicola Tesla al het concept van onbemande vliegtuigjes. Hij dacht dat ze een rol konden spelen in de defensie van de Verenigde Staten. 19 In 1916 werd voor het eerst een systeem in een vliegtuig toegevoegd waarmee het vliegtuig op afstand bestuurd kon worden. 20 In 1919 werd al een onbemand vliegtuig gebruikt om een Duits oorlogsschip te laten zinken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog ontwikkelde de Duitsers een onbemand vliegtuig. Dit vliegtuig was bekend onder de naam V-1 “Buzzbomb”. De Buzzbomb werd gebruikt voor bombardementen. 21 De moderne UAV werd ontwikkeld in 1959. Toen kwam de eerste drone die was uitgerust met een camera. Deze drone is ingezet in de Vietnamoorlog. De missies met drones waren zeer geheim. Slechts enkele militairen waren hiervan op de hoogte. Dit is ook de reden dat toentertijd niet over drones werden bericht in de media. 22 Het Israëlische leger gebruikte drones tegen Libanon gedurende het conflict in het zuiden van Libanon in 1982. 23 Gedurende operatie Desert Storm in 1991 gebruikte het Amerikaanse leger ook succesvol een UAV tijdens een militaire missie. 24 Tijdens de missies in Afghanistan en Irak van 2001 tot 2006 werden geavanceerde drones ingezet. Deze konden op hoge afstanden surveilleren. 25 De laatste jaren is het aantal drones in de lucht enorm toegenomen. In de nabije toekomst zal het aantal nog verder stijgen. Verwacht wordt dat in Noord-Amerika binnen tien jaar 30.000 onbemande vliegtuigjes worden gebruikt. Dit zijn niet alleen militaire drones, maar ook drones voor de particuliere markt. 26

1.3

Toepassingen drones

Drones worden voor verschillende doeleinden gebruikt. Er kan hierbij een onderscheid worden gemaakt tussen gebruik van drones door de overheid tegen de burger en gebruik door een burger tegen een andere burger. In de eerste categorie vallen militairen en politie. In de twee17 18

Schneiderman 2012, p. 11. Van Noort 2013, p. 66. 19 Rapport U.S. Army UAS Centre Of Excellence 2010. 20 Cook 2006, p. 2. 21 Cook 2006, p. 2. 22 Cook 2006, p. 2-3. 23 Cook 2006, p. 3. 24 Rapport van U.S. Army 2010, p. 1. 25 Cook 2006, p. 4. 26 Kuin 2012.

10

de categorie vallen burgers, maar ook bedrijven en journalisten. Militairen en politie zijn verbonden aan de overheid. Daardoor is andere regelgeving van toepassing. Bovendien kan bij misstanden de minister ter verantwoording worden geroepen door het parlement. De vraag is echter of er in een horizontale relatie ook zoveel waarborgen zijn ter voorkoming van privacyschendingen. Dit wordt duidelijk in de rest van de scriptie. 1.3.1 Inzet van drones door de overheid De inzet van drones door de overheid kan worden onderverdeeld in de militaire inzet en de politie-inzet. Militaire inzet De bekendste toepassing van drones is het gebruik voor militaire doeleinden. De krijgsmacht gebruikt UAV’s voor het bombarderen en schieten van objecten op de grond. 27 Voordelen van het inzetten van drones in militaire situaties zijn de kosten die zo bespaard kunnen worden. Maar het belangrijkste voordeel is toch wel dat piloten geen risico lopen om om het leven te komen. 28 Piloten besturen de drones vanaf een veilige locatie op duizenden kilometers afstand. Doordat de veiligheid van de piloten gewaarborgd is, kunnen grotere risico’s worden genomen in militaire missies. 29 Nadeel van de gegarandeerde veiligheid van piloten is echter dat staten mogelijk de grenzen gaan opzoeken. 30 De staten lopen immers geen risico op het verlies van mankrachten. Ook kunnen de piloten, die veilig achter een scherm zitten, een ‘Playstation’ mentaliteit ontwikkelen. 31 Doordat de situatie zo op een videogame lijkt, kan het zijn dat ze gevoellozer worden en eerder de grenzen overschrijden. Ook zijn er volkenrechtelijke aspecten, want het inzetten van drones in een ander land kan worden gezien als schending van de soevereiniteit van dit land. Een rechtvaardiging van het schenden van de soevereiniteit van een land kan het recht op zelfverdediging zijn. Dit recht kan echter volgens de special rapporteur van de Verenigde Naties slechts in uitzonderlijke situaties worden ingeroepen. Als het recht op zelfverdediging te snel kan worden ingeroepen, zullen meer landen dit recht inroepen. Dat kan weer leiden tot een toename van het aantal schendingen van soevereiniteit. Dan zal het belang van soevereiniteit minder worden. 32 Militairen gebruiken drones niet alleen om doelwitten op de grond te beschieten of te bombarderen. Drones worden ook gebruikt om een omgeving in kaart te brengen. Drones worden met dit doel veel gebruikt door de marine. Kuststaten gebruiken UAV’s bij het tegengaan van terrorisme en illegale immigratie. Dit wordt voornamelijk gedaan door de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk, India, China, Israël en de landen rond de Middellandse Zee. Tevens worden drones ingezet ter voorkoming van piraterij in de Indische Oceaan. 33

27 28

Coeckelbergh 2013, p. 87. Alston 2010, p. 24. 29 Sarris 2001, p. 10. 30 Alston 2010, p. 24. 31 Alston 2010, p. 25. 32 Alston 2010, p. 25. 33 Schneiderman 2012, p. 2.

11

In Nederland heeft de luchtmacht de beschikking over de Raven en de ScanEagle. De ScanEagle wordt voor verkenning gebruikt. Deze UAV kan onhoorbaar videobeelden verzamelen. Het toestel is gebruikt om onbekende schepen te detecteren en voor antipiraterij missies in de Golf van Aden. 34 De Raven is een kleinere UAV die wordt gebruikt voor verkenning. De Raven wordt ook voor politietaken gebruikt. 35 Politie-inzet De inzet van drones blijft niet beperkt tot het leger. Drones worden steeds meer gebruikt door de politie. UAV’s kunnen door de politie worden gebruikt voor surveillance, monitoren en het verzamelen van bewijs. Concreet kan dan gedacht worden aan het monitoren van autobestuurders op verkeersovertredingen, om protesten in de gaten te houden en het tegengaan van diefstal in de landbouw. 36 Politie-eenheden geven de voorkeur aan een drone boven een helikopter, omdat het inzetten van een drone goedkoper is. 37 De Nederlandse politie gebruikt drones vooral ter ondersteuning bij strafrechtelijk onderzoek. De drones die hiervoor gebruikt worden hebben een dag- en nachtcamera en kunnen op circa 300 meter hoogte vliegen. 38 Men kan daarmee bijvoorbeeld een verdachte observeren. De drones kunnen echter ook gebruikt worden bij het opsporen van vermiste personen en bij grootschalige evenementen. Bij grootschalige evenementen moet worden gedacht aan voetbalwedstrijden en festivals. Ook bij rampen, bosbranden en rellen kunnen drones gebruikt worden. Uit antwoorden van de Minister van Veiligheid en Justitie op Kamervragen kwam naar voren dat de politie vooral drones gebruikt bij de opsporing van hennepplantages. 39 Het zou goed kunnen dat de politie in de toekomst drones zal gebruiken bij meer vormen van criminaliteit. De overheid gebruikt drones meestal voor surveillance. De reden om drones te gebruiken is meestal de verbetering van de veiligheid van de burgers. Bij het nastreven van dit doel dient de overheid wel het recht op privacy mee te wegen. 1.3.2 Inzet van drones door burgers Met het civiele gebruik van drones wordt het gebruik van drones door burgers bedoeld. Hierbij kunnen aan particulieren gedacht worden, maar ook aan bedrijven die drones inzetten. Ook een journalist valt onder het burgerlijk gebruik. De hoedanigheid van journalist komt nog terug in een privacyvraagstuk in hoofdstukken 4 en 5 vanwege de specifieke privacykwesties die hierbij gelden. Aangezien bedrijfsmatig gebruik geen unieke privacyvraagstukken ople-

zie: . 35 Kamerstukken II 2012/13, 30 806, nr. 1. 36 Lewis 2010. 37 Lewis 2010. 38 Antwoorden op Kamervragen van de leden Schouw en Berndsen-Jansen (ingezonden op 12 maart 2013), bit.ly/12jS9Nm. 39 Antwoorden op Kamervragen van de leden Schouw en Berndsen-Jansen (ingezonden op 12 maart 2013), bit.ly/12jS9Nm.

34

12

vert, zal het bedrijfsmatig gebruik verder in de scriptie niet apart behandeld worden. Het valt immers onder het algemene civiele gebruik van drones. Burgerlijk gebruik Drones worden door particulieren vooral voor hobbydoeleinden gebruikt. Er zijn bijvoorbeeld burgers die in hun vrije tijd met drones foto’s van landschappen maken. 40 Particulieren kunnen drones ook gebruiken voor praktische doeleinden. Een persoon met veel eigen grond kan bijvoorbeeld zijn land in de gaten houden met een drone. Ook kan iemand zijn panden bewaken door een drone. 41 Er zijn echter ook andere doeleinden van drones die wat dubieuzer zijn. Zo kan een drone gebruikt worden voor het bespieden van de buurman. 42 Ook gebruikte een vader in de Verenigde Staten een drone om zijn zoon onderweg naar school te observeren. 43 Bedrijfsmatig gebruik Ook het gebruik van drones door bedrijven neemt steeds meer toe. Er zijn al ongeveer honderd bedrijven die zich op de een of andere manier met drones bezighouden. 44 De drones kunnen gebruikt worden om foto’s te maken van een landschap of van een huis. Daarnaast worden drones gebruikt voor de inspectie van oliepijpleidingen of de besproeiing van gewassen. 45 Bij grote evenementen kunnen behalve de politie ook commerciële instellingen drones inzetten. De organisatoren van festivals kunnen dan zien waar het publiek zich bevindt. Met deze informatie kunnen bezoekersstromen in kaart worden gebracht. Vervolgens kan de organisatie van het festival hierop aangepast worden. Journalistiek gebruik In de journalistiek is het gebruik van onbemande vliegtuigjes in opkomst. De BBC zet al drones in bij branden en overstromingen. 46 Ook de NOS heeft al een drone laten vliegen door de Tweede Kamer. 47 Tevens heeft omroep Powned met een drone de training van het Nederlands voetbalelftal proberen te filmen. 48 Drones hebben vele voordelen voor journalisten. Ze zijn goedkoper dan helikopters. Daarnaast zijn ze veiliger, omdat er beelden van gevaarlijke gebieden gemaakt kunnen worden zonder dat een journalist risico loopt. Gebieden die normaal ontoegankelijk zijn kunnen gefilmd worden. Ook zijn de beelden mooier dan bij gebruik van een steadycam. 49 Drones

De Wild 2013. Sharkley 2012, p. 190. 42 Bronzwaer & Houtekamer 2012b. 43 Kraak 2013. 44 Antwoorden op Kamervragen van de leden Schouw en Berndsen-Jansen (ingezonden op 12 maart 2013), bit.ly/12jS9Nm. 45 Kuin 2012; zie: . 46 Kraak 2012. 47 Bronzwaer & Houtekamer 2012a. 48 . 49 Kraak 2013.
41

40

13

kunnen ook door de tabloidjournalistiek gebruikt worden om een beroemdheid frequent en langdurig te volgen. 50 Ook bij het civiele gebruik van drones moet vooral aan surveillance gedacht worden. Er kan worden geconcludeerd dat burgers vele voordelen zien bij het gebruik van drones. Daarnaast is het besturen van een drone ook een interessante hobby.

1.4

Afsluitend

Een drone is een onbemand vliegtuigje dat wordt ingezet door militairen en politie, maar ook steeds meer door burgers. Drones hebben vele toepassingsmogelijkheden. Zo kan er een wapen op worden bevestigd, maar ook een camera. In deze scriptie richten wij ons op de mogelijkheid van drone om beelden te maken. Burgers gebruiken de camerafunctie om landschappen te filmen en om panden te controleren. Ze kunnen echter ook gebruikt worden om anderen te bespieden of om iemand te volgen met een drone.

50

Sharkley 2012, p. 190.

14

Hoofdstuk 2: De verschillen tussen drones en andere filmmethoden

In dit hoofdstuk wordt de verschillen tussen drones en andere filmmethoden behandeld. Andere filmmethoden, zoals vaste camera’s, bestaan al langer. Andere observatiemethoden kunnen net als drones een inbreuk zijn op de persoonlijke levenssfeer. Als drones een grotere inbreuk maken op iemands privacy dan bekende observatiemethoden, dan is dat een indicatie dat drones tot nieuwe privacyvraagstukken leiden waar wellicht nieuwe wetgeving voor nodig is.

Er zijn enkele verschillen tussen drones en de al bestaande vormen van observatie door camera’s. Drones zitten niet vast aan de grond, drones kunnen hoger reiken dan de meeste andere camera’s, drones zijn niet altijd zichtbaar, ze kunnen overal komen en ze zijn wendbaar. Ook groeit het aantal drones snel.

2.1

Vrij in de lucht

Het eerste verschil tussen een drone en een vaste camera is dat een drone niet vastzit aan de grond, maar zich vrij in de lucht begeeft. Daarentegen kan een cameraman niet vliegen en zit een beveiligingscamera meestal vast aan een lantaarnpaal of een pand. Daardoor kan bij een beveiligingscamera eenvoudiger gekeken worden wie de eigenaar is. Er kan eenvoudigweg worden gekeken op wiens grond de camera staat. Ook zit er meestal wel een sticker op een beveiligingscamera. Bij een drone is dit niet mogelijk. Dit maakt dat men niet snel weet van wie de drone is. Dat betekent dat de drone van de buurman kan zijn, maar ook bijvoorbeeld van de politie of defensie. 51

2.2

Hoogte

Het tweede verschil is dat een drone niet vastzit aan de grond en vanwege de technologie hoog kan vliegen. Vaste camera’s reiken minder hoog dan drones, omdat ze vast zitten aan gebouwen en lantaarnpalen. Ook cameramannen reiken niet zo hoog als drones. Door de hogere afstand tot de grond is meer te zien dan bij vaste camera’s. Een groter gebied kan dus geobserveerd worden. 52 Dit leidt tot een toename van de kans dat er op de beelden andere mensen te zien zijn. Daaronder zullen ook mensen zijn die zich in hun eigen huis of tuin bevinden.

2.3

Niet altijd zichtbaar

51 52

Schermer & Van der Heide 2013, p. 1775. Schermer & Van der Heide 2013, p. 1774.

15

Ook is het zo dat op een bepaalde hoogte de drone niet altijd zichtbaar meer is voor de burger. Drones zijn behoorlijk klein en kunnen op hoge afstand opereren. Dit in tegenstelling tot helikopters en bemande vliegtuigen. Die zijn meestal zichtbaar, dan wel hoorbaar. 53 Beveiligingscamera’s zijn ook meestal zichtbaar doordat ze gebonden zijn aan een object op de grond.

2.4

Moeilijk toegankelijke plaatsen

Ten vierde kan een drone in gebieden komen waar andere filmmethoden niet zo snel zullen komen. Zo kan een drone een persoon filmen die zich in een natuurgebied bevindt. 54 Ook kan een drone filmen op plaatsen die voor een cameraman verboden is. Op deze manier kan een drone op bijvoorbeeld een afgesloten training van Oranje filmen. 55 Een cameraman was er daarentegen waarschijnlijk niet in geslaagd het voetbalveld te filmen.

2.5

Wendbaarheid

Ten vijfde zijn drones beweeglijker dan andere camera’s. 56 Een drone kan in alle mogelijke richtingen filmen, terwijl een vaste camera vaak aan een muur vastzit, waardoor het zicht beperkt wordt. Bovendien hoeft een UAV niet op één plek te blijven. Op deze manier is het mogelijk een object voor een lange tijd te volgen. Dit volgen kan verder gaan dan met een cameraman, omdat een drone ook boven iemands tuin kan filmen.

2.6

Schaal

Drones worden steeds populairder en betaalbaar. 57 Drones zullen in de toekomst door burgers wellicht vaker worden gebruikt dan beveiligingscamera’s. Met een drone kun je namelijk ook je huis of land in de gaten houden, maar daarnaast speelt bij een drone een ‘fun-aspect’ mee. Het is een leuk speelgoed voor volwassenen. Bovendien is het beter betaalbaar dan de meeste andere vliegende objecten, zoals helikopters en vliegtuigen. De populariteit van drones zal zorgen voor meer onbemande vliegtuigjes in het luchtruim.

2.7

Afsluitend

Uit dit hoofdstuk blijkt dat drones op een aantal punten verschillen van ander vormen van cameragebruik. Een drone is niet verbonden met de grond, maar is vrij om overal heen te vliegen. Ook kan een drone hoog vliegen, waardoor hij op een grotere schaal een gebied kan observeren. Daarnaast is een drone minder zichtbaar voor de burgers dan andere filmmethoden. Tevens kan een drone overal komen, ook in gebieden waar andere filmmethoden niet kunnen komen. Een drone is wendbaar, waardoor hij een beweeglijk object eenvoudig kan
53 54

Oudes & Zwijnenburg 2011, p. 28. Schermer & Van der Heide 2013, p. 1776. 55 . 56 Sharkley 2012, p. 190. 57 Van Noort 2013, p. 66.

16

observeren. Ten slotte worden drones steeds populairder en zijn ze goedkoper dan bijvoorbeeld een helikopter uitgerust met een filmcamera.

17

Hoofdstuk 3 Juridisch kader

In hoofdstuk 3 wordt gekeken wat het juridisch kader is voor de bescherming van privacy in Nederland. Het juridisch kader schetsen is nodig om later te kijken of de unieke kenmerken van drones hiermee in overeenstemming zijn. Vanwege de focus op de civiele toepassing voor drones worden in dit hoofdstuk slechts artikelen geanalyseerd die van betekenis zijn voor het burgerlijk gebruik van drones. De regels bij gebruik van drones door defensie en politie worden hier niet behandeld. Hieronder volgt een korte beschrijving van de belangrijkste Europese en nationale regelgeving over privacybescherming. Het hoofdstuk begint met een verklaring voor de complexiteit van de Nederlandse privacyregelgeving.

3.1

Complexiteit privacyregelgeving

De Nederlandse privacyregelgeving zit complex in elkaar. 58 Er zijn veel ruim opgestelde en algemene juridische begrippen. Ook is de regelgeving versplinterd over diverse verdragen, wetten en regelingen op verschillende niveaus. Dit komt door de snelle technologische ontwikkelingen en de grote hoeveelheid rechtsbronnen. Ten eerste komt deze complexiteit door de snelle technologische ontwikkelingen. De wetgeving moet zich telkens aan deze technologische ontwikkelingen aanpassen. Anders is het recht mogelijk niet meer toepasbaar op deze nieuwe technieken. Toch zijn aanpassingen niet altijd nodig. Er kan voor worden gekozen om de begrippen in de regelgeving zoveel mogelijk ‘technologieneutraal’ te houden. Op deze manier kunnen de juridische regels ook geschikt zijn voor technologie die nog niet voorzien was op het moment dat de regels gemaakt zijn. Juridische begrippen moeten om technologieneutraal te zijn open en abstract geformuleerd zijn. Nadeel van deze open en abstracte begrippen is dat de wet mogelijk niet of moeilijk hanteerbaar wordt. 59 Een andere reden voor de complexiteit van de privacyregelgeving in Nederland is het grote aantal rechtsbronnen. Er zijn juridische bronnen op Europees en op nationaal niveau. Ook zijn er verschillende (internationale) organisaties betrokken bij het ontstaan van de wetgeving. De autoriteit van deze organisaties verschilt. Sommige regelgeving is slechts ‘soft law’, andere regelgevingen worden gesanctioneerd. Deze complexiteit komt doordat privacy eerst een nationale aangelegenheid was. Later kwamen op diverse terreinen Europese normen. Deze normen waren zeer uitgebreid en verlangden implementatie in nationale wetgeving. De Europese normen werden in verschillende nationale wetgeving geïmplementeerd. Dit zorgde voor een ingewikkelder systeem. 60 Deze complexiteit blijkt ook uit het vervolg van dit hoofdstuk. In de volgende paragraaf komt het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) aan bod. De artikelen 8 en 10 van dit verdrag worden behandeld. Tevens komt de horizontale werking van het EVRM aan bod en de relevante uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). De privacyregelgeving omvat ook Europese regelgeving, waarbij is gekozen
58 59

Kranenborg & Verhey, p. 2. Kranenborg & Verhey, p. 3. 60 Kranenborg & Verhey, 4-6.

18

om de nadruk op het EVRM te leggen. In het Europees Handvest staan soortgelijke bepalingen, maar de reikwijdte van deze artikelen zijn beperkter. In het Handvest wordt het beperktere recht op bescherming van persoonsgegevens geregeld, terwijl deze scriptie over het ruimere begrip privéleven gaat. Dit ruimere begrip van privacy is wel terug te vinden in het EVRM, namelijk in artikel 8. Daarom zal het Handvest buiten beschouwing worden gelaten. Vervolgens wordt artikelen 10 en 12 van de Grondwet behandeld in een aparte paragraaf. Omdat in artikel 10 Gw de opdracht wordt gegeven tot een wet die het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens regelt, betreft de volgende paragraaf de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Daarna gaan we naar het Wetboek van Strafrecht waar twee artikelen heimelijk filmen strafbaar stellen. Ten slotte wordt het portretrecht uit de Auteurswet behandeld. De portretrechtartikelen verschillen van de rest omdat ze enkel van toepassing zijn bij herkenbare portretten van mensen. De wetten die hierna onderzocht worden zijn van belang bij de civiele toepassing van drones. Ook van belang zijn regelingen als de ‘regeling modelvliegen’ of de ontheffing die nodig is om bedrijfsmatig met een drone te vliegen. De bedoeling van deze regelgeving is om de bereikbaarheid van Nederland in de lucht te waarborgen. 61 Deze regelingen gaan dus niet over privacy. Daarom wordt er niet ingegaan op deze regelingen.

3.2

Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens

Het EVRM geeft Verdragsstaten de opdracht om bepaalde rechten te respecteren. Voor deze scriptie is het respecteren van de persoonlijke levenssfeer het meest van belang. Echter, ook het recht op vrijheid van meningsuiting kan van belang zijn. De subparagraaf over de horizontale werking van het EVRM is belangrijk voor de vraag of het EVRM een passend middel is bij een inbreuk van de privacy door het burgerlijk gebruik van drones. In de laatste subparagraaf worden relevante uitspraken van het EHRM behandeld. 3.2.1 Artikel 8 EVRM Op Europees niveau regelt artikel 8 van het EVRM het recht op privacy. Dit artikel geldt voor alle landen van de Raad van Europa. De uitleg van dit artikel door het EHRM heeft direct invloed op hoe in de lidstaten wetten moeten worden toegepast of geïnterpreteerd. 62 Dit artikel luidt als volgt:
1. Een ieder heeft recht op respect voor zijn privé leven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn correspondentie. 2. Geen inmenging van enig openbaar gezag is toegestaan in de uitoefening van dit recht dan voor zover bij de wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

61 62

Rapport “Luchtruimvisie” 2012. Kranenborg & Verhey 2011, p. 11-12.

19

In het eerste lid van dit artikel wordt een definitie gegeven van het recht op privacy. In het tweede lid wordt aangegeven wanneer een inmenging op het recht op privacy gerechtvaardigd is. De inmenging moet bij wet zijn voorzien. Dit betekent dat er een wettelijke bepaling moet zijn. Ook moet een van de legitieme doelen worden nagestreefd die staan opgesomd in lid 2, bijvoorbeeld de nationale veiligheid. Ook is een legitiem doel ‘de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen’. Dit biedt de mogelijkheid om bijvoorbeeld de vrijheid van meningsuiting als rechtvaardiging aan te voeren voor de inmenging van de privacy van een ander. Vervolgens moet deze inmenging noodzakelijk zijn in een democratische samenleving. 63 Dit laatste vereiste biedt de mogelijkheid om afwegingen te maken op grond van onder andere de begrippen proportionaliteit en subsidiariteit. 64 De proportionaliteitseis is van groot belang. Dit biedt de mogelijkheid elementen te laten meespelen als de ‘redelijke privacyverwachting’ of de ‘aard van de gegevens’. 65 Het begrip ‘redelijke privacyverwachting’ komt terug bij de bespreking van de uitspraken van het EHRM. Met het begrip ‘noodzakelijk’ in ‘noodzakelijk in een democratische rechtsstaat wordt aan de ene kant niet ‘onmisbaar’ of ‘absoluut noodzakelijk’ bedoeld, maar aan de andere kant is de betekenis zwaarder dan ‘wenselijk’ of ‘nuttig’. 66 Noodzakelijk houdt allereerst in dat er een ‘pressing social need’ is. 67 De beperking moet ook proportioneel zijn in vergelijking met het belang van de beperking. Hoe groter de beperking, hoe groter het belang van het nagestreefde doel moet zijn. Een hoge sanctie kan bijvoorbeeld een rol spelen. 68 Ten slotte moet de reden van de staat voor de beperking ‘relevant and sufficient’ zijn. 69 Woning Het EHRM hanteert een ruime definitie van het begrip privacy. 70 De zaken bij het Hof in Straatsburg over artikel 8 omvatten privéleven, familie- en gezinsleven, woning en correspondentie. Regelmatig komt ook een combinatie van twee van deze soorten voor. Vooral de combinatie privéleven en woning komt vaak voor. 71 Voor het onderwerp van deze scriptie is de privacy in huis van groot belang. Een drone kan immers ook beelden maken van het interieur van een woning. Het onderscheid tussen de publieke en private sfeer werd al gemaakt door de oude Grieken. Later werd door de opkomst van het liberalisme steeds meer de nadruk gelegd op de autonomie van de burgers. De private sfeer werd steeds verder uitgebreid. De private sfeer omvatte niet meer alleen het huiselijke leven, maar ook de relaties die mensen onderhielden. De publieke ruimte werd het gebied waar de staat zijn invloed uitoefent. 72 Ook in de rechtspraak op grond van het EVRM komt het onderscheid tussen de publieke en private sfeer naar voren doordat privacy in huis belangrijk wordt gevonden. Ver63 64

Kranenborg & Verhey 2011, p. 19. Van Dijk e.a. 2006, p. 340. 65 Kranenborg & Verhey 2011, p. 26. 66 EHRM 7 december 1976, nr. 5493/72 (Handyside/Verenigd Koninkrijk), r.o. 48. 67 EHRM 7 december 1976, nr. 5493/72 (Handyside/Verenigd Koninkrijk); EHRM 26 april 1979, nr. 13166/87 (Sunday Times/Verenigd Koninkrijk). 68 Gerards e.a. 2009, p. 60. 69 EHRM 26 april 1979, nr. 13166/87 (Sunday Times/Verenigd Koninkrijk). 70 White & Ovey 2010, p. 358, 359. 71 White & Ovey 2010, p. 359. 72 Steenbruggen 2009, p. 42.

20

dragsstaten dienen de privacy in huis te respecteren. 73 De veiligheid in huis valt hier ook onder. 74 Artikel 8 EVRM houdt echter in principe niet in dat iemand recht heeft op een woning. 75 Wel zijn er bepaalde uitzonderingen hierop, zoals passende woonruimte voor personen met een ernstige ziekte of handicap. 76 Het begrip ‘woning’ wordt breed opgevat in het EVRM. Dit omvat ook een bedrijfsruimte. 77 Er wordt namelijk aangehaakt op het Franse begrip “domicile”, wat een brede context heeft en ook de professionele of zakelijke sfeer inhoudt. 78 Uitspraken over artikel 8 EVRM worden verder in subparagraaf 2.2.4 geanalyseerd. Omdat artikel 10 EVRM in deze uitspraken soms meespeelt, wordt dit artikel eerst geanalyseerd. 3.2.2 Artikel 10 EVRM Naast artikel 8 speelt ook artikel 10 van het EVRM een rol. Dit artikel regelt de vrijheid van meningsuiting. Dit recht is om twee redenen van belang. Ten eerste wordt het vrij verkeer van informatie afgeleid uit artikel 10. 79 Ook het filmen met drones kan worden gezien als informatie vergaren. Deze informatievergaring mag in beginsel niet belemmerd worden, omdat anders sprake is van een inbreuk op artikel 10 EVRM. Ten tweede is artikel 10 van belang als het gaat om het gebruik van drones door journalisten. Veel artikel 10 uitspraken van het EHRM gaan over journalisten. In deze zaken gaat het vaak ook over privacy. Als journalisten een beroep op artikel 10 EVRM doen, hebben ze vaak een ‘dominante positie’. 80 Hierover wordt uitgebreider ingegaan in paragraaf 5.4. Artikel 10 EVRM is als volgt omschreven:
1. Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen. Dit artikel belet Staten niet radio-omroep-, en bioscoopof televisieondernemingen te onderwerpen aan een systeem van vergunningen. 2. Daar de uitoefening van deze vrijheden plichten en verantwoordelijkheden met zich brengt, kan zij worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen, om de verspreiding van vertrouwelijke mededelingen te voorkomen of om het gezag en de onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen.

White & Ovey 2010, p. 360. EHRM 22 februari 2005, nr. 47148/99 (Novoseletskiy/Oekraïne). 75 ECRM 1955-7, nr. 159/56 (X/Duitsland). 76 EHRM 4 mei 1999, nr. 36448/97 (Marzari/Italië). 77 EHRM 16 december 1992, nr. 13710/88 (Niemietz/Duitsland); EHRM 16 april 2002, NJ 2003, 452 (Colas Est/Frankrijk), m.nt. E.J. Dommering. 78 EHRM 16 december 1992, nr. 13710/88 (Niemietz/Duitsland), r.o. 29-31. 79 Kranenborg & Verhey, p. 11. 80 Van Dijk e.a. 2006, p. 342.
74

73

21

Een beperking op artikel 10 EVRM is alleen mogelijk als deze bij wet is voorzien, een legitiem doel heeft en noodzakelijk is in een democratische samenleving. De inhoud van het begrip ‘noodzakelijk in een democratische samenleving’ is al beschreven in de vorige subparagraaf. 3.2.3 Horizontale werking Aangezien de scriptie gaat over horizontale relaties, is het belangrijk te kijken naar de horizontale werking van het EVRM. Artikel 8 EVRM is gericht aan een staat die is aangesloten bij het EVRM. De staat dient zich aan het EVRM te houden. Doet de overheid dit niet, dan staat het een gedupeerde vrij een klacht bij het EHRM in te dienen. Op grond van artikel 34 EVRM worden alleen klachten behandeld waarin er sprake is van handelen of nalaten dat is toe te rekenen aan de staat. Klachten tussen burgers onderling worden niet-ontvankelijk verklaard. 81 Bij het inzetten van drones door een aan de overheid verbonden orgaan is duidelijk dat bij een inbreuk een klacht kan worden ingediend bij het Hof in Straatsburg. In deze scriptie ligt echter de nadruk op het civiele gebruik van drones. In dat geval is de relatie niet een burger tegen over de staat, maar een burger tegenover een andere burger. Uitspraken waarin een staat wordt veroordeeld lijken dan niet zo relevant. Toch is op indirecte wijze wel sprake van een zekere horizontale werking. Op drie manieren is er volgens de literatuur een horizontale werking mogelijk op grond van het EVRM. Ten eerste verplicht artikel 1 EVRM tot het garanderen van de rechten van het Verdrag. Ten tweede treedt de staat soms op in een privaatrechtelijke handeling, zoals in de hoedanigheid van werkgever. Omdat de overheid in een privaatrechtelijke rechtsverhouding redelijk voor zich spreekt, zal dit ook niet verder behandeld worden. Ten derde kan er sprake zijn van een positieve verplichting. 82 In de literatuur wordt artikel 1 EVRM genoemd als grondslag voor een waarborgplicht van een staat. Volgens sommigen moet de staat actief het EVRM waarborgen, ook bij horizontale relaties. Er is echter geen consensus over deze interpretatie van artikel 1. 83 De positieve verplichting is wel algemeen geaccepteerd. De positieve verplichting wordt opgelegd door het EHRM. De lidstaten krijgen dan de verplichting om horizontale inbreuken te bestrijden, voorkomen of te sanctioneren. 84 Een voorbeeld van een positieve verplichting voor een Verdragsstaat bij het recht op privacy is de zaak X. & Y. t. Nederland. 85 De casus betrof een verkrachting op een minderjarig meisje met een verstandelijke beperking. Het was toentertijd niet mogelijk dit misdrijf strafrechtelijk te vervolgen. Ook bood het civiele recht onvoldoende uitkomst. 86 Dit was volgens het Hof in strijd met artikel 8 EVRM. Het Hof bepaalde dat het recht op privacy ook positieve verplichtingen behelsde die “may involve the adoption of measures designed to secure respect for private life even in the sphere of the relations of individuals themselves”. Het minderjarig meisje was volgens het Hof een slachtoffer

81 82

Gerards 2009, §2.3, p.1. Gerards 2011, p. 263-264. 83 Steenbruggen 2009, p.107. 84 Gerards 2009, §2.3, p.1. 85 EHRM 26 maart 1985, nr. 8978/80 (X.&Y./Nederland). 86 Van Dijk 2006, p. 739.

22

van een schending van artikel 8 EVRM. 87 In deze zaak zegt het Hof dat er positieve verplichtingen uit art. 8 EVRM kunnen voortvloeien. Volgens Steenbruggen is het aan een staat hoe deze de positieve verplichtingen wil naleven. Dit hoeft niet per sé via het strafrecht. 88 Een ander voorbeeld is de Hatton zaak. 89 In de Hatton zaak hadden bewoners rond luchthaven Heathrow last van de geluidsoverlast van vliegtuigen. Het Verenigd Koninkrijk beriep zich er op dat ze geen eigenaar waren van de luchthaven en de vliegtuigen. Daarom kon het Verenigd Koninkrijk ook niet inbreuk hebben gemaakt op artikel 8 EVRM. Echter, volgens het Hof is er wel een positieve verplichting om goede maatregelen te nemen om de rechten van de klagers onder artikel 8 te garanderen. Op grond van artikel 8 lid 2 moest een afweging worden gemaakt tussen de belangen van het individu en de gemeenschap in zijn geheel. De economische motieven van een luchthaven konden in dit geval niet opwegen tegen de rechten van anderen, dat was in dit geval de overlast door de omwonenden van luchthaven Heathrow. Een positieve verplichting kan ook gelden voor de rechterlijke macht van een staat. Bij verkeerde toepassing of uitleg van het EVRM door de nationale rechter zal de zaak ontvankelijk worden verklaard door het EHRM. 90 De staat kan dan aansprakelijk zijn voor de uitspraak van een rechter. Ook als dit een civiele zaak is. Dit was vaak het geval bij zaken die gingen over smaad en belediging, schending van het portretrecht en het recht op reputatie. 91 Een voorbeeld hiervan is de zaak Caroline von Hannover t. Duitsland. 92 In deze zaak klaagde prinses Caroline van Monaco dat privéfoto’s van haar waren gemaakt en vervolgens gepubliceerd in Duitse tabloidtijdschriften. Prinses Caroline stelde vorderingen in bij de Duitse rechtbank tegen deze tabloids. De vorderingen werden afgewezen, omdat de prinses een publiek persoon is. De samenleving wilde over haar geïnformeerd worden, aldus de nationale rechtbank. 93 Prinses Caroline vond toen dat de Duitse autoriteiten onvoldoende bescherming boden tegen de tabloidpers. Daarom diende ze een klacht in bij het EHRM dat Duitse rechters haar privacy niet voldoende hebben beschermd. Ze deed een beroep op artikel 8 EVRM. Uiteindelijk oordeelt de rechter dat de Duitse rechtbank het recht op privacy van de prinses niet goed heeft gerespecteerd. Hierbij werd echter niet letterlijk gesproken over de horizontale verhouding die aan deze zaak ten grondslag ligt. 94 In de zaak Edamse Bijstandsmoeder is in de Nederlandse rechtspraak vastgesteld dat artikel 8 EVRM kan doorwerken in horizontale situaties. 95 Deze zaak betrof een vrouw met een bijstandsuitkering. Ze woonde naast iemand die bij de Sociale Dienst werkte. Deze man zag dat ze in het geheim samenwoonde. Dit had ze niet doorgegeven aan de Sociale Dienst. De buurman besloot een dossier van haar aan te leggen. Op grond van dit dossier werd haar uitkering stopgezet. De bemoeienis van de buurman met haar privéleven vond de bijstandsmoeder een
87 88

Van Dijk e.a. 2006, p. 739. Steenbruggen 2009, p. 122. 89 EHRM 8 juli 2003, nr. 36022/97 (Hatton/Verenigd Koninkrijk), r.o. 97. 90 Gerards 2009, §2.3, p. 14. 91 Gerards 2009, §2.3, p. 14. 92 EHRM 24 juni 2004, nr. 59320/00 (Caroline von Hannover/Duitsland). 93 EHRM 24 juni 2004, nr. 59320/00 (Caroline von Hannover/Duitsland), r.o. 21. 94 Gerards 2009, §2.3, p. 14-15. 95 HR 9 januari 1987, NJ 1987, 928 (Edamse Bijstandsmoeder).

23

inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer op grond van artikel 8 EVRM en artikel 10 Grondwet. De rechter beaamde dit, omdat de buurman zonder medeweten van de bijstandsmoeder en op eigen initiatief gegevens over haar verzamelde. Er kan uit de uitspraken geconcludeerd worden dat er op een indirecte manier sprake is van een horizontale werking. Steenbruggen vat de horizontale werking van artikel 8 EVRM als volgt samen. Volgens Steenbruggen houdt artikel 8 EVRM in dat de staat ervoor moet zorgen dat er voor de burger geen obstakels is die hem ervan weerhoudt zijn recht op privacy te gebruiken. Dit houdt ook in dat de staat af en toe actie moet ondernemen om deze obstakels uit de weg te ruimen. 96 3.2.4 Begrippen uit de uitspraken van het EHRM De artikelen van het Verdrag hebben dus in bepaalde gevallen een indirecte horizontale werking. Dit is niet de enige reden dat het EVRM van belang is voor wat betreft het civiele gebruik van drones. Ook worden in de uitspraken bepaalde begrippen geïntroduceerd die van belang zijn bij het beantwoorden van de probleemstelling, namelijk in hoeverre het privacyrechtelijk kader toereikend is bij de civiele toepassing van drones. Redelijke privacyverwachting Zo wordt bijvoorbeeld in de hiervoor behandelde uitspraak Caroline von Hannover t. Duitsland ook het begrip ‘redelijke privacyverwachting’ genoemd. Met dit begrip wordt bedoeld in hoeverre iemand in de specifieke omstandigheid waarin hij verkeert redelijkerwijs mocht verwachten dat zijn privacy werd gerespecteerd. 97 In de uitspraak staat namelijk dat “anyone, even if they are known to the general public, must be able to enjoy a legitimate expectation of protection and respect for their private life.” 98 Het Hof verklaart ook: “There is therefore a zone of interaction of a person with others, even in a public context, which may fall within the scope of ‘private life’.” 99 Uit deze uitspraak blijkt dat verschillende elementen invloed hebben op hoeveel privacy iemand mag verwachten. Zo blijkt dat voor bekende personen een andere privacyverwachting geldt dan voor onbekende personen. Het maakt dus uit hoe beroemd degene is die een beroep doet op het recht op privacy. Daarnaast wordt meegenomen in hoeverre iemand stelselmatig belaagd wordt, in welke locatie de beroemdheid wordt gefotografeerd en in hoeverre de berichtgeving bijdraagt aan het publieke debat. 100 In Caroline von Hannover II werd bepaald dat ook van belang is of de betrokken persoon zelf de media heeft opgezocht. Ook moet er gekeken worden naar de inhoud, vorm en gevolgen van de publicatie. 101 In het Zwolsman-arrest is door Nederlandse rechters het begrip ‘redelijke verwachting van privacy’ overgenomen van het EHRM. 102
96 97

Steenbruggen 2009, p. 109. Kranenborg & Verhey 2011, p. 20. 98 EHRM 24 juni 2004, nr. 59320/00 (Caroline von Hannover/Duitsland), r.o. 69. 99 EHRM 24 juni 2004, nr. 59320/00 (Caroline von Hannover/Duitsland), r.o. 50. 100 EHRM 24 juni 2004, nr. 59320/00 (Caroline von Hannover/Duitsland), r.o. 69-73. 101 EHRM 7 februari 2012, nrs. 40660/08 en 60641/08 (Von Hannover/Duitsland II). 102 HR 19 december 1995, NJ 1996, 249 (Zwolsman), r.o. 8.3.

24

Stelselmatigheid Het EHRM geeft dus aan in de Caroline von Hannover zaak dat de stelselmatigheid van de inbreuk op de privacy van belang is. 103 Hoe frequent en lang de privacyinbreuk is moet dus meewegen volgens het EHRM. Ook werd in deze uitspraak bepaald dat verdragsstaten rekening moeten houden met nieuwe technieken waarmee iemand stelselmatig kan worden lastiggevallen. 104 Hieruit volgt dat mee kan spelen welke technisch hulpmiddel is gebruikt. Ook bij de Nederlandse rechter werd het belang van stelselmatigheid erkend. In de al behandelde uitspraak Edamse bijstandsmoeder werd meegewogen dat de buurman de bijstandsmoeder voor lange tijd in de gaten hield. 105 In diverse uitspraken is dus bevestigd dat de mate van stelselmatigheid en welk technisch hulpmiddel iemand gebruikt meespeelt. Invloed technische ontwikkelingen op uitspraken EHRM In de jurisprudentie van het EHRM komt ook naar voren hoe om te gaan met de veranderende technische ontwikkelingen en maatschappelijke opvattingen. Dit is van groot belang in dit onderzoek, want drones zijn de laatste jaren technisch sterk ontwikkeld. Ook maatschappelijke opvattingen kunnen veranderen als het gaat om drones. Het kan zijn dat de maatschappij dusdanig gewend is geraakt aan gefilmd worden door drones dat ze het niet meer als een privacyinbreuk ervaren. Hieronder analyseren we twee methoden die het EHRM hanteert om de veranderingen in de maatschappij te laten rijmen met het Verdrag: de begrippen ‘living instrument’ en ‘practical and effective’. Ten slotte wordt ook ingegaan op andere uitspraken waar de technologische ontwikkelingen een rol spelen. In de uitspraak Tyrer t. Verenigd Koninkrijk werd het begrip ‘living instrument’ geïntroduceerd. 106 Een inwoner van het eiland Man had geklaagd bij het Hof dat hij als zestienjarige lijfstraffen kreeg van een politieagent. De regering van het eiland Man berichtte dat de inwoners van het eiland lijfstraffen normaal vinden. Het Hof antwoordde daarop: het Verdrag is een “living instrument which, (…) must be interpreted in the light of present-day conditions.” Deze uitspraak vormt de basis van de doctrine die het Hof de mogelijkheid geeft zich aan te passen aan nieuwe ontwikkelingen, waar voorheen geen rekening mee is gehouden. 107 Op deze manier kan er evolutie zitten in de interpretatie van het Hof. Bepaalde begrippen kunnen zo opgerekt worden dat er een ruimere bescherming van de rechten van het EVRM is. 108 Het Hof in Straatsburg gebruikt deze doctrine om van de Verdragsstaten een hogere en modernere bescherming van het Verdrag te verlangen. 109 Het EHRM moet wel uitkijken dat het niet te veel op de stoel van de Verdragsstaten gaat zitten. Dat zou immers de nationale staten teveel beperken in hun wetgevingsproces. 110 De doctrine van de ‘living instrument’ kan ook worden toegepast op de privacywetgeving ten aanzien van drones. Mocht de regelgeving niet helemaal van toepassing zijn op de eigenschappen van drones, dan kan er creatief met de
103 104

EHRM 24 juni 2004, nr. 59320/00 (Caroline von Hannover/Duitsland), r.o. 74. EHRM 24 juni 2004, nr. 59320/00 (Caroline von Hannover/Duitsland), r.o. 70. 105 HR 9 januari 1987, NJ 1987, 928 (Edamse Bijstandsmoeder). 106 EHRM 25 april 1978, nr. 5856/72, (Tyrer/Verenigd Koninkrijk). 107 Mowbray 2005, p. 61. 108 EHRM 8 juli 2003, nr. 36022/97 (Hatton/Verenigd Koninkrijk), r.o. 97. 109 EHRM 28 juli 1999, nr. 25803/94 (Selmouni/Frankrijk); Mowbray 2005, p. 64. 110 Mowbray 2005, p. 67.

25

wetten worden omgegaan. Hierdoor vallen ook alle privacyvraagstukken ten aanzien van drones onder de privacywetgeving. Een ander belangrijk begrip dat voortborduurt op ‘living instrument’, is dat de rechten uit het Verdrag ‘practical and effective’ moeten zijn. Dit begrip komt uit de uitspraak Airey t. Ierland. 111 Een persoon was het slachtoffer van huishoudelijk geweld. Ze wilde scheiden van haar man. Dit was echter een ingewikkeld juridisch proces. Bovendien waren kosten voor rechtsbijstand ongeveer even hoog als het halfjaarlijks inkomen van de vrouw. Het Hof meldde toen: “the Convention is intended to guarantee not rights that are theoretical or illusory but rights that are practical and effective”. 112 Er is juridisch gezien een mogelijkheid om te scheiden, maar een echtscheiding is voor de vrouw niet praktisch en effectief. Men kon niet van haar verwachten dat ze deze ingewikkelde procedure ging volgen zonder juridische bijstand. 113 Het ‘practical and effective’ principe heeft als centraal element dat Verdragsstaten niet aan hun verplichtingen op grond van het EVRM kunnen voldoen door simpelweg passief te blijven. 114 De wetten moeten dynamisch geïnterpreteerd worden om aan de veranderingen in de maatschappij te voldoen. 115 Regelgeving moet dus praktisch toepasbaar en effectief zijn. Dat geldt ook bij een privacyschending door drones. Als blijkt dat de privacyregelgeving bij drones niet goed toepasbaar meer is, zou de regelgeving moeten worden aangepast of uitgebreid. Ook zonder deze twee begrippen te gebruiken heeft het Hof uitleg gegeven hoe om te gaan met nieuwe technische ontwikkelingen. In de zaak S. en Marper t. Verenigd Koninkrijk werd er een klacht ingediend wegens de permanente opslag van persoonsgegevens in de vorm van vingerafdrukken, celmateriaal en DNA-profielen. 116 De klacht was dat artikel 8 EVRM was geschonden. Het Hof geeft vervolgens uitleg over het gebruik van nieuwe technologieën. Het Hof is van mening dat de opslag van lichaamsmateriaal een inbreuk op artikel 8 kan zijn. Het Hof houdt daarbij rekening dat op dit moment niet voorspeld kan worden welke toepassingen in de toekomst mogelijk zijn. Het Hof verklaart dat zorgen over de toekomst gerechtvaardigd zijn. De snelheid van de ontwikkelingen in de genetica en informatietechnologie leiden tot zorgen op privacygebied. Die zorgen moeten worden meegewogen. Op het moment dat er een nieuwe techniek is, moeten staten een voorzichtige afweging maken tussen de voordelen van de technieken tegen gevolgen voor het privéleven. Een staat die een voortrekkersrol speelt bij een nieuwe technologie draagt ook de verantwoordelijkheid om een goede afweging te maken. 117 Hierin erkent het Hof dus dat er privacykwesties ontstaan door nieuwe technologieën. Dat deze privacykwesties steeds groter kunnen worden is ook bevestigd in Köpke t. Duitsland. 118 In deze zaak werd een caissière van een supermarkt door een surveillancecamera betrapt op diefstal. De zaak was niet ontvankelijk bij het EHRM, omdat de staat een goede
EHRM 9 oktober 1979, nr. 6289/73 (Airey/Ierland). EHRM 9 oktober 1979, nr. 6289/73 (Airey/Ierland), r.o. 24. 113 Mowbray 2005, p. 73. 114 Mowbray 2005, p. 78. 115 Steenbruggen 2009, p. 108. 116 EHRM 4 december 2008, nrs. 30562/04 en 30566/04, Strafblad 2009, p. 102-109 (S. en Marper/Verenigd Koninkrijk). 117 EHRM 4 december 2008, nrs. 30562/04 en 30566/04 (S. en Marper/Verenigd Koninkrijk), r.o. 112. 118 EHRM 5 oktober 2010, nr. 420/07 (Köpke/Duitsland).
112 111

26

afweging heeft gemaakt tussen privéleven van de caissière en het eigendomsrecht van de werkgever. Wel zei het Hof dat de uitspraak anders kan zijn in de toekomst waarin de inbreuk op het privéleven mogelijk groter wordt door nieuwe en geavanceerde technologieën. Surveillance Ook over surveillance heeft het Hof uitspraken gedaan die van belang kunnen zijn bij de begrippen die nodig zijn om de civiele toepassing van drones te onderzoeken. De casus van de zaak Peck t. Verenigd Koninkrijk betrof een man die een zelfmoordpoging deed. De hulpdiensten werden ingeschakeld en de zelfmoordpoging werd voorkomen. Deze hulpactie werd gefilmd door een gesloten videosysteem van de gemeente Brentwood (“Closed Circuit Television” of “CCTV”). Later werden de beelden door de Brentwood Borough Council vrijgegeven. De beeltenis van de man werd niet onherkenbaar gemaakt. De beelden van de voorkomen zelfmoord werden opgepikt door de lokale media. Later werden de camerabeelden ook uitgezonden door landelijke media als de BBC. Ook hierbij was de beeltenis van de man niet onherkenbaar gemaakt. De man klaagt bij het EHRM. Hij heeft niet zozeer moeite met het feit dat hij gefilmd is, want dit redde zijn leven. 119 Wel ageert hij tegen het publiceren van de beelden. Het EHRM oordeelt dat er een vergaande inbreuk op klagers privéleven is gemaakt. Dit komt vooral door het grotere verspreidingsbereik van zenders als de BBC. Normaal gesproken ziet bij CCTV enkel een bewaker of een voorbijganger de camerabeelden. In principe is het filmen van een openbare plaats met film- of fotoapparatuur waarbij niets wordt opgenomen geen inbreuk op iemands privéleven. 120 Nu de beelden op landelijke media zijn uitgezonden is de verspreiding veel groter dan dat de klager redelijkerwijs kon verwachten. Ook kon de Brentwood Borough Council minder vergaande maatregelen nemen, zoals de beelden zelf onherkenbaar maken of beter toezicht houden op het onherkenbaar maken van de beelden. Daarmee was de openbaarmaking van de beelden niet noodzakelijk in een democratische samenleving. Er waren niet voldoende waarborgen om de openbaarmaking te voorkomen. Het Hof oordeelt dat artikel 8 EVRM geschonden is. 121 Het belang van deze zaak is allereerst dat naar voren komt dat het verwerken van gegevens onder artikel 8 EVRM valt. Dit is ook al bepaald in zaken als Klass/Duitsland en Malone/Verenigd Koninkrijk. 122 Verder leert deze uitspraak ons dat het uitmaakt wat het bereik van de videobeelden is. Als de beelden door slechts een bewaker wordt gezien, is er minder snel een inbreuk op iemands privéleven dan dat een groot publiek de beelden ziet. Als er niet wordt opgenomen is er zelfs helemaal geen inbreuk op iemands privéleven. Dit is ook bepaald in Herbecq t. België. 123 Daarin werd gesteld door de Europese Commissie voor de Rechten van de Mens (ECRM) dat zonder opnames te maken het niet mogelijk is de informatie te verspreiden. Videobewaking zonder opnemen is volgens de ECRM te vergelijken met ergens in persoon aanwezig zijn.
EHRM 28 januari 2003, nr. 44657/98, EHRC 2003/24 (Peck/Verenigd Koninkrijk), r.o. 59. EHRM 28 januari 2003, nr. 44657/98, EHRC 2003/24 (Peck/Verenigd Koninkrijk), r.o. 59. 121 EHRM 28 januari 2003, nr. 44657/98, EHRC 2003/24 (Peck/Verenigd Koninkrijk). 122 EHRM 6 september 1978, nr. 5029/71 (Klass e.a./Duitsland); EHRM 2 augustus 1984, nr. 8691/79 (Malone/Verenigd Koninkrijk). 123 ECRM 14 januari 1988, nrs. 32200/96 en 32201/96 (Herbecq/België).
120 119

27

In de zaak Perry t. Verenigd Koninkrijk werd de klager verdacht van strafbare feiten. Hij wilde niet meewerken aan een confrontatie met getuigen (‘identification parade’). De klager werd toen naar het politiebureau gebracht. Hij werd vervolgens heimelijk gefilmd in het politiebureau met een surveillancecamera. Deze camera was aangepast, zodat er scherpe beelden mee konden worden gemaakt. De beelden werden getoond aan getuigen die de klager herkende. Vervolgens werd Perry veroordeeld. De klager stapt naar het EHRM en stelt dat er inbreuk is gemaakt op zijn privésfeer. Hij is namelijk niet op de hoogte gesteld dat hij gefilmd. Het doel van de film was om hem te identificeren als dader van strafbare feiten. Het Hof stelt dat de situatie anders is dan bij normale surveillancecamera’s in winkelcentra of politiebureaus. Camera’s in deze plaatsen leveren normaal geen vraagstukken op in de zin van artikel 8 EVRM. Echter, doordat er een speciale camera is gebruikt om kwalitatief betere beelden van de klager te krijgen is deze zaak anders. Dit valt niet onder de ‘reasonable expectation of privacy’ van de klager. Er is een inbreuk op artikel 8 EVRM. In deze zaak speelt mee dat de situatie anders is dan gebruikelijk door de ongebruikelijke inzet van de camera om iemand te identificeren. De camera’s zijn aangepast, waardoor de situatie niet te vergelijken is met de normale camera’s in winkelcentra en politiebureaus. Welke technologie wordt gebruikt en hoe geavanceerd die technologie is, is dus van belang. Ook speelt mee dat heimelijk een ander doel wordt nagestreefd dan aan het slachtoffer wordt verteld. Artikelen 8 en 10 van het EVRM kunnen dus van belang zijn bij een privacyschending door drones in een civiele situatie. Niet alleen vanwege de indirecte horizontale werking, maar ook vanwege de begrippen die hierin geïntroduceerd zijn. Over het algemeen kan gesteld worden dat het EHRM er belang aan hecht om technische ontwikkelingen toepasbaar te verklaren voor het EVRM. Ook maakt het Hof onderscheid in filmen zonder opnames en met opnames. Tevens is de mate van verspreiding van de beelden van belang. Ook de frequentie en duur van de inbreuk zijn elementen die meespelen in de mate van privacyschending.

3.3

Artikel 10 en 12 Grondwet

In Nederland is een privacybepaling die lijkt op artikel 8 EVRM opgenomen in artikel 10 van de Grondwet (Gw). De bepaling luidt als volgt:
1. 2. 3. Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer. De wet stelt regels ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met het vastleggen en verstrekken van persoonsgegevens. De wet stelt regels inzake de aanspraken van personen op kennisneming van over hen vastgelegde gegevens en van het gebruik dat daarvan wordt gemaakt, alsmede op verbetering van zodanige gegevens.

Het eerste lid komt overeen met artikel 8 EVRM. De overige leden van artikel 10 Gw regelen de mogelijkheid van delegatie en het stellen van nadere regels met betrekking tot de bescher28

ming van persoonsgegevens. Het meest relevante voorbeeld hiervan is de Wet bescherming persoonsgegevens. In artikel 10 Gw komt de relatie tussen het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van persoonsgegevens duidelijk naar voren. 124 Een andere overeenkomst met het EVRM is dat er sprake is van een verticale relatie tussen overheid en burger. De overheid verklaart zich ergens van te onthouden. Dit zorgt ervoor dat een horizontale werking van artikel 10 Gw problematisch is. Bovendien zorgt artikel 120 Gw ervoor dat een rechter niet direct mag toetsen aan de Grondwet. Wel is er een brede steun dat de artikelen in de Grondwet een indirecte werking hebben. De achterliggende beginselen van de Grondwet werken door in de horizontale verhouding. 125 Ook geven de leden 2 en 3 de opdracht om wetten te maken waarin de relatie tussen burgers onderling worden geregeld. In lid 2 staat de verplichting tot een wet die de bescherming van persoonsgegevens regelt. In lid 3 de verplichting om regels te stellen over het recht van personen op correctie en inzage in hun gegevens. Dit zijn positieve verplichtingen voor de overheid. Op deze manier is artikel 10 Gw relevant voor de bescherming van privacy in de relatie tussen burgers onderling. 126 Deze verplichtingen hebben ook ten doel om de relatie tussen burgers onderling te beschermen. 127 Lid 2 en 3 van artikel 10 Gw houdt volgens de Commissie Franken de plicht ‘to protect’ in. 128 Artikel 10 Grondwet is algemeen opgesteld. Er wordt geen onderscheid gemaakt in het communicatiemiddel dat gebruikt is voor de inbreuk. Ook nieuwe vormen van media vallen dus onder artikel 10 Gw. 129 In artikel 12 van de Grondwet wordt het klassieke huisrecht geregeld. Het artikel is als volgt geformuleerd:
1. Het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is alleen geoorloofd in de gevallen bij of krachtens de wet bepaald, door hen die daartoe bij of krachtens de wet zijn aangewezen. Voor het binnentreden overeenkomstig het eerste lid zijn voorafgaande legitimatie en mededeling van het doel van het binnentreden vereist, behoudens bij de wet gestelde uitzonderingen. Aan de bewoner wordt zo spoedig mogelijk een schriftelijk verslag van het binnentreden verstrekt. Indien het binnentreden in het belang van de nationale veiligheid of dat van de strafvordering heeft plaatsgevonden, kan volgens bij de wet te stellen regels de verstrekking van het verslag worden uitgesteld. In de bij de wet te bepalen gevallen kan de verstrekking achterwege worden gelaten, indien het belang van de nationale veiligheid zich tegen verstrekking blijvend verzet.

2.

3.

In principe mag de overheid slechts op strenge wettelijke voorschriften iemands huis betreden. Monitoren van buitenaf valt nog niet onder artikel 12 Grondwet. Wel is in de literatuur geopperd om artikel 12 Gw te herformuleren, waardoor het een ruimer begrip wordt. Het

124 125

Kranenborg & Verhey 2011, p. 55. Verhulp 1997, p. 46. 126 Steenbruggen 2009, p. 256. 127 Steenbruggen 2009, p. 234. 128 Rapport Commissie Franken 2000, p. 53. 129 Steenbruggen 2009, p. 265.

29

grondrecht moet dan de onschendbaarheid van de woning beschermen in plaats van het binnentreden in een woning. 130

3.4

Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp)

Een belangrijke wet op grond van artikel 10 Gw is de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Deze wet gaat over de verwerking van persoonsgegevens. Door het algemene karakter van de Wbp kan deze wet zowel worden toegepast in de relatie tussen overheid en burger als bij burgers onderling. 131 De Wbp is gebaseerd op Richtlijn 95/46. 132 Omdat de Richtlijn 95/46 in nationale wetgeving is geïmplementeerd in de Wbp, wordt de Richtlijn niet apart behandeld. 3.4.1 Persoonsgegevens In de Wbp staat het verwerken van persoonsgegevens centraal. Persoonsgegevens worden in de Wbp gedefinieerd als “elk gegeven betreffende een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon”. 133 De gegevens moeten dus ten eerste betrekking hebben op een natuurlijk persoon. Ten tweede moet de persoon identificeerbaar of geïdentificeerd zijn. 134 De gegevens hoeven niet altijd direct betrekking te hebben op een persoon. Ook een indirect verband met een persoon is mogelijk, bijvoorbeeld gegevens die betrekking hebben op goederen, gebeurtenissen of gedachten. 135 Niet alleen moeten de gegevens betrekking hebben op een persoon. Deze persoon moet ook identificeerbaar zijn. De identiteit moet redelijkerwijs zonder onevenredige inspanning kunnen worden vastgesteld. 136 Het anonimiseren van gegevens kan ertoe leiden dat bepaalde gegevens geen persoonsgegevens meer zijn omdat iemands identiteit niet meer achterhaald kan worden. 3.4.2 Verwerking De persoonsgegevens moeten verwerkt worden om onder het bereik van de Wbp te vallen. Het begrip ‘verwerking’ wordt ruim opgevat in de Wbp. De wet omschrijft verwerking van persoonsgegevens als “elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met el-

Koops, Leenes & De Hert 2008. Hooghiemstra & Nouwt 2012, p. 7, 8. 132 Kranenborg & Verhey 2011, p. 42; Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens. 133 Artikel 1 onder a Wbp. 134 Berkvens & Prins 2004, p. 354. 135 Berkvens & Prins 2004, p. 354. 136 Kamerstukken II 1997/98, 25 892, nr. 3 (MvT), p. 47.
131

130

30

kaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens.” 137 De hele keten van verzameling en opslag tot de verwijdering en vernietiging van persoonsgegevens valt onder verwerking. 138 Geheel of gedeeltelijk geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens valt onder de Wbp, alsmede de niet geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens die in een bestand zijn opgenomen of die bestemd zijn om daarin te worden opgenomen. 139 3.4.3 Excepties De reikwijdte van de Wbp wordt begrensd door artikel 2 en artikel 3 Wbp. Verwerking voor persoonlijke of huishoudelijke doeleinden wordt vrijgesteld. Tevens is er een vrijstelling voor verwerking van persoonsgegevens voor journalistieke, artistieke of literaire doeleinden. De exceptie voor persoonlijk of huishoudelijk gebruik houdt in dat de Wbp niet van toepassing is op gegevensverwerking voor persoonlijk of huishoudelijk gebruik. Hierbij moet gedacht worden aan het maken van eigen lijstjes, bijvoorbeeld adresbestanden. 140 Ook in gezinsverband kunnen gegevens worden verwerkt. Dit valt onder ‘huishoudelijk gebruik’ en ook dan is de Wbp niet van toepassing. 141 In artikel 3 Wbp staat dat de Wbp gedeeltelijk van toepassing is op verwerking voor journalistieke, artistieke en literaire doeleinden. Het doel van de journalistieke exceptie is om de vrijheid om informatie te verspreiden te beschermen. 142 Als op grond van de privacywetgeving journalisten hun informatie niet meer durven te openbaren, kan het zijn dat burgers niet meer goed geïnformeerd worden in een democratie. 143 Of iemand onder de journalistieke exceptie valt wordt vaak beoordeeld op grond van de Richtsnoeren van het CBP, waarop later in dit hoofdstuk nog wordt ingegaan. Om onder de journalistieke exceptie te vallen zal het materiaal dat door de drone is vergaard enige maatschappelijke relevantie moeten hebben. Deze is er niet bij het filmen van de buren, maar wel bij een grote missstand. 144 Het ligt dus aan de situatie of de journalistieke exceptie ingeroepen kan worden. Dit blijkt ook uit de memorie van toelichting van de Wbp waarin staat dat het niet gaat om wie de gegevens verwerkt, maar waarom de gegevens verwerkt worden. 145 3.4.4 Actoren Wbp Een van de belangrijkste actoren in de Wbp is de verantwoordelijke. Hij is degene die het doel en de middelen van de verwerking vaststelt. 146 De verantwoordelijke heeft de zeggenschap over de verwerking. Deze kan ook een rechtspersoon zijn. 147
137 138

Artikel 1 sub b Wbp. Berkvens & Prins 2004, p. 357. 139 Artikel 2 Wbp. 140 Hooghiemstra & Nouwt 2012, p. 33. 141 Hooghiemstra & Nouwt 2012, p. 34. 142 Schiphof 2008, p. 208. 143 Schiphof 2008, p. 208. 144 Hins 2013, p. 104. 145 Kamerstukken II, 25 892, nr. 3, p. 74. 146 Artikel 1 onder d Wbp. 147 Berkvens & Prins 2004, p. 359.

31

Daarnaast is de bewerker een belangrijk begrip. Dit is degene die ten behoeve van de verantwoordelijke persoonsgegevens verwerkt zonder aan zijn rechtstreeks gezag te zijn onderworpen. 148 Het begrip bewerker speelt wanneer de verantwoordelijke de verwerking heeft uitbesteed aan een derde. Deze derde heeft geen zeggenschap over het doel en de middelen voor de verwerking. Hij is niet degene die de beslissingen neemt over onder andere het gebruik van de gegevens. 149 3.4.5 Grondslagen In artikel 6 en 7 van de Wbp staat dat gegevensverwerking in overeenstemming met de wet en op behoorlijke en zorgvuldige wijze moeten gebeuren. De grondslagen waarop persoonsgegevens mogen worden verwerkt worden opgesomd in artikel 8 Wbp. Dit artikel luidt:
Persoonsgegevens mogen slechts worden verwerkt indien: a. de betrokkene voor de verwerking zijn ondubbelzinnige toestemming heeft verleend; b. de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene partij is, of voor het nemen van precontractuele maatregelen naar aanleiding van een verzoek van de betrokkene en die noodzakelijk zijn voor het sluiten van een overeenkomst; c. de gegevensverwerking noodzakelijk is om een wettelijke verplichting n a te komen waaraan de verantwoordelijke onderworpen is; d. de gegevensverwerking noodzakelijk is ter vrijwaring van een vitaal belang van de betrokkene; e. de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak door het desbetreffende bestuursorgaan dan wel het bestuursorgaan waaraan de gegevens worden verstrekt, of f. de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie de gegevens worden verstrekt, tenzij het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, prevaleert.

Persoonsgegevens mogen bijvoorbeeld verwerkt worden als de betrokkene ondubbelzinnige toestemming heeft gegeven. De grond genoemd onder f wordt in de praktijk het meeste gebruikt. Met dit restartikel kan een afweging worden gemaakt tussen het belang van privacy en een ander belang, bijvoorbeeld de vrijheid van meningsuiting. In artikel 9 wordt ten slotte nog genoemd dat persoonsgegevens niet verder worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen. 3.4.6 Gevoelige gegevens De Wbp kent een zwaarder regime voor gevoelige gegevens. Hierbij gaat het onder andere om gegevens over iemands godsdienst of levensovertuiging, ras, politieke gezindheid, gezondheid, seksuele leven en lidmaatschap van een vakvereniging. Deze gevoelige gegevens kunnen ook een rol spelen bij het gebruik van drones. Zo zijn op camerabeelden iemands huidskleur en soort kleding zichtbaar. Op grond hiervan kan iemands etniciteit worden afgeleid. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat foto’s en beeldopnamen als rasgegevens moeten worden be148 149

Artikel 1 onder e Wbp. Berkvens & Prins 2004, p. 361.

32

schouwd. 150 Ook blijkt bij beelden van een persoon in een rolstoel zijn gezondheidstoestand. 151 De beelden zijn dan bij openbaarmaking een grotere inbreuk op de privacy. Daarom zijn strengere regels op verwerking van deze gegevens gerechtvaardigd. De Wbp noemt deze gevoelige gegevens ‘bijzondere persoonsgegevens’. Artikel 16 Wbp verbiedt verwerking van deze ‘bijzondere persoonsgegevens’, behoudens de uitzonderingen die genoemd staan in de Wbp. Artikel 18 Wbp noemt bijvoorbeeld enkele uitzondering voor het verbod op de verwerking van rasgegevens. Ook geeft artikel 23 Wbp enige algemene uitzonderingsgronden op artikel 16 Wbp. De eisen aan deze uitzonderingen zijn strenger dan bij verwerking van gewone persoonsgegevens. 3.4.7 Verplichtingen verantwoordelijke In de artikelen 33 en 34 van de Wbp staat dat de betrokkene moet worden geïnformeerd over de gegevensverwerking. De informatieverstrekking omvat de identiteit van de verantwoordelijke, de doeleinden van de verwerking, de ontvangers en de eventuele overdracht naar andere landen. Als de betrokkene al op de hoogte is van de gegevensverwerking, dan hoeft geen mededeling worden gedaan. Het kan een onevenredige inspanning zijn om aan de plicht tot informatieverstrekking te voldoen. In dat geval hoeft de betrokkene niet geïnformeerd te worden. 152 3.4.8 Rechten van betrokkenen Als persoonsgegevens worden verwerkt biedt de Wbp de volgende rechten. Als eerste heeft het datasubject het recht op kennisneming van de verwerking van gegevens. In artikel 35 Wbp wordt dit recht geregeld. Hij kan de verantwoordelijke verzoeken hem mede te delen of zijn persoonsgegevens worden verwerkt. Als de gegevens zijn verkregen, kan de betrokkene een beroep doen op het correctierecht van artikel 36 Wbp. Via dit artikel kan de verantwoordelijke worden verzocht de gegevens te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen, of af te schermen als de gegevens feitelijk onjuist zijn, het doel onvolledig is of niet ter zake doet, dan wel anderszins in strijd met een wettelijk voorschrift wordt verwerkt. Ten slotte kan de betrokkene ook zijn recht van verzet inroepen. 153 Dan verzoekt hij dat de verwerking van zijn persoonsgegevens wordt stopgezet. 3.4.9 Uitzondering plichten verantwoordelijke De verantwoordelijke kan een beroep doen op de uitzondering van artikel 43 Wbp, waardoor hij bepaalde verplichtingen niet (helemaal) hoeft na te komen. Op deze manier is een nuance op de Wbp mogelijk. De structuur van artikel 43 lijkt op artikel 8 lid 2 EVRM. 154 Bepaalde

150 151

HR 23 maart 2010, LJN BK6331. Van der Sloot 2012, p. 17. 152 Kranenborg & Verhey 2011, p. 120-124. 153 Artikel 40 Wbp. 154 Kranenborg & Verhey 2011, p. 139.

33

artikelen van de Wbp kunnen worden beperkt voor zover het noodzakelijk is in het belang van:
a. b. c. d. e. de veiligheid van de staat; de voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten; gewichtige economische en financiële belangen ven de staat en andere openbare lichamen; het toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften die zijn gesteld ten behoeve van de belangen, bedoeld onder b en c; of de bescherming van de betrokkene of van de rechten en vrijheden van anderen.

Met het woord ‘anderen’ in het laatste lid wordt ook de verantwoordelijke zelf bedoeld. 155 Er kan dan een afweging gemaakt worden tussen de belangen van de betrokkene en de belangen van de verantwoordelijke. Hierbij is de proportionaliteit belangrijk. De Wbp speelt een rol als de beelden die door drones zijn gefilmd worden verwerkt. Bij enkel filmen zonder enige vorm van verwerking is de Wbp dus niet van toepassing. Belangrijk is of er een grondslag is voor de verwerking. De grondslag kan bestaan uit toestemming of een afweging met een ander belang. Een ander belangrijk begrip is ‘bijzondere persoonsgegevens’. Ook drones kunnen bijzondere persoonsgegevens maken.

3.5

Cameratoezicht artikelen 441b en 139f Wetboek van Strafrecht

Ook in de Nederlandse strafwet staan enkele artikelen over cameratoezicht. De voor deze scriptie relevante artikelen zijn artikelen 441b en 139f van het Wetboek van Strafrecht. 3.5.1 Artikel 441b Wetboek van Strafrecht Het heimelijk filmen in de openbare ruimte is onderwerp van de Nederlandse strafwet, namelijk in artikel 441b Wetboek van Strafrecht. Hierbij kan gedacht worden aan filmen op straat.
Met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de derde categorie wordt gestraft hij die, gebruik makende van een daartoe aangebracht technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, van een persoon, aanwezig op een voor het publiek toegankelijke plaats, wederrechtelijk een afbeelding vervaardigt.

In de memorie van toelichting wordt aan de hand van een voorbeeld de toepassing van artikel 441b Sr uitgelegd. Het voorbeeld dat wordt gebruikt is het gebruik van webcams voor het filmen van straten en pleinen, bijvoorbeeld ter promotie van een toeristische bestemming. Of er sprake is van een overtreding op grond van artikel 441b Sr hangt af van verschillende factoren. Een daarvan is of het al dan niet de bedoeling is geweest om een afbeelding van een persoon te vervaardigen. Als een persoon niet herkenbaar in beeld wordt gebracht, wordt niet voldaan aan het vereiste oogmerk om een afbeelding te vervaardigen. Bij het filmen met een webcam staan mensen vaak onherkenbaar op de beelden. Het filmen met een webcam op straat valt daarom niet onder artikel 441b Sr, vanwege de matige kwaliteit van de lens en de hoge afstand waarop gefilmd wordt. Er wordt niemand herkend en er wordt dus geen afbeel155

Kranenborg & Verhey 2011, p. 140.

34

ding van een persoon vervaardigd. 156 Elementen die bij artikel 441b Sr meespelen zijn verder de plaats waar de camera bevestigd is en technische mogelijkheden van de camera, zoals in hoeverre de camera kan uitzwenken en inzoomen. 157 3.5.2 Artikel 139f Wetboek van Strafrecht Artikel 139f Wetboek van Strafrecht omschrijft het delict van heimelijk filmen in een nietopenbare ruimte. Hierbij kan gedacht worden aan het filmen van de binnenkant van een woning. In artikel 139f Sr staat:
Met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft: 1. hij die, gebruik makende van een technisch hulpmiddel waarvan de aanwezigheid niet op duidelijke wijze kenbaar is gemaakt, opzettelijk en wederrechtelijk van een persoon, aanwezig in een woning of op een andere niet voor het publiek toegankelijke plaats, een afbeelding vervaardigt; 2. hij die de beschikking heeft over een afbeelding welke, naar hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, door of ten gevolge van een onder 1° strafbaar gestelde handeling is verkregen.

Artikel 139f van het Wetboek van Strafrecht stelt het strafbaar om met een technisch hulpmiddel heimelijk een afbeelding te vervaardigen van een persoon, terwijl deze persoon zich in zijn huis of in een niet voor het publiek toegankelijke plek bevindt. Met technisch hulpmiddel wordt zowel een filmcamera als een fototoestel bedoeld. 158 De achterliggende gedachte van dit artikel is dat als iemand gefilmd wordt zonder dat hij het doorheeft, dit een inbreuk op iemands persoonlijke levenssfeer kan zijn. 159 De strafmaat is hoger dan bij artikel 441b Sr, omdat op een niet-openbare plaats meer privacy verwacht mag worden. Artikel 139f Sr ontstond eind jaren 60, begin jaren 70. De technologie had zich toen zodanig verbeterd dat het mogelijk was om met technische hulpmiddelen binnen te dringen in iemands persoonlijke levenssfeer. Door deze technologische vooruitgang werd het nodig geacht een wet te maken om de privésfeer van de bevolking te beschermen. 160 De reikwijdte van artikel 139f Sr is beperkt tot iemands huis en plaatsen die niet voor het publiek toegankelijk zijn. De reden hiervoor is dat bij deze plaatsen men erop mag vertrouwen niet heimelijk gefilmd te worden. 161 Tuinen en erven vallen volgens de memorie van toelichting uit parlementair jaar 1967/68 niet onder de wetsbepaling, want daar is iemand niet gevrijwaard om bekeken te worden door anderen. 162 Veel mensen hebben immers zicht op de tuin en het erf van de buren. Later is men de wetsbepaling wat ruimer op gaan vatten, waardoor ook tuinen en erven onder artikel 139f Sr zijn gaan vallen. 163 Over de praktische toepassing van artikel 139f Sr worden enkele voorbeelden gegeven in de memorie van toelichting uit 2001. Eén voorbeeld gaat over het beveiligen met camera’s
156 157

Kooij 2013, p. 252. Kamerstukken II 2000/01, 27 732, nr. 3 (MvT). 158 Kamerstukken II 2000/01, 27 732, nr. 5. 159 Kamerstukken II 2000/01, 27 732, nr. 3 (MvT). 160 Kamerstukken II 2000/01, 27 732, nr. 3 (MvT). 161 Kamerstukken II 2000/01, 27 732, nr. 3 (MvT). 162 Kamerstukken II 1967/68, 9649, nrs. 1–2. 163 Kamerstukken II 2000/01, 27 732, nr. 3 (MvT).

35

van iemands eigen woonomgeving. Hierbij geldt dat het cameragebruik kenbaar moet zijn. Dit betekent dat bezoekers op de hoogte moeten worden gesteld van de beveiligingscamera’s. Zo weten ze dat er beelden kunnen worden vervaardigd. Dit is ook bevestigd in rechtspraak. 164 Ze mogen er op vertrouwen dat de persoonlijke levenssfeer wordt gerespecteerd. Indien dat niet het geval is zal immers artikel 139f Sr ingeroepen kunnen worden. 165 Ook wordt er een voorbeeld gegeven van het plaatsen van een camera in een pashokje van een winkel. Een winkeleigenaar moet dan kijken of er ook minder vergaande veiligheidsmaatregelen zijn in plaats van filmcamera’s in pashokjes. Subsidiariteit is volgens de wetgever dus van belang bij artikel 139f Sr. Uit deze voorbeelden blijkt dat het uitmaakt of de gefilmde wist dat hij gefilmd werd en of er filmapparatuur zichtbaar is. Dit is ook van belang bij de civiele toepassing van drones. Bij beide artikelen is het van belang dat het cameratoezicht kenbaar is. Het is verboden om niet aan te kondigen dat iemand gefilmd wordt. Verder maakt uit welke techniek gebruikt wordt. Ook is van belang of de filmapparatuur zichtbaar is, in hoeverre de camera kan inzoomen en hoe scherp de beelden zijn. Beide artikelen stellen als voorwaarde dat een afbeelding ‘vervaardigd’ moet worden. Met vervaardigen wordt volgens de memorie van toelichting niet alleen bedoeld dat een afbeelding wordt vastgelegd op een informatiedrager, maar ook het filmen zonder dat er opnames worden gemaakt. 166

3.6

Portretrecht

Er zijn drones waarmee de trekken van iemands gezicht kunnen worden vastgelegd op een hoge afstand. 167 Iemands gezicht kan op deze manier herkend worden. Als gezichten kunnen worden herkend door drones, levert dit ook vraagstukken op op het gebied van het portretrecht. Het portretrecht is immers het recht om zelf te mogen beslissen of je eigen beeltenis geopenbaard mag worden. Door het gebruik van drones kan zonder toestemming iemands gezicht gebruikt worden, terwijl de geportretteerde vaak niet eens weet dat er een portret van hem is genomen. Het portretrecht is van belang als er afbeeldingen worden gemaakt waarop een persoon te herkennen is. Het gaat er om dat iemands identiteit uit het portret naar voren komt. 168 Dit kan betekenen dat het gezicht van een persoon of andere lichaamsdelen zichtbaar is. 169 Echter, ook aan iemands houding kan een persoon herkend worden. 170 De manier waarop het portret is vastgelegd is niet van belang. Het portret kan onder andere een schilderij, een foto, karikatuur of een rechtstreekse tv-uitzending zijn. 171

164 165

HR 25 juni 1974, NJ 1974, 455. Kamerstukken II 2000/01, 27 732, nr. 3 (MvT). 166 Kamerstukken II 2000/01, 27 732, nr. 3 (MvT). 167 Coeckelbergh 2013, p. 95. 168 Gielen 2011, p. 503. 169 Gielen 2011, p. 502. 170 Gielen 2011, p. 503. 171 Gielen 2011, p. 503.

36

Artikel 19 en 20 Auteurswet regelen portretten waarvoor de geportretteerde toestemming heeft gegeven. Dit zijn vaak geregisseerde portretfoto’s. Om deze foto’s te mogen gebruiken is toestemming van de rechthebbende en geportretteerde nodig. Artikel 21 Auteurswet gaat over portretten die niet in opdracht zijn gemaakt en luidt als volgt.
Is een portret vervaardigd zonder daartoe strekkende opdracht, den maker door of vanwege den geportretteerde, of te diens behoeve, gegeven, dan is openbaarmaking daarvan door dengene, wien het auteursrecht daarop toekomt, niet geoorloofd, voor zoover een redelijk belang van den geportretteerde of, na zijn overlijden, van een zijner nabestaanden zich tegen de openbaarmaking verzet.

Iemand overtreedt mogelijk dit artikel als er geen toestemming is gegeven door de geportretteerde. Vaak houdt dit in dat de geportretteerde heimelijk is gefotografeerd. In beginsel mogen de gemaakte foto’s zonder toestemming gebruikt worden. Echter, als de geportretteerde een ‘redelijk belang’ heeft dat zich tegen openbaarmaking verzet, dan is openbaarmaking niet geoorloofd. Een redelijk belang kan zijn dat iemand gevaar loopt bij publicatie. Ook biedt het portretrecht bescherming als de afbeeldingen bloot en erotiek bevatten. 172 Bescherming van de privacy van verdachten van misdrijven wordt ook via het portretrecht geregeld. 173 In het zogenoemde Schaep-arrest is bepaald dat ook een commercieel motief een redelijk belang kan zijn. 174 Dit biedt de mogelijkheid voor bekende personen om hun imagorechten uit te oefenen. 175 Als een beroemd persoon ongevraagd wordt geportretteerd speelt ook nog een financieel aspect mee. Beroemdheden kunnen met hun opgebouwde populariteit een meerwaarde vormen voor een bepaald product. Dit wordt character merchandising genoemd. De beroemdheid dient te profiteren van deze character merchandising. Het is niet de bedoeling dat anderen daarvan meeprofiteren door foto’s van een beroemdheid te publiceren. 176 Daarom kan ook in dit geval het portretrecht soelaas bieden. Bescherming tegen exploitatie wordt als een nieuwe categorie ‘redelijke belang’ beschouwd. 177 In Nederland heeft het Ferdi E arrest ertoe geleid dat het portretrecht werd “ingebed” door de privacywetgeving. 178 In deze zaak werden twee foto’s gepubliceerd van Ferdi E, de moordenaar van G.J. Heijn. Ferdi E meende dat het redelijk belang een absoluut aanspraak op het portretrecht betekende. De Hoge Raad heeft echter vastgesteld dat het ‘redelijk belang’ van artikel 21 Auteurswet een belangenafweging niet uitsluit. Het portretrecht kan dus bijvoorbeeld worden afgewogen met de vrijheid van meningsuiting, net als bij andere privacyregelgeving gebeurt. Dit betekent dat het portretrecht ook kan worden afgewogen met de vrijheid van informatievergaring.

HR 30 oktober 1987, NJ 1988, 277. Gielen 2011, p. 504. 174 HR 19 januari 1979, NJ 1979, 383 (’t Schaep met de vijf pooten). 175 Hugenholtz 2009, p. 235. 176 Gielen 2011, p. 506-507. 177 Gielen 2011, p. 506. 178 HR 21 januari 1994, NJ 1994, 473, m.nt. Verkade; Annotatie E.J. Dommering bij EHRM 15 januari 2009, nr. 1234/05 (Reklos en Davourlis/Griekenland) en Hof Amsterdam 14 april 2009 (Tirion/Sauerbreij en Elhorst), AMI 2009-5, nr. 18 en 19, p. 188-198.
173

172

37

Daarnaast kan in die afweging ook een rol spelen of de geportretteerde in een eerder stadium toestemming heeft gegeven tot publicatie. 179 Sancties op grond van de artikelen over portretrecht zijn een verbod op verdere publicatie, het uit de handel halen van de publicatie. Ook schadevergoeding behoort tot de mogelijkheden. 180 3.7 Richtlijnen College bescherming persoonsgegevens (CBP)

Ten slotte valt nog te wijzen op de mogelijkheid van het College bescherming persoonsgegevens (CBP) om adviezen uit te brengen. Soms zijn deze adviezen bij wet verplicht. 181 Tevens kan het CBP op eigen initiatief advies uitbrengen. 182 Bij deze adviezen richt het CBP zich in het bijzonder op de wijze waarop de regels in de praktijk doorwerken. 183 Deze adviezen worden vaak geraadpleegd vanwege de praktische benadering. Een voorbeeld van een dergelijk advies is het rapport genaamd ‘CBP Richtsnoeren Publicatie van Persoonsgegevens op Internet’. 184 3.8 Afsluitend

Het juridisch kader bij de private toepassing van drones bevat artikelen uit diverse wetten. Ook de uitspraken van het EHRM zijn belangrijk vanwege de begrippen die erin geïntroduceerd worden. Hoewel de privacywetgeving complex is, vallen uit de diverse wetten en uitspraken wel bepaalde punten te halen die meerdere keren naar voren komen. Deze elementen zijn van belang voor een goede privacybescherming. Als eerste moet er gekeken worden of het bekend was bij de betrokkene dat hij gefilmd werd. Daarnaast is het begrip ‘redelijke privacyverwachting’ belangrijk. Het hangt van de omstandigheden af in hoeverre iemand privacy mag verwachten. Tevens maakt het uit of de beelden de publieke of niet-publieke ruimte laten zien. Ook speelt het gebruik van de beelden mee. Sommige artikelen stellen eisen als ‘openbaarmaking’ en ‘verwerking’ voordat ze toepasbaar zijn. Ten slotte speelt de duur en frequentie van de privacyschending een rol.

179 180

Hof Amsterdam 8 december 1994, KG 1995, 274 (Eveline v. B./RTL4). Gielen 2011, p. 507-508. 181 Artikel 51 lid 2 Wbp. 182 Kranenborg & Verhey 2011, p. 151. 183 Kranenborg & Verhey 2011, p. 151. 184 CBP Richtsnoeren 2007.

38

Hoofdstuk 4: Privacyvraagstukken

In dit hoofdstuk worden verschillende privacyvraagstukken betreffende de civiele toepassing van drones bekeken aan de hand van het juridisch kader dat in hoofdstuk 3 is geschetst. Op grond van dit onderzoek moet de deelvraag worden beantwoord, namelijk tot welke privacykwesties drones leiden als ze door burgers gebruikt worden. In hoofdstuk 2 kwam naar voren dat drones unieke eigenschappen hebben, waardoor de vergelijking met ander cameragebruik niet altijd opgaat. In het vorige hoofdstuk kwam in de afsluitende paragraaf naar voren welke elementen van belang zijn voor een goede privacybescherming. In dit hoofdstuk gaan we de unieke eigenschappen van drones duiden aan de hand van de elementen van de privacywetgeving. Het resultaat hiervan zijn de privacyvraagstukken bij de civiele toepassing van drones. In hoofdstuk 5 kunnen we vervolgens kijken of het privacyrechtelijk kader nog toereikend is ten aanzien van deze privacyvraagstukken.

4.1

Kenbaarheid

In hoofdstuk 2 kwam naar voren dat drones zich vrij kunnen bewegen. Ze kunnen hoog vliegen, waarna ze soms zelfs niet meer zichtbaar zijn voor personen op de grond. Door de snelle ontwikkelingen bij drones, is het slechts een kwestie van tijd voordat alle drones een dusdanige hoogte kunnen bereiken. Uit het juridisch kader bleek het belang van ‘kenbaarheid’ bij een goede privacybescherming. Doordat drones zo hoog kunnen vliegen is het voor burgers niet altijd kenbaar of ze gefilmd worden door drones. Ook is het moeilijk te zien wie de eigenaar is en wat het doel is van de filmopnames. Ook dat komt de kenbaarheid van drones niet ten goede. Er kan een zogenaamd ‘chilling effect’ ontstaan omdat burger niet weten of ze gefilmd worden. Ze gaan zich anders gedragen want het zou kunnen dat ze gefilmd worden. Dit doen ze zelfs op momenten dat ze niet worden gevolgd. 185 Door het toegenomen gebruik van drones zal dit ‘chilling effect’ een steeds grotere kwestie worden. 186 De kans is dan immers groter om ongemerkt gefilmd te worden. Door de grotere media-aandacht voor drones kan dit nog versterkt worden. Het is de vraag hoe de privacywetgeving omgaat met het ‘chilling effect’ bij drones. In hoofdstuk 5 gaan we na of het privacyrechtelijk kader voldoende oplossingen biedt om ervoor te zorgen dat drones voldoende kenbaar zijn.

4.2

Redelijke privacyverwachting

In hoofdstuk 2 werd gesteld dat drones eenvoudig in gebieden kunnen komen waar mensen normaal gesproken niet bespied worden. Personen worden ineens gefilmd in gebieden waar ze dit niet verwachten. Voorbeelden van dit soort gebieden zijn natuurgebieden en afgesloten

185 186

Solove 2004, p. 31. Schermer & Van der Heide 2013, p. 1776.

39

evenementen, zoals een afgesloten training van Oranje. In deze gebieden hadden ze een hogere privacyverwachting dan in een winkelstraat. 187 Drones hebben dus een negatieve invloed op de redelijke privacyverwachting van mensen, doordat drones afgelegen of afgesloten gebieden kunnen bereiken. In hoofdstuk 3 werd duidelijk hoe het EHRM inhoud geeft aan dit leerstuk. Het is een belangrijk element in de Nederlandse privacywetgeving. Of dit begrip ook voldoende wordt erkend als het gaat om drones komt in hoofdstuk 5 aan de orde.

4.3

Publieke en niet-publieke ruimte

Uit hoofdstuk 2 bleek dat drones hoger kunnen vliegen dan al bestaande filmmethoden. Dat betekent dat drones ook meer kunnen zien. Op de beelden kunnen dan zowel beelden uit de publieke als de niet-publieke ruimte te zien zijn. In hoofdstuk 3 kwam dit onderscheid naar voren in bijna de gehele privacyregelgeving. Filmen van de niet-publieke ruimte wordt als een grotere privacyinbreuk beschouwd dan filmen in de publieke ruimte. In hoeverre de privacywetgeving op dit punt voldoende bescherming biedt bij drones komt in het volgende hoofdstuk naar voren. Daarnaast is er nog een privacykwestie over de niet-publieke ruimte. Drones kunnen alle plekken van een huis filmen. Ze kunnen bij verschillende ramen en deuren naar binnen filmen. 188 Dit in tegenstelling tot vaste camera’s die slechts vanaf één punt kunnen filmen. Bij vaste camera’s kan de bewoner er voor kiezen om bepaalde deuren en ramen te blinderen. 189 Bij drones is dat niet mogelijk. Het lijkt erop dat drones een grotere inbreuk kunnen vormen op de privacy in de niet-publieke ruimte. Hoe daarop gereageerd kan worden via de privacywetgeving komt in hoofdstuk 5 aan bod.

4.4

Stelselmatigheid

Uit hoofdstuk 2 blijkt dat een drone wendbaarder is dan andere filmmethoden. Een drone kan, in tegenstelling tot een beveiligingscamera, zweven boven een bepaald object en dit object volgen. Daardoor kan met een drone iemand langdurig en frequent worden gevolgd. 190 In het privacyrechtelijk kader wordt met name in de Caroline von Hannover uitspraak belang gehecht aan de mate van stelselmatigheid die iemand ondervindt. 191 De vraag is echter of de stelselmatigheid voldoende meespeelt in het privacyrechtelijk kader als het om drones gaat. Dit privacyvraagstuk zal vooral spelen bij journalisten, omdat een drone geschikt is om beroemdheden structureel te filmen voor de tabloidjournalistiek. Doordat deze privacykwestie in het bijzonder speelt bij journalisten, komt hier ook de vraag aan de orde welke voordelen een journalist precies heeft. Ook deze vraag wordt beantwoord in het volgende hoofdstuk.

187 188

Schermer & Van der Heide, p. 1776. Schermer & Van der Heide, p. 1776. 189 Schermer & Van der Heide, p. 1776. 190 Nouwt, De Vries & Prins 2005, p. 118. 191 EHRM 24 juni 2004, nr. 59320/00 (Caroline von Hannover/Duitsland).

40

4.5

Afsluitend

De unieke eigenschappen van drones leiden tot enige privacyvraagstukken. Na het langslopen van belangrijke elementen uit het privacyrechtelijk kader, komen de volgende privacyvraagstukken naar voren. Ten eerste zijn drones niet altijd te zien. Daardoor weten mensen niet wanneer en door wie ze in de gaten worden gehouden. Er lijken bij drones privacykwesties te zijn op het gebied van de ‘kenbaarheid’. Ten tweede kunnen drones gebieden bereiken waar anderen niet kunnen komen. Dit kan er toe leiden dat mensen gefilmd worden in gebieden waar ze normaal gesproken een ‘redelijke privacyverwachting’ ervaren. Ten derde kunnen drones meer waarnemen dan andere filmmethoden. Daardoor is de kans groter dat zowel de publieke als niet-publieke ruimte wordt gefilmd. Ook kunnen drones eenvoudiger de niet-publieke ruimte filmen doordat ze beweeglijk zijn. Een raam afplakken heeft dan geen zin. Ten slotte zijn drones wendbaarder dan andere filmmethoden, waardoor ze stelselmatig mensen kunnen volgen. Dit is met name van belang voor journalisten die drones gebruiken. Bij journalisten speelt ook nog mee dat ze bepaalde voordelen kunnen hebben op andere gebruikers van drones.

41

Uit hoofdstuk 4 bleek dat er bepaalde privacyvraagstukken samenhangen met de unieke eigenschappen van drones. In dit hoofdstuk geef ik aan in hoeverre het privacyrechtelijk kader hierbij toereikend is en wat er aan gedaan kan worden zodat het juridisch kader duidelijke bescherming biedt bij het civiele gebruik van drones. De deelvraag van dit hoofdstuk is als volgt: is het huidige juridisch kader toereikend ten aanzien van de privacykwesties door drones? Deze vraag zal beantwoord worden aan de hand van de privacyvraagstukken uit het vorige hoofdstuk op het gebied van kenbaarheid, redelijke privacyverwachting, het verschil tussen publieke en niet-publieke ruimte en de stelselmatigheid. Het laatste privacyvraagstuk over stelselmatigheid zal toegespitst zijn op het gebruik van drones door journalisten, omdat in het bijzonder journalisten een drone stelselmatig tegen andere personen zullen willen inzetten.

Hoofdstuk 5: Is het huidige kader toereikend?

5.1

Kenbaarheid

De eerste privacykwestie uit hoofdstuk 4 was dat burgers niet altijd bekend zijn met het filmen door drones. Dit komt door de hoge afstand waarop drones kunnen vliegen. Een oplossing om de kenbaarheid te verbeteren is om mensen voldoende te informeren wanneer ze gefilmd worden. Zo hoeven ze niet bang te zijn onverwachts gefilmd te worden. In de mededeling moet staan dat iemand gefilmd wordt door drones. Tevens moet hierin worden aangegeven met welk doel en door wie gefilmd wordt. 192 Als het privacyrechtelijk kader het gebruik van drones voldoende kenbaar maakt bij het publiek, dan is de wet toereikend. In de privacywetgeving wordt een informatieverplichting gesteld in artikelen 33 en 34 Wbp. Ook bleek uit het juridisch kader dat in de Wbp toestemming een grondslag kan zijn tot het verwerken van persoonsgegevens. Ook is men pas strafbaar op grond van de artikelen 441b en 139f WvS als er heimelijk is gefilmd. Ook blijkt uit de memorie van toelichting het belang van kenbaarheid. 193 Uit deze bepalingen komt de achterliggende gedachte naar voren dat voor iedereen kenbaar moet zijn dat ze gefilmd worden, anders is er al snel een probleem op het gebied van privacy. Uit de bovenstaande regelgeving komt het belang van kenbaarheid naar boven, maar het is niet toegespitst op drones. Dit is te begrijpen, omdat de vele (technische) manieren waarop privacy geschonden wordt niet allemaal apart geregeld kunnen worden. Vaak kiest de wetgever ervoor om de artikelen technologieneutraal te omschrijven. Voordeel hiervan is dat de wetten eenvoudig toepasbaar zijn op nieuwe technologieën. Het nadeel is dat de regelgeving vaag is, wat nadelig kan zijn voor de rechtsbescherming. 194 Dit nadeel speelt ook bij de informatieverplichting bij drones. Bij drones zal het namelijk moeilijk zijn om iemand te informeren over het filmen. Bij een beveiligingscamera wordt wel eens een bord met informatie
192 193

Schermer & Van der Heide 2013, p. 1776. Kamerstukken II 2000/01, 27 732, nr. 3 (MvT). 194 Koops, Leenes, De Hert 2008.

42

geplaatst of een sticker op de beveiligingscamera gezet. Dit is echter geen optie bij een drone. Door de beweeglijkheid van een drone heeft een bord op de grond geen zin. En een sticker op een drone zal meestal niet zichtbaar zijn voor degene die gefilmd wordt. Wel kan de bestuurder van de drone anderen informeren als hij niet te ver verwijderd is van de drone. Het zal echter niet vaak gebeuren dat de bestuurder laat weten dat hij iemand gaat filmen met een drone. Tevens is een mededeling wel mogelijk als vooraf duidelijk is wie gefilmd gaat worden. Een voorbeeld hiervan is als er met een drone gefilmd wordt in een gesloten ruimte. Bij het voorbeeld van de NOS die in de gangen van de Tweede Kamer met een drone vloog, konden het personeel en leden van de Tweede Kamer eenvoudig worden geïnformeerd, bijvoorbeeld door een interne e-mail. 195 Echter, als het onmogelijk is of onevenredig veel moeite kost om iemand te informeren, dan mag het achterwege gelaten worden in de Wbp. 196 Vooral bij gebruik van drones in de publieke ruimte zal het vaak onmogelijk zijn iedereen over de beelden te informeren. Dan zal deze uitzondering gebruikt worden. In dat geval zijn mensen dus niet geïnformeerd, waardoor mensen niet zeker weten of ze gefilmd worden door een drone. Dit kan leiden tot een ‘chilling effect’. Op een aantal punten is de informatieverplichting dus niet toepasbaar op drones. De wetgeving zorgt er niet voor dat iedereen bekend is met het gebruik van drones. In dat opzicht is het privacyrechtelijk kader dus niet toereikend. Het is echter de vraag of het privacyrechtelijk kader daarom veranderd moet worden. Immers, als de wetgeving te technologiespecifiek wordt, is er de kans dat de wet maar op een klein terrein toepasbaar is. Daarnaast is het aanpassen van de wet voor elke nieuwe technologie onmogelijk. Door de wet ruim op te stellen, hoeft de wet niet telkens aangepast worden en valt een nieuwe technologie meteen onder het privacyrechtelijk kader. Nadeel is dat er dan geen oplossing is voor het gebrek aan kenbaarheid bij drones. Een mogelijke oplossing kan zijn om een nadere regeling te maken specifiek voor het civiele gebruik van drones. Het CBP maakt nadere regelingen en adviezen die de praktische toepassing van het privacyrechtelijk kader verduidelijken. Ze hebben al richtsnoeren opgesteld voor het verwerken van privacygegevens op internet. 197 Richtsnoeren kunnen ook opgesteld worden voor een specifiek onderwerp, zoals de informatieplicht van basisscholen ten aanzien van het rapport van basisschoolkinderen. 198 Het is dus ook mogelijk om richtsnoeren op te stellen met betrekking tot het civielrechtelijk gebruik van drones. Hierin kan dan geregeld worden dat drones die door burgers gebruikt worden niet hoger dan een bepaalde afstand mogen vliegen. Door deze maatregel is de drone altijd te zien waardoor personen niet bang hoeven te zijn dat ze ongemerkt in de gaten gehouden worden. De kenbaarheid bij de mensen dat ze gefilmd worden door drones wordt op deze manier vergroot.

195 196

Bronzwaer & Houtekamer 2012a. Artikel 35 Wbp. 197 CBP Richtsnoeren 2007. 198 CBP Richtsnoeren 2009.

43

5.2

Redelijke privacyverwachting

De tweede privacykwestie betreft de mogelijkheid van drones om plaatsen te bereiken waar mensen een hoge privacy verwachten. Hierbij kan gedacht worden aan een natuurgebied of een afgesloten terrein. 199 De redelijke privacyverwachting van een persoon moet worden meegewogen in de mate van privacyschending, zodat van belang is of een drone in een gebied filmt waar een hoge privacyverwachting is of niet. Artikel 8 sub f Wbp biedt de mogelijkheid om een afweging te maken tussen de mate van de schending van privacy en het belang van degene die aan het filmen is. De gegevensverwerking moet altijd ‘noodzakelijk’ zijn. Dit impliceert dat er een afweging kan worden gemaakt. Als de inbreuk op de privacy hoger is, kan eerder de verwerking van persoonsgegevens worden verboden op grond van artikel 8 Wbp onderdeel f. In de Wbp zou ook rekening moeten worden gehouden met de plaats waar iemand is gefilmd. De wet dient er rekening mee te houden dat iemand op de plek waar hij gefilmd werd normaal gesproken niet bespied kon worden. Dat de drone deze verwachting doorbreekt, maakt dat in deze situatie een grotere privacyinbreuk is dan op andere plekken door andere filmmethoden. Dit dient te worden meegewogen in de afweging. Ook bij het portretrecht zou mee kunnen spelen op welke plek iemand geportretteerd werd, zij het op een indirecte manier. Vanwege de fixatie van het portretrecht op de afbeelding zelf, lijkt het niet zo van belang waar de foto gemaakt is. Wel ziet het portretrecht op de aard van de afbeelding. 200 Dit kan inhouden dat als iemand te kijk wordt gezet door de foto dat van invloed kan zijn op het ‘redelijk belang’ van de geportretteerde. 201 Zo zou een drone een afbeelding kunnen maken van iemand op een beschut naaktstrand. Drones kunnen immers eenvoudiger op beschutte plaatsen komen dan andere methodes om afbeeldingen mee te maken. In hoofdstuk 2 hebben we al gezien dat bij bloot en erotiek er al gauw sprake is van een redelijk belang. In dat opzicht kan het dus meespelen dat de drone plekken kan bereiken waar anderen een ‘reasonable expectation of privacy’ ervaren, zij het op een indirecte manier. De plaats waar een drone filmde moet worden meegewogen in de vraag in hoeverre er een inbreuk op de privacy was. Het huidige privacyrechtelijk kader biedt de mogelijkheid om afwegingen te maken, dus kan in die afweging ook de locatie waar werd gefilmd worden meegewogen. Wat dat betreft is er afdoende privacybescherming. Nadere regelgeving hiervoor is niet nodig, want men kan moeilijk een lijstje maken met plaatsen waar een hoge privacy verwacht kan worden en plaatsen waar er minder privacy valt te verwachten. Ook hangt het van de context af of op een plek veel privacy verwacht kan worden. Zo hoeft een natuurgebied niet altijd een plaats te zijn waar een hoge privacy verwacht wordt. Er kan bijvoorbeeld een muziekfestival gehouden worden in een bos. Ook kan de kust als natuurgebied worden gezien. Dit zijn niet altijd locaties waar een hoge privacy verwacht mag worden. Filmen met een drone van een niet voor het publiek toegankelijke plaats zou onder de nietpublieke ruimte kunnen vallen. Uit het juridisch kader bleek al dat de niet-publieke ruimte
199 200

Schermer & Van der Heide 2013, p. 1776. HR 2 mei 1997, 661, AMI 1997, 143 (Discodanser). 201 Gielen e.a. 2011, p. 505.

44

niet alleen uit de woning bestaat. Ook andere plaatsen, zoals iemands kantoor, kunnen er onder vallen. 202 Dit zou ook een locatie kunnen zijn die is afgesloten voor publiek maar waar geen dak op zit, bijvoorbeeld een stadion. Zo kan door het erkende onderscheid in publieke en niet-publieke ruimtes mensen beschermd worden in een locatie waar ze een hogere privacy verwachten. Over dit onderscheid gaat de volgende paragraaf.

5.3

Publieke en niet-publieke ruimte

In het vorige hoofdstuk kwamen twee privacyvraagstukken naar voren die te maken hebben met het onderscheid tussen de publieke en niet-publieke ruimte. De eerste ging over de hoogte waarmee drones kunnen vliegen. Dit leidt ertoe dat ze beelden kunnen maken waar zowel de publieke als de niet-publieke ruimte opstaat. De tweede kwestie hield in dat bij beveiligingscamera’s ramen en deuren kunnen worden geblindeerd, maar dat dit bij drones geen oplossing is. Drones kunnen immers overal heen vliegen. De eerste kwestie kan worden opgelost door bij een inbreuk telkens te kijken of deze in de publieke of niet-publieke ruimte plaatsvond. Indien er gefilmd werd in de niet-publieke ruimte kan strenger gestraft worden. In het privacyrechtelijke kader komt duidelijk naar voren dat privacy belangrijker is in de niet-publieke ruimte dan in de publieke ruimte. In hoofdstuk 3 kwam al naar voren dat artikel 8 EVRM ook de privacy in en rond het huis inhoudt. Ook blijkt het belang van de privacy in huis uit artikel 12 Grondwet en tussen het onderscheid in strafmaat tussen artikel 441b en 139f Wetboek van Strafrecht. Ook kan de locatie meespelen in een afweging op grond van de Wbp. Nu uit het privacyrechtelijk kader duidelijk een onderscheid blijkt tussen de publieke en niet-publieke ruimte, kan eenvoudigweg worden gekeken waar de inbreuk plaatsvond. Klaagt iemand dat hij gefilmd wordt door een drone in een nietpublieke ruimte, dan zal de gebruiker van de drone met de huidige privacywetgeving al strenger worden bestraft dan als hij gefilmd wordt in de publieke ruimte. Het aspect dat door hoogte van drones meer te zien is van zowel de publieke als niet-publieke ruimte kan worden opgelost door een hoogtegrens te stellen voor drones in nadere regelgeving. Deze regel is al bepleit in paragraaf 5.1, maar is ook in deze context een nuttige maatregel. De tweede kwestie ging er over dat bij vaste camera’s een raam kan worden geblindeerd en bij drones niet. Ook hier lijkt de wet toereikend te zijn. Als een beveiligingscamera een huis filmt en de bewoners besluiten het raam te blinderen, dan is het probleem al opgelost zonder gebruik te maken van het privacyrecht. Filmt een drone het interieur van een huis, dan kan er geen raam worden geblindeerd, maar wel een beroep op het privacyrecht worden gedaan. De privacy in huis is goed beschermd en als een drone daar filmt kan de bestuurder aangepakt worden. De privacy in de niet-publieke ruimte wordt goed beschermd. Hier is geen nadere wetgeving voor nodig die is toegespitst op drones. Wel zou een nadere regeling waarin een maximale vlieghoogte wordt vastgesteld ook hier uitkomst bieden. Dat een drone niet naar binnen mag filmen, komt al duidelijk genoeg naar voren in het algemene privacyrecht. Hier is geen nadere regelgeving voor nodig.

202

EHRM 16 december 1992, nr. 13710/88 (Niemietz/Duitsland).

45

5.4

Stelselmatigheid

In deze paragraaf gaan we eerst kijken of het privacyrechtelijk kader voldoende toereikend is om het stelselmatige observeren van drones te ondervangen. Het stelselmatig achtervolgen van een persoon is met name interessant voor de boulevardjournalistiek. Daarom wordt apart aandacht besteed aan de vraag of het ook nog meespeelt dat degene die iemand lastigvalt met een drone een journalist is. 5.4.1 Algemeen Drones maken het eenvoudig om iemand stelselmatig te volgen. Dit komt door de wendbaarheid van een drone. Deze unieke eigenschap van drones moet meespelen in de mate van privacyschending, want het zal als een grote inbreuk op de privacy worden ervaren als iemand continu gevolgd wordt door een drone met camera. Uiteraard is continu achtervolgd worden door een persoon ook een grote inbreuk, maar hierbij kan iemand nog de deur van zijn huis achter zich dicht trekken. Een drone kan een slachtoffer nog observeren als hij in de tuin zit of zelfs binnen zit. Daarom is het van belang dat de wet aandacht besteedt aan deze eigenschap van een drone. Uit de Caroline von Hannover zaak kwam naar voren dat de omvang van de stelselmatigheid kan meespelen in de mate van privacyschending. 203 Ook kwam daarin naar voren dat meespeelt welke techniek wordt gebruikt. Deze twee bevindingen van het EHRM zijn goed van toepassing bij drones. Want door deze uitspraak wordt erkend dat de ene techniek een grotere inbreuk op de privacy is dan een andere techniek. Dat betekent dat mee kan worden gewogen dat drones erg wendbaar zijn en daardoor iemand stelselmatig kan lastigvallen. Om een goede privacybescherming te bieden tegen de stelselmatige inbreuk van drones op de privacy is het nodig dat ook in nationale wetgeving met stelselmatigheid rekening wordt gehouden. In de Wbp is de stelselmatigheid van drones een factor die meespeelt, omdat bij deze wet de mate van privacyschending afgewogen kan worden. Het zal in deze afweging niet gauw toelaatbaar zijn om iemand langdurig te volgen. Bij artikelen 441b en 139f Wetboek van Strafrecht staat in de delictsomschrijving niets over de mate van stelselmatigheid. Het vereiste dat iemand opzettelijk een ander heeft gefilmd, zal bij een langdurige observatie echter al snel bewezen zijn. Bij ‘stelselmatigheid’ moet ten slotte rekening worden gehouden met het subjectieve karakter hiervan. De ene persoon zal zich eerder aangetast voelen in zijn privacy dan een ander. 204 Om de stelselmatigheid te toetsen zou een rechter kunnen kijken naar wat een gemiddeld persoon als een vergaande aantasting van privacy ervaart. 5.4.2 Belang van journalistiek in de privacywetgeving Uit de vorige paragraaf bleek dat het stelselmatig volgen van mensen door drones kan worden meegewogen in de privacywetgeving. De techniek die gebruikt wordt is zelfs expliciet genoemd als een factor die meespeelt in de vraag of iemands privacy is geschonden. Bij de mate
203 204

EHRM 24 juni 2004, nr. 59320/00 (Caroline von Hannover/Duitsland), r.o. 74. Kamerstukken II 1997/98, 25 768, nr. 3, p. 8.

46

van privacyschending weegt aan de andere kant ook het belang mee van degene die de drone gebruikte. Aangezien de stelselmatige inzet van drones in het bijzonder van belang is voor journalisten, zal hier onder ingegaan worden op de vraag in hoeverre het van belang is dat de bestuurder van de drone een journalist is. Het EHRM geeft de pers een streepje voor in uitspraken vanwege de rol die de pers in de samenleving heeft. 205 Volgens het Hof heeft de pers in de samenleving de rol van ‘public watchdog’. 206 Dit betekent dat de media een rol hebben om de regering te controleren. Bovendien kunnen in de pers open debatten worden gehouden over onderwerpen van publiek belang. Via een publiek debat in de pers kunnen burgers voldoende geïnformeerd worden, waardoor ze op grond van deze informatie hun eigen mening kunnen vormen. 207 De uitspraken van het EHRM moeten worden meegewogen in Nederland. Het belang van journalistiek kan dus ook meewegen in Nederlandse rechtszaken. Dat betekent dat ook bij afwegingen tussen privacy en het recht op informatievergaring op grond van de Wbp en het portretrecht kan meespelen dat een journalist de drone bestuurt. Bij de Wbp kan het zelfs zo zijn dat de verwerking niet onder de wet valt vanwege de journalistieke exceptie in artikel 3 Wbp. Om onder de journalistieke exceptie te vallen zal volgens de richtsnoeren van het CBP het materiaal dat door de drone is vergaard enige maatschappelijke relevantie moeten hebben. Deze is er niet bij het filmen van de buren, maar wel bij een grote misstand. 208 5.4.3 Aanbevelingen Uit het bovenstaande blijkt dus dat het feit dat de drone bestuurd wordt door een journalist wordt meegewogen. Dit heeft te maken met het belang van vrijheid van meningsuiting. Dit belang moet dan worden afgewogen met de mate van privacyschending. Als een journalist een drone stelselmatig gebruikt, zal al snel de privacy toch geschonden zijn. Dit komt omdat er vaak minder vergaande maatregelen mogelijk zijn. Daarom zal in de meeste gevallen bij stelselmatig gebruik van drones door boulevardjournalisten de privacy wel goed gewaarborgd zijn, tenzij er een belangrijke misstand wordt aangetoond met de beelden van de drone. In dat geval prevaleert het belang van de vrijheid van meningsuiting. Om privacyschendingen te voorkomen zouden er gedragsregels opgesteld kunnen worden over hoe journalisten om moeten gaan met drones. Hierbij zou gedacht kunnen worden aan regels over hoe frequent en langdurig iemand gevolgd mag worden en bij welke situaties dat geoorloofd is.

5.5

Afsluitend

Over het algemeen zijn drones goed toepasbaar in het privacyrechtelijk kader. Dit komt doordat de wetten over het algemeen techniekneutraal zijn opgesteld. Drones hebben eigenschappen die een grotere privacyschending kunnen veroorzaken dan an205 206

Voorhoof 2008. EHRM 23 september 1994, nr. 15890/89 (Jersild/Denemarken). 207 McGonagle 2009, p. 12. 208 Hins 2013, p. 104.

47

dere filmtechnieken. Met dit feit kan rekening worden gehouden in het privacyrechtelijk kader, omdat dit de mogelijkheid heeft om de mate van privacyschending af te wegen. Op een aantal specifieke punten zou nadere regelgeving nodig zijn om een goede privacybescherming te geven jegens drones. Als eerste zou een hoogtegrens ingesteld kunnen worden om de kenbaarheid van drones te vergroten en om te voorkomen dat er teveel in de niet-publieke ruimte wordt gefilmd. Ten tweede zouden gedragsregels kunnen opgesteld worden voor journalisten om te voorkomen dat ze een drone gaan gebruiken om iemand onnodig stelselmatig te volgen.

48

Hoofdstuk 6: Conclusie

Een belangrijke functie van een drone is dat hij kan filmen. Net als bij andere filmmethoden kan ongevraagd gefilmd worden als een inbreuk op de privacy worden ervaren. Echter, drones hebben eigenschappen die ervoor zorgen dat de inbreuk op de privacy groter kan zijn dan bij andere filmmethoden. Dit komt omdat een drone niet vast zit aan de grond, hij wendbaar is en hoog kan vliegen. Deze unieke eigenschappen van drones leiden tot privacyvraagstukken. Doordat een drone niet altijd zichtbaar is bijvoorbeeld, weten mensen niet of ze bespied worden door drones. Dit kan tot een ‘chilling effect’ leiden. Ook kunnen drones op plaatsen komen waar anderen een ‘redelijke privacyverwachting’ ervaren. Tevens kunnen drones door hun hoogte zowel de publieke als niet-publieke ruimte filmen. Bovendien zijn er weinig maatregelen te nemen tegen het filmen van drones van de niet-publieke ruimte. Ook zijn drones wendbaar waardoor iemand stelselmatig gevolgd kan worden. Dit laatste zal met name journalisten aanspreken. De probleemstelling in deze scriptie is in hoeverre het privacyrechtelijk kader toereikend is bij de toepassing van drones door burgers. Geconcludeerd kan worden dat het privacyrechtelijk kader over het algemeen goed toepasbaar is op het burgerlijk gebruik van drones. Dit komt doordat de privacywetgeving algemeen is opgesteld. Het nadeel van algemeen opgestelde wetgeving is dat niet alle privacyvraagstukken bij een nieuwe technologie tot in detail geregeld kunnen worden. Dit bleek ook uit de privacyvraagstukken die genoemd zijn in deze scriptie. Een oplossing hiervoor is te vinden in de ‘living instrument’ doctrine van het EHRM. Deze doctrine geeft de mogelijkheid om een wet te interpreteren in de hedendaagse situatie zonder dat een wet gewijzigd hoeft te worden. Ook biedt het privacyrechtelijk kader de mogelijkheid om een afweging te maken in de mate van privacyschending. In deze afweging moet rekening worden gehouden met het feit dat een drone gebruikt wordt en dat dit op een aantal punten een grotere privacyschending teweeg brengt. Er hoeft hiervoor geen wet aangepast worden. Hoewel het privacyrechtelijk kader door zijn algemeenheid en flexibiliteit voldoende toereikend is bij de civiele toepassing van drones, is het aan te bevelen om op een paar specifieke privacyvraagstukken toch nadere regels te stellen. Specifieke regelingen over de civiele toepassing van drones kunnen namelijk zekerheid verschaffen bij de burger over hoe drones toegepast worden. Dit kan burgers vertrouwen geven dat ze niet zomaar ongemerkt gefilmd kunnen worden door drones. Op deze manier kan het ‘chilling effect’ worden tegengegaan. Een ander voordeel van nadere regelgeving is dat ook voor de gebruiker van de drone duidelijk is wat hij wel en niet mag doen. Daarom stel ik de volgende twee nadere regelingen voor bij het civiele gebruik van drones. Ten eerste zouden er CBP richtsnoeren opgesteld kunnen worden. In deze richtsnoeren zou dan de problematiek over de kenbaarheid van drones aangepakt kunnen worden. Hierin kan een oplossing worden geboden voor het gevaar van een ‘chilling effect’ doordat mensen onvoldoende geïnformeerd worden of ze gefilmd worden. De oplossing kan er in bestaan een 49

hoogte af te spreken waar boven een drone niet mag vliegen. In dat geval zijn burgers bekend met het feit dat ze gefilmd worden en kunnen ze zo nodig maatregelen nemen als ze niet gefilmd willen worden. Dit zal het mogelijke ‘chilling effect’ verkleinen. Daarnaast kan het stellen van een hoogtegrens voorkomen dat er te vaak in de niet-publieke ruimte wordt gefilmd. Bij een lagere afstand is de kans dat iemands tuin gefilmd wordt tenslotte kleiner. Ten tweede zouden er gedragsregels voor journalisten opgesteld kunnen worden. Met name tabloidjournalisten zouden drones kunnen inzetten om iemand onnodig stelselmatig te volgen. In de gedragsregels moet een regel opgesteld worden hoe frequent en langdurig iemand gevolgd mag worden. Ook zou hierin bepaald kunnen worden in welke situaties iemand stelselmatig volgen met een drone geoorloofd is. Kort samenvattend is het huidige privacyrechtelijk kader dus toereikend ten aanzien van de burgerlijke toepassing van drones. Op een aantal punten zou nadere regelgeving wel meer zekerheid kunnen bieden aan degene die mogelijk gefilmd wordt maar ook aan de bestuurder van de drone. Dit samen zal er voor zorgen dat er voldoende privacyrechtelijke bescherming is tegen het burgerlijke gebruik van drones.

50

Lijst met geraadpleegde literatuur

Alston 2010 Ph. Alston, Report of the Special Rapporteur on extrajudicial summary or arbitrary executions (28 mei 2010), UN Doc A/HRC/14/24/Add.6. Berkvens & Prins 2004 J.M.A. Berkvens & J.E.J. Prins, ‘De bescherming van persoonsgegevens’, in: H. Franken, H.W.K. Kaspersen & A.H. de Wild (red.), Recht en Computer (5e druk), Deventer: Kluwer 2004, p. 354. Bone & Bolkom 2003 E. Bone & C. Bolkom, Unmanned Aerial Vehicles: Background and Issues for Congress (advies voor het Amerikaans Congres 25 april 2003), 2003, www.fas.org/irp/crs/RL31872.pdf. Bronzwaer & Houtekamer 2012a S. Bronzwaer & C. Houtekamer, ‘Kijk omhoog: Het vliegt en filmt. Redelijke kans dat je een onbemand vliegtuigje ziet. De opkomst van de huis-tuin-en-keukendrone,’ Nrc.Next 9 juli 2012. Bronzwaer & Houtekamer 2012b S. Bronzwaer & C. Houtekamer, ‘Drone mag buren niet filmen; Boven Nederland cirkelen 200 tot 300 onbemande vliegtuigjes rond’, NRC Handelsblad 26 oktober 2012. CBP Richtsnoeren 2007 College Bescherming Persoonsgegevens, CBP Richtsnoeren. Publicatie van gegevens op internet, december 2007. CBP Richtsnoeren 2009 College Bescherming Persoonsgegevens, CBP Richtsnoeren. Informatieplicht basisscholen met betrekking tot het onderwijskundig rapport, juni 2009. Coeckelbergh 2013 M. Coeckelbergh, Drones, information technology, and distance: mapping the moral epistemology of remote flying (paper Universiteit Twente). Cook 2006 K.T.B. Cook, ‘The Silent Force Multiplier: The History and Role of UAVs in Warfare’, IEEEAC december 2006. Van Dijk e.a. 2006 P. van Dijk, F. van Hoof, A. van Rijn & L.F. Zwaak (eds.), Theory and Practice of the European Convention on Human Rights, Antwerpen - Oxford: Intersentia 2006. 51

Dijkshoorn & Visser 2011 N. Dijkshoorn & A. Visser, ‘Integrating Sensor and Motion Models to Localize an Autonomous AR.Drone, International Journal of Micro Air Vehicles 2011, nr. 4, p. 183-200. Federal Aviation Administration 2013 Factsheet – Unmanned Aircraft Systems (UAS), rapport van Federal Aviation Administration 2013, http://1.usa.gov/U01IxG. Gerards e.a. 2009 J.H. Gerards e.a., EVRM Rechtspraak & Commentaar, Den Haag: Sdu Uitgevers 2009. Gerards 2011 J.H. Gerards, EVRM: Algemene Leerstukken, Den Haag: Sdu Uitgevers 2011. Gielen 2011 Ch. Gielen (red.), Kort begrip van het intellectuele eigendomsrecht, Deventer: Kluwer 2011, p. 503. Hins 2013 A.W. Hins, ‘De journalistieke exceptie en de bescherming van persoonsgegevens. Laveren tussen twee grondrechten’, Mediaforum 2013-4, p. 98-104. Hooghiemstra & Nouwt 2012 T.F.M. Hooghiemstra & S. Nouwt, Sdu Commentaar Wet bescherming persoonsgegevens, Den Haag: Sdu Uitgevers, p. 7, 8. Horgan 2013 J. Horgan, ‘The Drones Come Home’, National Geographic maart 2013, ngm.nationalgeographic.com/2013/03/unmanned-flight/horgan-text. Hugenholtz 2009 P.B. Hugenholtz, ‘Het Zwarte Schaep. Commercieel Portretrecht in de Periferie van het Recht van de Intellectuele Eigendom’ in: D.J.G. Visser (red.), Commercieel portretrecht. 30 jaar ’t Schaep met de vijf pooten, Amsterdam: Delex 2009, p. 235-246. Koops, Leenes & De Hert 2008 B.J. Koops, R. Leenes & P. de Hert, ‘Grondrechten en nieuwe technologieën. Een rechtsvergelijkend overzicht’, NJB 2008, 914. Kooij 2013 M.M.M. Kooij, ‘De Juridische Schemerzone van het heimelijk filmen’, Strafblad juli 2013, p. 248-252.

52

Kraak 2013 H. Kraak, ‘Drone alarm’, de Volkskrant 22 juli 2013. Kranenborg & Verhey 2011 H.R. Kranenborg & L.F.M. Verhey, Wet bescherming persoonsgegevens in Europees perspectief, Deventer: Kluwer 2011. Kuin 2012 F. Kuin, ‘De drones komen eraan’, NRC Handelsblad 31 juli 2012. Lewis 2010 P. Lewis, ‘CCTV in the sky: police plan to use military-style spy drones’, The Guardian 23 januari 2010. McGonagle 2009 T. McGonagle, ‘Free expression and respect for others’, in: Y. Lange (red.), Living Together, Straatsburg: Raad van Europa 2009, p. 7-20. Mowbray 2005 A. Mowbray, ‘The creativity of the European Court of Human Rights, Human Rights Law Review 2005-5:1, p. 57-79. Noort 2013 W. van Noort, ‘Overbodige mens; Robots en drones futuristisch? Wacht maar totdat ze zichzelf gaan aansturen. Soms gebeurt dat al’, Elsevier 27 april 2013. Nouwt, De Vries & Prins 2005 S. Nouwt, B. De Vries & C. Prins (red.), Reasonable Expectations of Privacy? Eleven Country Reports on Camera Surveillance and Workplace Privacy, Den Haag: T.M.C. Asser Press 2005. Oudes & Zwijnenburg 2011 C. Oudes & W. Zwijnenburg, Onbemand maakt onbemind? Een verkenning van het debat over drones en robots in oorlogsvoering, IKV Pax Christi, 2011, p. 28. Rapport Commissie Franken 2000 Commissie Franken, Rapport ‘grondrechten in het digitale tijdperk’, Den Haag: Rijksoverheid 2000. Rapport “Luchtruimvisie” 2012 Luchtruimvisie (een rapport van de Rijksoverheid), Den Haag: Rijksoverheid 2012. Rapport U.S. Army 2010

53

“Eyes of the Army”: U.S. Army Roadmap for Unmanned Aircraft Systems 2010-2035 (rapport van U.S. Army UAS Centre Of Excellence), 2010, p. 1, bit.ly/rrdXjO. Solove 2004 D.J. Solove, The Digital Person: Technology and Privacy in the Information Age, New York: New York University Press 2004. Sarris 2001 Z. Sarris, Survey of UAV applications in civil markets (paper Technical University of Crete) 2001, p. 10, http://med.ee.nd.edu/MED9-2001/Papers/Aerial_vehicles/med01-164.pdf. Schermer & Van der Heide 2013 B.W. Schermer & M. van der Heide, ‘Privacyrechtelijke aspecten van drones’, NJB 2013, 27 Schiphof 2008 T. Schiphof, ‘De onduidelijke journalistieke exceptie in de Wet bescherming persoonsgegevens, Mediaforum 2008-5, p. 208-211. Schneiderman 2012 R. Schneiderman, ‘Unmanned Drones are Flying High in the Military/Aerospace Sector, IEEE Signal Processing Magazine, januari 2012. Schwartz 2000 P. Schwartz, ‘Internet Privacy and the State’, Connecticut Law Review 2000-32:815. Sharkley 2012 N. Sharkley, ‘Killing Made Easy: From Joysticks to Politics in: P. Lin, K Abney & G.A. Bekey, Robot Ethics, Cambridge M.A.: MIT Press 2012. Van der Sloot 2012 B. van der Sloot, ‘Wie niet weg is, is gezien: Google Street View en privacybescherming’, Informatie september 2012, p. 14-18. Steenbruggen 2009 W.A.M. Steenbruggen, Publieke Dimensies van Privécommunicatie (diss. Amsterdam UvA) Amsterdam: Otto Cramwinckel Uitgever 2009. Verhulp 1997 E. Verhulp, Vrijheid van meningsuiting van werknemers en ambtenaren (diss. Amsterdam: UvA), Den Haag: Sdu 1997. Voorhoof 2008 D. Voorhoof, ‘Krijgen journalisten een streepje voor in Straatsburg’, Mediaforum 2008-5, p. 197-203. 54

White & Ovey 2010 R.C.A. White & C. Ovey, The European Convention on Human Rights, Oxford: Oxford University Press 2010. De Wild 2013 W. de Wild, ‘Speurtocht op grote hoogte’, AD/Haagsche Courant, 5 juni 2013.

55

EHRM EHRM 7 december 1976, nr. 5493/72 (Handyside/Verenigd Koninkrijk). EHRM 25 april 1978, nr. 5856/72, (Tyrer/Verenigd Koninkrijk). EHRM 6 september 1978, nr. 5029/71 (Klass e.a./Duitsland). EHRM 26 april 1979, nr. 13166/87 (The Sunday Times/Verenigd Koninkrijk). EHRM 9 oktober 1979, nr. 6289/73 (Airey/Ierland). EHRM 2 augustus 1984, nr. 8691/79 (Malone/Verenigd Koninkrijk). EHRM 26 maart 1985, nr. 8978/80 (X.&Y./Nederland). EHRM 16 december 1992, nr. 13710/88 (Niemietz/Duitsland). EHRM 23 september 1994, nr. 15890/89 (Jersild/Denemarken). EHRM 4 mei 1999, nr. 36448/97 (Marzari/Italië). EHRM 28 juli 1999, nr. 25803/94 (Selmouni/Frankrijk). EHRM 16 april 2002, NJ 2003, 452 (Colas Est/Frankrijk), m.nt. E.J. Dommering. EHRM 28 januari 2003, nr. 44657/98, EHRC 2003/24 (Peck/Verenigd Koninkrijk). EHRM 24 juni 2003, nr. 59320/00 (Caroline von Hannover/Duitsland). EHRM 8 juli 2003, nr. 36022/97 (Hatton/Verenigd Koninkrijk). EHRM 22 februari 2005, nr. 47148/99 (Novoseletskiy/Oekraïne). EHRM 4 december 2008, nrs. 30562/04 en 30566/04 (S. en Marper/Verenigd Koninkrijk). EHRM 15 januari 2009, nr. 1234/05, NJ 2009, 524 m.nt. E.J. Dommering (Reklos en Davourlis/Griekenland). EHRM 5 oktober 2010, nr. 420/07 (Köpke/Duitsland). EHRM 7 februari 2012, nrs. 40660/08 en 60641/08 (Von Hannover/Duitsland II). ECRM
ECRM 1955-7, nr. 159/56 (X/Duitsland).

Lijst met geraadpleegde jurisprudentie

ECRM 14 januari 1988, nrs. 32200/96 en 32201/96 (Herbecq/België). Hoge Raad HR 25 juni 1974, NJ 1974, 455. HR 19 januari 1979, NJ 1979, 383 (’t Schaep met de vijf pooten). HR 9 januari 1987, NJ 1987, 928 (Edamse Bijstandsmoeder). HR 30 oktober 1987, NJ 1988, 277. HR 19 december 1995, NJ 1996, 249 (Zwolsman). HR 2 mei 1997, 661, AMI 1997, 143 (Discodanser). Hof Amsterdam Hof Amsterdam 8 december 1994, KG 1995, 274 (Eveline v. B./RTL4). Hof Amsterdam 14 april 2009, AMI 2009-5, nr. 18 en 19 (Tiron/Sauerbreij en Elhorst).

56

Similar Documents

Free Essay

Drone

...Proposal for using Drone Technology For Commercial Use Rajat Shahi Introduction Since 2000, U.S. military has been using drones for surveillance and weaponry purposes [1]. As the year progresses, the drone technology have been striving for perfection and used more often since 2000. The reason for such a rise is drone reduces the number of causality of soldiers [1]. With such an advantage, people are slowly giving thumbs up to such great invention of technology. Such breakthrough is attracting businessmen hoping to maximize profit. Recently online shop Amazon has announced on television about using drone to deliver package ordered within thirty minutes [2]. Although this project make take about four to five years to launch, human safety and regulations set by Federal Aviation Administration (FAA) have been invoked till further development [2]. Amazon is not the only company using drone in fact Amazon gave inspiration to other companies to start investing in drones. With drones creating buzz in business world currently, next stop of its technologies being input is in aircraft. Purpose The purpose of this research proposal is to investigate whether drone technology can be compatible with airplane technology and whether it is safe or accept by society. It also discusses the work being done so far to make it reality and also compares whether pilots or technology is much safer. Not only that, it also talks about the restrictions faced by government authority [3]. Methodology ...

Words: 426 - Pages: 2

Premium Essay

Drones Regulations

...UK however, is not the only country that has relaxed rules and regulations on the use of drones. Mexico has virtually no UAV regulations to date, the Mexican governments attitude is encouraging to the use of UAV’s even to the point of using drones themselves in everything from university work to drug activity and more. New Zealand and Australia share virtually identical policies on UAV’s that are completely hands off and can be flown freely. There is only one difference between New Zealand and Australia’s regulations, and that is Australia requires anyone flying it for commercial purposes to acquire an easily obtainable identification certificate. On the other side of the spectrum there are also countries that are less then flexible in...

Words: 908 - Pages: 4

Premium Essay

Argumentaive Drones

...Is the Use of Drone Military Tactics or not? In 2002 of February 4th history was made that allowed CIA and military to use such extraordinary equipment that made it safer for pilots and national security defense to use to spy on our enemies around the world without being noticed or even harming a human life at stake. But what can we really say that these drones let alone can be worth so much money of the tax payers that we don’t see the results that they are really made for.The drone was made and it was made for just that purpose in that world to help aid in the fight in counter-terrorism let alone not let any more of our military pilots put their lives at risk in dangerous zones. But due to recent events that lead to a sort of downfall in using these pilot less drones, is it actually worth the billions we spend on it to be used in the military or is it even worth having though due to some malfunctions of the drone killed innocent civilians not only from other lands, but our own American civilians as well. Does America really needs these drones that can help with the war on terror and costing us so much money let alone deaths, or do we need something different or not even the drones at all. Back in 2008 while I was serving in Afghanistan and right now I am gearing up for another tour right after the final week of school has ended, I remember hearing about the drones and what the purpose was for. At the time I could never really see one up close and let alone be in the same...

Words: 2713 - Pages: 11

Free Essay

Drones Applications Into Logistics

...Drones applications into logistics – feasibility study Abstract The utilization of Unmanned Aerial Vehicles (UAVs) or drones in business applications can possibly drastically adjust a few commercial practices, and, all the while, change our dispositions and practices with respect to their effect on our day by day lives. The rise of UAVs into commercial applications will have to find a middle ground with the conventional ideas of wellbeing, security, protection, possession, obligation, and direction. With their capacity to gather information and improve logistics, drones are re-forming the way we ponder our physical surroundings. Notwithstanding, they likewise have been associated with being a reconnaissance gear, and their business use has been denounced by both people and dissident associations. In parallel, they have been legitimized by controls and licenses from government offices, and are utilized by organizations for reviewing, assessing, and imaging, and their mechanical advancement are driven by dynamic groups of specialists and fans of drone technology. This pressure presents extraordinary difficulties to their incorporation in the as of now existing open, legislative and private foundation. In this report, a couple of these issues to see how automatons could affect the advanced logistics, and provide suggestions for professionals, approach creators, and researchers concentrating on this technological marvel. Introduction The coming of new and developing advances...

Words: 2738 - Pages: 11

Premium Essay

Drones Research Paper

...exposition questions what are drones( personal military and first drones)and how do they work? how are drones being used by people?personal use?by business use or organizations?are there rules people have to follow? where is drone technology going and what will the future be like? https://en.m.wikipedia.org/wiki/History_of_unmanned_aerial_vehicles#Early_development A drone is a type of unmanned flying aircraft, that has a minimum of four propellers.the first drone was in 18 The first usage of a drone was recorded in 1849, August 22nd. When the Austrians attacked Venice (Italy). They released balloons containing explosives from the Austrian ship Vulcano. Drones work through radiowaves via remote controlled devises. They are battery powered. The newer drones have tracking devices fitted...

Words: 404 - Pages: 2

Premium Essay

Drones Research Paper

...These drones aren’t just used for entertainment purposes anymore or for drone races, these what these drones do aren’t typical to the public at all. These drones have jobs like us humans but more intense. Why were drones made? Drones arewere made for many different reasons. These reasons are tTransporting supplies, being flying taxies, war, to make one-way trips, and to stop poachers these are some reasons why drones are being made. Some reasons on why pPeople use drones for these reasons is to make jobslives easier and to help others faster or animals from being killed. Certain drones are designed different than other drones. Some drones are designed for a disposable drone for one way journeys and some drones are designed as weapons or as search dogs. The drones that are designed for a disposable one way journey were designed by APSARA for people that need critical supplies in California. The drones that were designed as weapons were made to help the military in wars they are able to launch missiles and take down a building in just seconds. The search dogs drones were made to track criminals and to spy and plan attacks. In 2002 American drone pilots launched 1,400 strikes...

Words: 732 - Pages: 3

Premium Essay

Recreational Drones Safety

...Recreational drones have become one of the top public safety and security concerns of this day in age. Recreational drones are a harmful pest to the general public and could watch, or harm someone even if it is just and accident. Drones are not safe and can be used against their users and the innocent bystanders near the drone, as well as risk their security, in this case they should have their use restricted to a specific point. Recreational drones can incite large amounts of panic in a public area if given the chance, or if something was to malfunction in the drone itself. All drones that are active are connected to either a smartphone, other smart device, or a controller....

Words: 1202 - Pages: 5

Premium Essay

Drones Are Going Mainstream

...4, 2012 Ms. Zbitkovskis Drones are Going Mainstream Drones are unmanned computerized aircraft issued to the military and only the military. They come in all shapes and sizes, but no matter how small they are the danger of what they are capable of is still there. The military have used these drones for bombing and spying. Civilians are trying to push rights to own drones for reasons such as keeping an eye on crops. Many believe that the constitution would be taking a back seat to let boys play with their toys if this were allowed. Too many things would happen if these machines were put in civilian hands. Violation of privacy, danger of bombing, and interference with commercial air traffic are main issues when thinking of letting civilians have this kind of technology. Drones, also known as UAV’s, have many different purposes. There are so many different types of drones in the marketing world. The most common ones have been used for military purposes. The US military has two types of drones. UAV’s, unmanned aerial vehicles, are used for high tech surveillance. UACV’s, unmanned aerial combat vehicles, are used for destroying targeted objects in war (Pugliese). There are many drones that can be mistaken for remote controlled helicopters as well. These are now issued to some police forces around the US in order to keep a closer eye on cities. Civilians are starting to demand the use of drones in many different areas. Farmers are asking for drones to watch their crops better...

Words: 1024 - Pages: 5

Premium Essay

Drones Research Paper

...flying machine. Drones can be a lot of fun if your willing to pay a small price to get one. Drones are the best way to fly safely, while still having lots of fun. They can be dangerous if they are not handled right, but if you know what to do and follow safety procedures you will remain safe. Drones can be anything from a recreational activity, to a military drone. Military drones have been around since 2002. They can be up to 40 feet long and can weigh over a thousand pounds. They can fly up to 10,000 feet in the air. They can also fly up to 300 MPH but can still hover without being seen. They are used to...

Words: 533 - Pages: 3

Premium Essay

Drones Research Paper

...While there are many possible negative side effects that could come with the increase of drone use, many researchers are also looking how drones could shape our world for the better. With a delivery time of less than 30 minutes, drones can widely increase customer satisfaction (Donahoe). Drones are far superior with respect to price and time for delivery (Wang). While drones can only carry around 5 pounds and have a limited distance away from a warehouse that it can deliver to, most packages and homes fit within those criteria (Wang). As drones do not burn fossil fuels, they are a highly more environmentally friendly system as they decrease carbon dioxide emissions by around 85% (Victoria). The drones beats the energy efficiency of the current...

Words: 294 - Pages: 2

Premium Essay

Persuasive Essay On Drones

...You have ordered a drone online or from a store. New possibilities come up such as, flying around the house and having a bird’s eye view of the neighborhood. Might even want to test limits of how high you drone can fly. Plus you can even use drones to see closer look of wildlife animals. Well it sounds fun of all be most of these actions have serious consequences. So then a question appears out of thin air. Should there been more regulations surrounding drones and what activities you can’t pilot them? There have been several reports drones having close misses with aviation vehicles. For example in August, 16 the pilot of an Allegiant Air Flight filled with rows of passengers and approaching Old Angeles International Airport spotted a small drone just under the airliner's wing. The pilot specifically said,” It almost hit us.” And this isn’t the first time close misses with a drone have been reported. There was a drone came little too close for safety with a news helicopter. Then one more that actually crashed into Airbus A326. These next close situations were followed by the harming of...

Words: 491 - Pages: 2

Premium Essay

Drone Commercialization Pros Cons

...In recent months there has been much discussion over the pros and cons of drone commercialization in regards to its effect on economy, uses, and potential risks to the public. In 2012, Congress passed the Federal Aviation Administration’s (FAA) FAA Modernization and Reform Act of 2012 in favor of the commercialization of drones which proposed general rules for small unmanned aircraft systems conducting non-recreational operations. Although speculations about these new rules in regards to United States’ businesses and economy are promising, issues such as privacy and safety have been neglected. The history of drones derived from the Wright Brother’s breakthrough experimentation with manned aircraft flight. Nearly a century later, “swift technological...

Words: 2870 - Pages: 12

Premium Essay

Legal Issues Surrounding Defense Drones

...Introduction The term “drone” covers a wide variety of unmanned aerial vehicles. Drones range in size from one pound to 30,000 pounds. Various components can be added to a drone to increase its capability. Drones can be heat-seeking or capable of detecting certain chemicals, for example. Because of the variety of functions of drones, there is a great deal of interest in both public and private sectors in expanding drone usage. As drone use evolves in the United States, there are many legal ramifications to consider. This paper discusses current drone use, the future of drones, and the legal issues involved. Government Drone Use Drones or Unmanned Aerial Vehicles (UAV) have shifted the defense landscape not only in the US but also across various other nations. It is an additional layer of defense strategy that deviates from the traditional methods employed thus far. Although they may be used in strategically planned strikes, their primary purpose is in intelligence, surveillance and reconnaissance (ISR). The US amongst other countries has been spearheading the advancement and use of this growing technology for the last decade. The Department of Defense operates approximately 8000 of these vehicles in their fleet. The use of drones by the US department of Defense is only one arm of the several other that is operated by the government. Customs and Border Protection Agency, Homeland Security, State fire departments and police departments are other significant users of this...

Words: 3474 - Pages: 14

Free Essay

Drones, Ethics, and the Armchair Soldier

...Drones, Ethics, and the Armchair Soldier This is an article by the philosopher John Kaag about how the military is dealing with the changes in today’s environment with military warfare and the affects it has on the ground pilots that are driving drones to eliminate targets and terrorists. 10 years ago the Iraq invasion was a remote control game for the soldiers, very similar to how we use our remote controls for channel surfing on the TV or video games today. Many people use remote controls to play games, shoot animals, and blow up buildings to entertain themselves. The military uses similar remote controls to direct and deliver devastating military assaults against enemies and terrorists. Today the operations of the traditional chain of command is similar to writing directions for robots but without having to think about ethics behind it. Now soldiers do not have to be carrying pounds of gear while fighting and fearing for their lives, instead they do their jobs sitting down, they have something in common with philosophers who do their job sitting down. John quoted, “For the first time in history, soldiers have something in common with philosophers: they can do their jobs sitting down.” This provides the remote control soldier additional time and ability to think about how they will use a drone to eliminate a target. Soldiers today need to work their way through arriving at the logical answer of their orders and decisions while working through existential responsibility...

Words: 1225 - Pages: 5

Premium Essay

Ethical Use Of Drones Research Paper

...When drone experts, ranchers and farmers hear the word “drone”, they really feel “up in the air.” Did you know that last year the National Agricultural Aviation Administration spent $106,000 lobbying against drones in Congress? Drones are unmanned aerial vehicles and include everything from gliders to military aircraft. The agricultural industry has heard about the use of drones for only three years and a big concern is the legality of using drones. Agricultural people have been very concerned and anxious about the use of drones according to articles read. The purpose of my paper is to provide information about drones replacing crop dusters. Drones should not replace crop dusters because there are too many hazards and dangers associated...

Words: 1627 - Pages: 7